Paus Pius XII - 12 augustus 1950
Geen wonder, dat deze nieuwe theorieën gevaar opleveren voor twee onderdelen van de filosofie, die uiteraard in nauw verband staan met de geloofsleer, namelijk de theodicee en de ethica. Men beweert namelijk, dat deze tot taak hebben, niet om zekerheid te geven omtrent God of een ander transcendent wezen, maar veeleer om aan te tonen, dat de leer van het geloof omtrent een persoonlijke God en Zijn geboden volmaakt beantwoordt aan de behoeften van het leven en daarom door iedereen moet worden aanvaard om niet in wanhoop te vervallen en om het eeuwig heil te bereiken. Dit alles is in flagrante tegenspraak met de documenten van onze voorgangers Leo XIII en Pius X en laat zich niet verenigen met de beslissingen van het Vaticaans Concilie. Wij zouden deze dwalingen niet behoeven te betreuren, als allen, ook in de filosofie, met de nodige eerbied luisterden naar het kerkelijk leergezag; dit heeft immers krachtens goddelijke instelling de plicht, niet alleen de schat van de geopenbaarde waarheid te bewaren en te verklaren, maar ook toezicht te houden op de filosofie, om zo te voorkomen, dat de katholieke dogma's door onjuiste meningen worden aangetast.