Paus Pius XII - 12 augustus 1950
Het is niet te verwonderen, dat deze nieuwigheden in bijna alle onderdelen van de theologie reeds verderfelijke gevolgen hebben gehad. Men trekt het in twijfel, of het menselijk verstand zonder de hulp van de "openbaring" en de goddelijke genade door bewijzen, aan het geschapene ontleend, het bestaan van een persoonlijke God kan aantonen. Men ontkent, dat de wereld een begin heeft gehad, en men beweert, dat de schepping van de wereld noodzakelijk is, omdat zij zou voortkomen uit een noodzakelijke vrijgevigheid van de goddelijke liefde. Ook ontzegt men aan God de eeuwige en onfeilbare voorkennis van de vrije menselijke handelingen. Dit alles nu is in strijd met de uitspraken van het Vaticaans concilie. 1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 2-4