
Paus Benedictus XVI - 7 maart 2012
Dierbare broeders en zusters,
In de vorige catecheses heb ik over het gebed van Jezus gesproken en ik zou deze reflectie niet willen beëindigen zonder even halt te houden bij het thema van de stilte van Jezus, zo belangrijk in de verhouding tot God.
In de postsynodale apostolische Exhortatie “Paus Benedictus XVI - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Verbum Domini
Over de Heilige Schrift - naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2008 Het Woord van God in het leven en de zending van de Kerk
(30 september 2010)” heb ik verwezen naar de rol van de stilte in Jezus’ leven, vooral op Golgotha: “Wij staan hier tegenover de taal van het kruis Vgl. 1 Kor. 1, 18
. Het Woord zwijgt, het Woord wordt doodse stilte want Het heeft zich uitgesproken totdat Het zweeg en Het heeft niets voor zich gehouden van wat Het moest meedelen” Paus Benedictus XVI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de Heilige Schrift - naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2008 "Het Woord van God in het leven en de zending van de Kerk", Verbum Domini (30 sept 2010), 12. Tegenover deze stilte van het kruis, legt de heilige Maximus de Belijder deze woorden op de lippen van de Moeder van God:
“Het Woord van de Vader, dat heel de sprekende natuur geschapen heeft, is zonder woorden; zonder beweging zijn de gedoofde ogen van Hem door wiens woord en gebaar alles wat beweegt, bewogen wordt” H. Maximus Confessor, La vita di Maria. nr. 89: “Teksten over Maria uit het eerste millennium”, 2, Roma 1989, p. 253.
Het kruis van Christus toont niet alleen de stilte van Jezus, die Hij als Zijn laatste woord tot Zijn Vader richt, maar openbaart ook dat God door de stilte spreekt:
“De stilte van God, de ervaring dat de Almachtige en Vader zich verwijderd heeft, is een doorslaggevende fase in de aardse loopbaan van de Zoon van God, het mens geworden Woord. Hangend aan het kruishout, heeft Hij de pijn uitgeschreeuwd die zo een stilte veroorzaakt: “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” (Mc. 15, 34)(Mt. 27, 46). Tot Zijn laatste levensadem in de gehoorzaamheid volhardend, heeft Jezus in het duister van de dood de Vader aanroepen. Aan de Vader geeft Jezus zich over op het ogenblik van de overgang, doorheen de dood naar het eeuwige leven: 'Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest' (Lc. 23, 46)” Paus Benedictus XVI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de Heilige Schrift - naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2008 "Het Woord van God in het leven en de zending van de Kerk", Verbum Domini (30 sept 2010), 21.
Jezus’ ervaring op het kruis openbaart veel over de situatie van de biddende mens en geeft het hoogtepunt aan van het gebed: na het woord van God beluisterd en erkend te hebben, moeten wij ons ook meten met de stilte van God, die een belangrijke uiting is van het Goddelijk woord.
De dynamiek tussen woord en stilte, die het gebed van Jezus gedurende heel Zijn aardse bestaan tekent, raakt ook ons gebedsleven in twee richtingen.
De eerste is het opnemen van Gods woord. Innerlijke en uiterlijke stilte zijn nodig opdat dit woord kan gehoord worden. En dat is in deze tijd bijzonder moeilijk voor ons. Wij leven inderdaad in een tijd die voor ingekeerdheid niet bevorderlijk is; in tegendeel, men heeft soms de indruk dat men angst heeft om zich zelfs voor een ogenblik los te maken van de vloed van woorden en beelden die onze dagen kenmerken en vullen. Daarom heb ik in de Exhortatie “Paus Benedictus XVI - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Verbum Domini
Over de Heilige Schrift - naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2008 Het Woord van God in het leven en de zending van de Kerk
(30 september 2010)” die ik zo juist citeerde, herinnerd aan de noodzaak om gevormd te zijn in de waarde van de stilte:
“Het centrale karakter herontdekken van Gods woord in het leven van de Kerk, betekent de zin van ingekeerdheid en innerlijke vrede herontdekken. De grote traditie van de Kerkvaders leert ons dat de mysteries van Christus met stilte verband houden; alleen daardoor kan het Woord in ons Zijn verblijf nemen, zoals bij Maria, die onafscheidelijk de vrouw van het Woord en van de stilte is” Paus Benedictus XVI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de Heilige Schrift - naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2008 "Het Woord van God in het leven en de zending van de Kerk", Verbum Domini (30 sept 2010).
