Paus Pius XII - 12 augustus 1950
Om nu terug te komen op de bovengenoemde nieuwe opvattingen: sommigen leren of insinueren ook dingen, die afbreuk doen aan het goddelijk gezag van de Heilige Schrift. Want er zijn er, die de zin van de definitie van het Vaticaans concilie omtrent God als auteur van de Heilige Schrift durven verdraaien. Zij verkondigen opnieuw de reeds meermalen veroordeelde mening, dat de Heilige Schrift vrij is van dwaling alleen daar, waar zij spreekt over God en over punten van zedelijke en godsdienstige aard. Zij spreken zelfs ten onrechte over de menselijke zin van de heilige boeken, waaronder hun goddelijke zin, die volgens hen de enig onfeilbare is, schuil zou gaan.
Bij het verklaren van de Heilige Schrift willen zij volstrekt geen rekening houden met de "analogie van het geloof" en met de "overlevering" van de Kerk. Men zou dus de leer van de Heilige Vaders en van het gewijde leergezag eigenlijk moeten toetsen aan de heilige Schrift, zoals die op zuiver menselijke wijze door de exegeten wordt verklaard, en niet de Heilige Schrift zelf moeten interpreteren volgens de opvatting van de Kerk, die door Christus de Heer is aangesteld om heel de schat van de geopenbaarde waarheid te bewaren en te verklaren.
Bovendien zou de letterlijke zin van de heilige Schrift en de uitleg ervan, die door zoveel grote exegeten onder het toezicht van de Kerk is gegeven, volgens hun valse princiepen plaats moeten maken voor een nieuwe exegese, die zij als symbolische en geestelijke exegese betitelen. Hierdoor zouden de heilige Boeken van het Oude Testament, die op het ogenblik als een verzegelde bron in de Kerk verborgen liggen, eindelijk voor allen begrijpelijk worden. Langs deze weg zullen, zo beweren zij, alle moeilijkheden verdwijnen, want deze bestaan alleen voor hen, die zich vastklampen aan de letterlijke zin van de Heilige Schrift.
Het is voor iedereen duidelijk, hoe zeer dit alles in strijd is met de beginselen en normen van Schriftverklaring, die door onze voorgangers Leo XIII z.g. in de encycliek Paus Leo XIII - Encycliek
Providentissimus Deus
Over de studie van de Heilige Schrift
(18 november 1893), Benedictus XV z.g. in de encycliek Paus Benedictus XV - Encycliek
Spiritus Paraclitus
Over de H. Hieronymus (15 september 1920), en ook door onszelf in de encycliek Paus Pius XII - Encycliek
Divino afflante Spiritu
Over de bevordering van de studie van de Heilige Schrift
(30 september 1943) zijn vastgelegd.