Pater Raneiro Cantalamessa, ofm cap. - 16 maart 2012
Het resultaat van dit proces is dat men uiteindelijk stilzwijgend en hypocriet het bestaan aanvaardt van twee verschillende geloven en twee christendommen, die onderling niets meer gemeenschappelijk hebben tenzij de naam: het christendom van het Credo van de Kerk en van gemeenschappelijke oecumenische verklaringen, dat met de woorden van de 1e Concilie van Constantinopel
Credo van Nicea - Constantinopel
(31 juli 381) nog steeds het geloof belijdt in de Drie-eenheid en de volledige Godheid van Christus, en het christendom - ook exegetisch en theologisch - van brede lagen van de cultuur, dat die waarheden ontkend of anders interpreteert.
In dat klimaat lijkt een terugkeer naar de Kerkvaders opportuun, niet alleen om de inhoud van het dogma te kennen toen het ontstond, maar nog meer om de vitale eenheid terug te vinden tussen het beleden en het beleefde geloof, tussen de “zaak” en de “formulering” ervan. Voor de Kerkvaders waren de Drie-eenheid en de dualiteit van de naturen en de eenheid van de persoon van Christus, geen waarheden waarover rond een tafel moest beslist worden of gedebatteerd in boeken in dialoog met andere boeken; het waren vitale problemen. Als parafrase van een uitspraak die in sportwereld de ronde doet, zouden we kunnen zeggen dat die waarheden voor hen geen kwestie waren van leven of dood: maar veel meer!