Paus Pius XII - 12 augustus 1950
Helaas komen de aanhangers van nieuwigheden door hun verachting van de scholastieke theologie gemakkelijk tot verwaarlozing en zelfs tot minachting van het kerkelijk leerambt, dat met zijn gezag die theologie zo sterk steunt. Want zij stellen dit leergezag voor als een rem voor de ontwikkeling en als een beletsel voor de wetenschap. En sommige niet-katholieken beschouwen het als een onrechtvaardige belemmering, die het enkele knappere theologen onmogelijk maakt, hun wetenschap te vernieuwen. En ofschoon dit gewijde leergezag voor iedere theoloog in zaken van geloof en zeden de naaste en universele waarheidsnorm moet zijn, omdat Christus de Heer het heeft belast met het bewaren, verdedigen en verklaren van heel de schat van het geloof, - namelijk de heilige Schrift en de goddelijke "overlevering" -, toch wordt soms de verplichting van de gelovigen om ook die dwalingen te vermijden, die min of meer de ketterij naderen, en om bijgevolg "zich ook te houden aan de bepalingen en beslissingen, waarin deze verkeerde opvattingen door de H. Stoel zijn veroordeeld en verboden" Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 1324 Vgl. 1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 42, zo genegeerd, alsof zij niet bestond. Wat de pausen in hun encyclieken zeggen omtrent de aard en de inrichting van de Kerk, wordt door sommigen opzettelijk en geregeld dood gezwegen met de bedoeling om een vaag begrip ingang te doen vinden, dat volgens hun zeggen ontleend is aan de oude, vooral de Griekse Vaders. De pausen immers, zo beweren zij voortdurend, willen niet oordelen omtrent kwesties, waarover onder de theologen gedisputeerd wordt; zij moet dus terugkeren tot de oorspronkelijke bronnen en de latere bepalingen en beslissingen van het leergezag uitleggen volgens de geschriften van de oudheid.