
Paus Benedictus XVI - 20 juni 2012
Dierbare broeders en zusters,
Ons gebed is dikwijls een vraag om hulp in onze noden. En dat is normaal voor een mens, omdat wij hulp nodig hebben, wij hebben de anderen nodig en wij hebben God nodig. Het is dus normaal voor ons iets aan God te vragen, hulp te zoeken bij Hem; we moeten voor de geest houden dat het gebed dat de Heer ons leerde, het Onze Vader, een smeekgebed is en door dit gebed leert de Heer ons de prioriteiten in het gebed; het zuivert onze verlangens en zo ook ons hart. Al is het dus normaal dat wij in het gebed iets vragen, toch mag het niet alleen dat zijn. Er zijn ook redenen om te danken en als wij een beetje aandachtig zijn, zien we dat we veel goede dingen krijgen van God; Hij is zo goed voor ons dat het passend is, nodig, dat we danken. En het moet ook lofgebed zijn: als ons hart openstaat, zien wij ondanks alle problemen ook de schoonheid van de schepping, de goedheid die in Zijn schepping tot uiting komt. We moeten dus niet alleen vragen maar ook loven en danken: alleen dan is ons gebed volledig.
In zijn Brieven spreekt de heilige Paulus niet alleen over het gebed, maar doet hij ook zelf smeekgebeden, en ook lofgebeden en zegeningen voor al wat God gedaan heeft en in de mensengeschiedenis blijft doen.
Vandaag zou ik willen halt houden bij het eerste hoofdstuk van de Brief aan de Efeziërs, die juist met een gebed begint, een zegenhymne, uitdrukking van dank en vreugde. De heilige Paulus zegent God, de Vader van onze Heer Jezus Christus, omdat Hij ons in Jezus “zijn geheim raadsbesluit heeft doen kennen” (Ef. 1, 9). Wij hebben werkelijk een reden om te danken wanneer God ons het verborgene laat kennen: Zijn wil met ons en voor ons: het mysterie van Zijn wil.
“Mysterion”, “mysterie”: het is een woord dat in de Heilige Schrift en de liturgie dikwijls voorkomt. Ik wil hier niet aan filologie doen, maar in de gewone taal verwijst “mysterie” naar wat niet kan gekend worden, een werkelijkheid die wij met ons verstand niet kunnen vatten. De hymne waarmee de Brief aan de Efeziërs begint, leidt ons naar een diepere betekenis van dit woord en van de werkelijkheid waarnaar het verwijst. Voor gelovigen is “mysterie” niet zozeer het onbekende dan wel Gods barmhartige wil, Zijn liefdesplan dat zich in Jezus Christus ten volle geopenbaard heeft en ons de mogelijkheid biedt “met alle heiligen te vatten, wat de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en te kennen de liefde van Christus, die alle kennis te boven gaat” (Ef. 3, 18-19). Het ongekend mysterie van God is geopenbaard: God houdt van ons, van in den beginne houdt Hij van ons, van in de eeuwigheid.
Blijven wij dan even staan bij dit plechtige en diepe gebed. “Gezegend is God, de Vader van onze Heer Jezus Christus” (Ef. 1, 3). De heilige Paulus gebruikt het werkwoord “euloghein”, dat over het algemeen de vertaling is van het hebreeuwse woord “barak” : het betekent loven, verheerlijken, God de Vader danken, die de Bron is van de heilsgoederen, Degene “die ons in de hemelen in Christus heeft gezegend met elke geestelijke zegen”.
De apostel dankt en looft, maar denkt ook na over de redenen die de mens tot deze lof, deze dankzegging aanzetten en hij duidt op de fundamentele elementen van Gods plan en de fasen ervan. Vooreerst moeten wij God de Vader zegenen omdat, schrijft de heilige Paulus, Hij “ons uitverkoren (heeft) voor de grondlegging der wereld, om heilig en vlekkeloos te zijn voor zijn aangezicht. In liefde heeft Hij ons voorbestemd” (Ef. 1, 4). Wat ons heilig en vlekkeloos maakt, is de liefde. God heeft ons tot het bestaan, tot heiligheid geroepen. En die keuze gaat zelfs vooraf aan de schepping van de wereld. Reeds voor de grondlegging der wereld maakten wij deel uit van Zijn plan, waren wij in Zijn gedachte. Met de profeet Jeremia kunnen wij zeggen dat Hij ons reeds kende voordat wij in de moederschoot gevormd werden Vgl. Jer. 1, 5 ; en ons kennende, hield Hij van ons. Roeping tot heiligheid, dat wil zeggen tot gemeenschap met God, behoort tot het eeuwig plan van deze God, een plan dat zich uitstrekt over de geschiedenis en dat alle mannen en vrouwen van de wereld omvat, omdat heiligheid een universele roeping is. God sluit niemand uit, Zijn plan is louter liefde. De heilige Johannes Chrysostomus zegt: “Hij heeft ons heilig gemaakt, maar men dient heilig te blijven. Heilig is wie deel heeft aan het geloof” H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Brief aan de Efeziërs, In epistulam ad Ephesios. 1,1-4.
