Sinds het begin van haar weg, heeft de Kerk deze aanroeping opgenomen en zich toegeëigend, vooral in het gebed van het Onze Vader, waarin wij dagelijks zeggen: “Onze Vader … Uw wil geschiede op aarde als in de hemel” (
Mt. 6, 9-10). In de
Brieven van de heilige Paulus vinden wij het twee keer terug. De apostel - we hebben hem zopas beluisterd - richt zich tot de Galaten met deze woorden: “En het bewijs dat ge zonen zijt: Hij heeft de Geest van zijn Zoon in ons hart gezonden, die roept: Abba, Vader!” (
Gal. 4, 6). En in het midden van dit lied tot de Geest, dat het achtste hoofdstuk is in de
Brief aan de Romeinen, zegt de heilige Paulus: “De geest die gij ontvangen hebt, is er niet een van slaafsheid, die u opnieuw vrees zou aanjagen. Gij hebt een geest van kindschap ontvangen, die ons doet uitroepen: Abba, Vader!” (
Rom. 8, 15). Het Christendom is geen godsdienst van angst, maar van vertrouwen en liefde voor de Vader die ons bemint. Deze twee compacte uitspraken gaan over de zending en het ontvangen van de Heilige Geest, Gave van de Verrezene, die ons tot zonen maakt in Christus, de enige Zoon, en die ons in een kinderlijke relatie met God brengt, een relatie van diep vertrouwen, zoals dat van kleine kinderen; een kinderlijke relatie zoals die van Jezus, ook al heeft zij een andere oorsprong en diepgang: Jezus is de eeuwige Zoon van God die mens geworden is, maar wij, wij worden zoon in Hem, in de tijd, door het geloof en de Sacramenten van Doopsel en Vormsel; dank zij deze twee sacramenten, worden wij ondergedompeld in het Paasmysterie van Christus. De Heilige Geest is de kostbare en noodzakelijke gave die ons tot kinderen van God maakt, die deze adoptie verwezenlijkt waartoe alle mensen geroepen zijn omdat, zoals de Goddelijke zegen in de
Brief aan de Efeziërs zegt, God “ons (heeft) uitverkoren voor de grondlegging der wereld, om heilig en vlekkeloos te zijn voor zijn aangezicht. In liefde heeft Hij ons voorbestemd zijn kinderen te worden door Jezus Christus” (
Ef. 1, 4-5).