
Paus Benedictus XVI - 23 februari 2012
Dierbare broeders,
Elk jaar, aan het begin van de Veertigdagentijd, is het voor mij een grote vreugde mijn ‘clerus’, de parochiegeestelijkheid van Rome, te ontmoeten, en het doet me goed te zien dat we vandaag zo talrijk zijn. Ik dacht dat we in deze grote aula als groep bijna verloren zouden zitten, maar ik zie dat we een sterk leger van God zijn en dat we in deze, onze tijd, de strijd aan kunnen gaan die noodzakelijk is om het Rijk van God te bevorderen en vooruit te doen gaan. Gisteren hebben wij het strijdperk betreden door de poort van de Veertigdagentijd, de jaarlijkse hernieuwing van ons Doopsel; we herhalen als het ware ons catechumenaat, door ons opnieuw te verdiepen in ons gedoopt zijn, ons gedoopt zijn te hernemen, terug te keren naar ons gedoopt zijn en ons ingelijfd zijn in Christus. Op deze manier kunnen we ook opnieuw proberen onze gemeenschappen binnen te leiden in deze intieme communio of gemeenschap met de dood en de verrijzenis van Christus, opdat ook zij steeds meer gelijkvormig worden aan Christus, steeds meer echte christenen worden.