Paus Pius XII - 1 november 1954
Het koningschap van Maria moet, minder nog dan dat van haar Zoon, worden opgevat overeenkomstig de werkelijkheden van het moderne politieke leven. Natuurlijk kunnen wij de wonderen van de hemel niet anders weergeven dan door de zeer onvolmaakte woorden en uitdrukkingen van de menselijke taal, maar dat betekent volstrekt niet, dat wij bij de eer, die we Maria geven, ons moeten binden aan een bepaalde bestuursvorm of aan een bijzondere politieke structuur. Het koningschap van Maria is een bovenaardse werkelijkheid, die evenwel tegelijkertijd tot in het binnenste van de harten doordringt en ze raakt in hun innerlijk wezen, in zover ze geestelijk en onsterfelijk zijn.
Maar van de grenzeloze goedheid van de allerzaligste Maagd, die wij vandaag aanroepen als de koninklijke Moeder van de Heer, verwachten wij nog andere, niet minder kostbare weldaden. Niet alleen moet zij de duistere plannen en de boze werken van de vijanden van een verenigde en christelijke mensheid vernietigen, maar zij moet daarenboven aan de mensen van heden iets van haar geest meedelen. Wij bedoelen hiermee de moedige en stoutmoedig durvende wil, die in moeilijke omstandigheden bij gevaren en hindernissen zonder aarzelen de aangewezen beslissingen weet te nemen en ze met onverwoestbare energie ten uitvoer weet te leggen, zodat hij de zwakken, de lusteloze en weifelaars met zich meesleept, d.w.z. allen, die niet meer geloven in de rechtvaardigheid en de hoogheid van de zaak, die zij moeten verdedigen. Wie ziet niet, in hoe hoge graad deze geest in Maria zelf heeft gewerkt en hoe zij de lof heeft verdiend, die "aan de sterke vrouw" Vgl. Spr. 31, 10 toekomt? Haar "Magnificat", dat lied van vreugde en onoverwinnelijk vertrouwen in de macht van God wiens werken zij gaat volvoeren, vervult haar met een heilige stoutmoedigheid, met een kracht, die de natuur niet kent.
Terwijl Maria's koningschap de regeerders van de naties kan inspireren tot een handelwijze en tot besluiten volgens de eisen] van het ogenblik, blijft zij tevens over alle volkeren van de aarde en over alle sociale klassen de overvloed van haar genaden uit storten. Na het gruwelijk schouwspel van het lijden aan de voet van het kruis, waar zij het zwaarste offer had gebracht, dat van een moeder kan gevraagd worden, ging zij voort haar moederlijke zorg te wijden aan de eerste Christenen, haar aangenomen kinderen. Omdat zij Koningin is, meer dan wie ook, door haar zielegrootheid en door de verheven genaden van God, houdt zij niet op alle schatten van haar genegenheid en haar liefdevolle zorg rijkelijk mee te delen aan het mensdom in ellende. Het rijk van Maria is niet gegrondvest op de aanspraken van haar rechten en op hooghartige heerszucht; het kent slechts één wens, zichzelf volledig te geven in hoogste en volkomen edelmoedigheid.
Vol verlangen om de gevoelens van heel het Christenvolk te vertolken, wenden wij ons daarom tot de allerzaligste Maagd met deze vurige smeekbede:
Heers over de geesten van de mensen, opdat zij niets anders zoeken dan de waarheid; over hun wil, opdat zij niets anders nastreven dan het goede; over hun harten, opdat wij niets anders beminnen dan wat ook gij bemint.
Aanvaard het vrome gebed van allen, die weten, dat uw rijk een rijk is van barmhartigheid, waar iedere smeekbede verhoring vindt, iedere smart troost, ieder onheil verzachting, iedere ziekte genezing, en waar als op een wenk van uw liefdevolle handen zelfs het leven glimlachend opstaat uit de dood.