De contemplatie van Christus heeft in Maria een onovertrefbaar voorbeeld. Het gelaat van de Zoon behoort Haar op bijzondere manier toe, want in haar schoot heeft Hij vorm genomen en van Haar heeft Hij de menselijke gestalte gekregen. Niemand heeft zich meer overgegeven aan het schouwen van Christus’ gelaat, dan Maria. De ogen van haar hart waren reeds op zekere manier bij de boodschap op Hem gericht, wanneer Zij Hem door de werking van de Heilige Geest heeft ontvangen. In de volgende maanden begint Zij Zijn aanwezigheid reeds te voelen, tot op de dag van de geboorte, wanneer haar ogen het gezicht van de Zoon met moederlijke tederheid kunnen schouwen, terwijl Zij Hem in doeken wikkelt en in de kribbe legt. De herinneringen aan Jezus, die in haar geheugen en hart verankerd zijn, hebben ieder ogenblik van Maria’s leven getekend. Zij leeft met de blik op Christus en behoedt ieder woord van Hem als een schat. De heilige Lucas zegt: “Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en overwoog ze bij zichzelf.” (
Lc. 2, 19) Zo beschrijft hij de houding van Maria tegenover het mysterie van de menswording, een houding, die Zij heel haar leven zal aannemen: Zij bewaart alles in haar hart en denkt erover na. Lucas is de evangelist die ons dichter bij Maria’s hart brengt, haar geloof,
Vgl. Lc. 1, 45
hoop en gehoorzaamheid,
Vgl. Lc. 1, 38
vooral haar innerlijkheid en gebed
Vgl. Lc. 1, 46-56
, haar vrijwillige instemming met Christus.
Vgl. Lc. 1, 55
En dat alles komt door de gave van de Heilige Geest die over Haar neerdaalt,
Vgl. Lc. 1, 35
zoals Hij over de apostelen zal neerdalen overeenkomstig de belofte van Christus.
Vgl. Hand. 1, 8
Dit beeld van Maria dat de heilige Lucas ons schenkt, toont de Moeder Gods als voorbeeld voor iedere gelovige, die de woorden en daden van Jezus bewaart en zich ermee confronteert; deze confrontatie betekent in het kennen van Jezus altijd een vooruitgang. In het spoor van de zalige Paus Johannes Paulus II
Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Over de allerheiligste Rozenkrans, Rosarium Virginis Mariae (16 okt 2002) kunnen we zeggen, dat het rozenkransgebed Maria tot voorbeeld heeft, omdat het erin bestaat de mysteries van Christus te overwegen in geestelijke vereniging met de Moeder van de Heer. De bekwaamheid van Maria uit Gods blik te leven, is bij wijze van spreken aanstekelijk. De eerste, die dit ervaren heeft, is de heilige Jozef. Zijn deemoedige en oprechte liefde voor zijn verloofde en het besluit zijn leven met dat van Maria te verbinden, heeft ook hem, die een “rechtvaardige” is, (
Mt. 1, 19) tot buitengewone vertrouwelijkheid met God gebracht. Want hij begint met Maria en dan vooral met Jezus, een nieuwe relatie met God, hij neemt Hem in zijn leven op, hij treedt tot Zijn heilsplan toe door Zijn wil te doen. Nadat hij met vertrouwen op de aanwijzing van de engel is ingegaan – “wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, tot u te nemen” (
Mt. 1, 20) – heeft hij Maria tot zich genomen en zijn leven met Haar gedeeld; hij heeft zich werkelijk geheel en al aan Maria en Jezus gegeven en dat heeft zijn antwoord op de roeping die hij gekregen had, tot volmaaktheid gevoerd. Zoals wij weten, staat in het Evangelie geen enkel woord over Jozef: zijn aanwezigheid is een zwijgzame, doch trouwe, bestendige, actieve aanwezigheid. Wij kunnen ons voorstellen dat ook hij, zoals zijn verloofde en in innige overeenstemming met Haar, de jaren van de kindsheid en de jeugd van Jezus beleefd heeft, Zijn aanwezigheid in het gezin om zo te zeggen, genoten heeft. Jozef heeft zijn vaderlijke opdracht volledig vervuld, in ieder opzicht. Hij heeft Jezus zeker leren bidden, samen met Maria. Hij heeft Hem vooral mee naar de synagoge genomen, voor de eredienst op de sabbat, en naar Jeruzalem voor de grote feesten van het volk Israël. Naar joodse traditie, zal Jozef het huiselijk gebed geleid hebben, zowel in het dagelijks leven – ’s morgens, ’s avonds, bij de maaltijden – als ook op de belangrijke religieuze feesten. Zo heeft Jezus in het dagelijks ritme, dat hij in Nazareth doorbracht tussen het bescheiden huis en Jozefs werkplaats, geleerd om gebed en werk af te wisselen en God ook de inspanningen te offeren om voor het gezin het noodzakelijke brood te verdienen.