En de heilige Paulus vervolgt: God heeft ons voorbestemd, Hij heeft ons uitverkoren om “geadopteerde kinderen (te zijn) door Jezus Christus” om ingelijfd te zijn in Zijn enige Zoon. De apostel beklemtoont de belangeloosheid van dit wonderlijk plan van God met de mensheid. God kiest ons, niet omdat wij goed zijn maar omdat Hij goed is. In de oudheid zei men van de goedheid: “bonum est diffusivum sui”; het goede deelt zichzelf mee, het behoort tot het wezen van het goede zich mee te delen, zich te verspreiden. En omdat God goedheid is, is Hij communicatie van goedheid, wil Hij communiceren; Hij schept omdat Hij ons Zijn goedheid wil meedelen en ons goed en heilig maken.
De visie die de heilige Paulus ons in deze grote zegening aanbiedt, liet ons de werking zien van de drie Personen van de Drie-eenheid: de Vader, die ons reeds voor de schepping van de wereld uitverkoren heeft, die aan ons gedacht heeft en ons schiep; de Zoon die ons met Zijn Bloed vrijgekocht heeft en de Heilige Geest die de waarborg is van onze verlossing en toekomstige heerlijkheid. In volhardend gebed, in een dagelijkse band met God, leren ook wij, zoals de heilige Paulus, de tekenen van dit plan en deze werking steeds duidelijker te zien: in de schoonheid van de Schepper die in Zijn schepselen tot uiting komt Vgl. Ef. 3, 9 , zoals de heilige Franciscus van Assisië zingt: “Geloofd zijt Gij, mijn Heer, met alle schepselen” H. Franciscus van Assisi, Boek, Zonnelied, Cantico delle creature - Cantico di frate sole (1 jan 1224). FF 263. Het is belangrijk, vooral nu en tijdens de vakantieperiode, aandacht te hebben voor de schoonheid van de schepping en in deze schoonheid Gods gelaat te zien. In hun leven tonen de heiligen duidelijk wat Gods macht in de zwakheid van de mens kan doen. En Hij kan het ook voor ons. In heel de heilsgeschiedenis, waarin God ons nabij gekomen is en geduldig onze tijd afwacht, heeft Hij begrip voor onze ontrouw, bemoedigt Hij onze inspanningen en leidt Hij ons.
Dierbare vrienden, wanneer het gebed ons geestelijk leven voedt, worden wij bekwaam wat de heilige Paulus “het mysterie van het geloof” noemt, met een zuiver geweten te bewaren (1 Tim. 3, 9). Het gebed, dat een “gewoonte” is met God te zijn, brengt mannen en vrouwen voort die niet bezield zijn door eigenliefde, door het verlangen naar bezit, door dorst naar macht, maar door belangeloosheid, door het verlangen lief te hebben, de dorst om te dienen, dat wil zeggen bezield door God; en alleen zo kan men in de duisternis van de wereld licht brengen.
Ik zou deze catechese willen beëindigen met het slot van de Romeinenbrief. Met de heilige Paulus brengen ook wij eer aan God want Hij heeft ons in Jezus Christus alles gegeven wat bestaat en Hij gaf ons de Vertrooster, de Geest der Waarheid. Paulus schrijft op het einde van de Brief aan de Romeinen:
“Aan Hem die de macht heeft u sterk te maken – volgens het Evangelie van Jezus Christus, dat ik verkondig, volgens de openbaring van het mysterie, dat eeuwenlang verzwegen bleef maar nu is onthuld, en dat krachtens de opdracht van de eeuwige God aan de hand van profetische geschriften is meegedeeld aan alle heidenvolken om hen te brengen tot de gehoorzaamheid van het geloof – aan Hem, de enige, alwijze God, zij de heerlijkheid door Jezus Christus in de eeuwen der eeuwen! Amen” (Rom. 16, 25-27).