Paus Pius XII - 1 november 1954
Wat kunnen dan de Christenen op dit ogenblik, nu eenheid en vrede van de wereld, ja ook de bronnen zelf van het leven in gevaar zijn, anders doen dan hun blik richten op haar, die zij bekleed zien met koninklijke macht? Zij, die eens het goddelijk Kind, eerstgeborene van alle schepselen en van heel de schepping, met haar mantel omhulde, moge zich thans verwaardigen evenzo alle mensen en alle volkeren met haar waakzame liefde te omgeven; zij moge als Zetel der wijsheid de waarheid doen schitteren van de woorden der H. Schrift, door de H. Kerk op haar toegepast: "Pér me reges regnant, et legum conditores iusta decernunt; per me principes imper ant, et potentes decernunt iustitiam: door mij heersen de koningen en doen de machthebbers wat rechtvaardig is; door mij regeren de vorsten en besturen de soevereinen met gerechtigheid." (Spr. 8, 15-16) Als de wereld op het ogenblik rusteloos worstelt om haar eenheid te veroveren en de vrede te verzekeren, dan is het beroep op Maria's koningschap machtiger dan alle aardse middelen en alle menselijke plannen, die altijd in een of ander opzicht te kort schieten; want dit beroep is de stem van het christelijk geloof en de christelijke hoop, die hun kracht ontlenen aan de goddelijke beloften en de onuitputtelijke hulpmiddelen, welke dit rijk van Maria ons heeft doen toestromen voor de redding van het mensdom.