Dit principe – volgens hetwelk men zonder stilte een woord niet kan horen, luisteren, ontvangen – geldt vooral voor het persoonlijk gebed, maar ook voor onze liturgie: om een authentiek luisteren te vergemakkelijken, moet zij ook rijk zijn aan momenten van stilte en zonder woorden in zich opnemen. Deze bemerking van de heilige Augustinus is vandaag nog geldig: “Verbo crescente, verba deficiunt” – “Wanneer het Woord verschijnt, zwijgen de woorden” H. Augustinus, Preken, Sermones. 288, 5: PL 38, 1307 H. Augustinus, Preken, Sermones. 120,2: PL 38,677. De Evangelies tonen Jezus dikwijls, vooral op het ogenblik van beslissende keuzes, wanneer Hij zich alleen terugtrekt, afgezonderd van de menigte en Zijn leerlingen, om in stilte te bidden en Zijn kinderlijke band met God te beleven. Stilte is in staat om innerlijke ruimte te maken in het diepst van onszelf, om er God te laten wonen, zodat Zijn woord in ons blijft, onze liefde voor Hem wortel schiet in onze geest en ons hart en ons leven bezielt. Dat is dus de eerste richting: opnieuw stil leren zijn, openheid voor het luisteren, om ons voor de andere open te stellen, voor het woord van God.
Maar er is ook een tweede band tussen de stilte en het gebed, die van belang is. Het is namelijk niet alleen onze stilte die ons in de gesteltenis brengt om Gods woord te beluisteren; dikwijls worden wij in het gebed geconfronteerd met de stilte van God, hebben wij bijna een gevoel van verlatenheid, lijkt het dat God niet naar ons luistert en niet antwoordt. Maar zoals deze stilte van God voor Jezus geen teken is van Zijn afwezigheid, zo is zij dat evenmin voor ons. Een christen weet goed dat de Heer aanwezig is en luistert, zelfs in het duister van pijn, weigering en eenzaamheid. Jezus geeft Zijn leerlingen en ieder van ons, de verzekering dat God in al onze levenssituaties onze noden goed kent. Hij onderricht Zijn leerlingen: “Als gij bidt, gebruikt dan geen omhaal van woorden, zoals de heidenen; want deze menen dat zij door hun veelheid van woorden verhoring zullen vinden. Volgt hun voorbeeld dus niet na, want voordat gij Hem vraagt, weet uw Vader wat gij nodig hebt” (Mt. 6, 7-8): een aandachtig, stil, open hart is belangrijker dan vele woorden. God kent ons ten diepste, beter dan wij onszelf, en Hij bemint ons: dit te weten, moet ons volstaan. In de Bijbel is de ervaring van Job in dit opzicht van bijzondere betekenis. In korte tijd verliest deze man alles: zijn verwanten, zijn bezit, zijn vrienden, zijn gezondheid; Gods houding ten opzichte van hem lijkt werkelijk verlatenheid, volledige stilte. En toch spreekt en roept Job tot God, vanuit zijn band met Hem: ondanks dat alles, bewaart hij in het gebed zijn geloof ongeschonden en uiteindelijk ontdekt hij de waarde van zijn ervaring en van de stilte van God. Zo kan hij, zich tot God richtend, tenslotte besluiten: “Alleen van horen zeggen, kende ik U, nu heb ik U gezien met eigen ogen” (Job 42, 5): wij allen, wij kennen God slechts van horen zeggen en hoe meer wij open staan voor Zijn stilte en onze stilte, des te meer beginnen wij Hem echt te kennen. Dit extreme vertrouwen dat openstaat voor een diepe ontmoeting met God is in de stilte gerijpt. De heilige Franciscus Xaverius bad tot de Heer:
“Ik hou van U, niet omdat Gij mij Uw paradijs kunt geven of mij tot de hel veroordelen, maar omdat Gij mijn God bent. Ik bemin U omdat Gij bent wie Ge bent”.
Nu we op weg zijn naar het einde van deze overwegingen over Jezus’ gebed, komen enkele onderrichtingen voor de geest uit de Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997):
“Welk een drama het gebed is, wordt ons volledig geopenbaard in het Woord dat vlees geworden is en onder ons woont. Als wij proberen zijn gebed te begrijpen, via dat wat zijn getuigen erover verkondigen in het evangelie, dan moeten wij tot Jezus, de heilige Heer, naderen als tot de brandende doornstruik: eerst moeten we overwegen hoe Hijzelf bidt; dan moeten wij luisteren hoe Hij ons leert bidden; tenslotte zullen we dan ontdekken hoe Hij ons gebed verhoort”. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2598
En hoe leert Jezus ons bidden? We vinden een duidelijk antwoord in het “Catechismus-Compendium
Compendium van de Catechismus van de Katholieke Kerk
(28 juni 2005)”:
“Jezus leert ons bidden, niet alleen door het gebed van het Onzevader, maar ook wanneer Hij zelf bidt. Op deze wijze laat Hij ons behalve de inhoud ook de gesteltenissen voor het ware gebed zien: de zuiverheid van een hart, dat het Koninkrijk zoekt en zijn vijanden vergeeft; het vrijmoedige en kinderlijke vertrouwen, dat overstijgt wat wij voelen en begrijpen; de waakzaamheid, die de leerling beschermt tegen de bekoring.” Catechismus-Compendium, Compendium van de Catechismus van de Katholieke Kerk (28 juni 2005), 544
Voor ons, die dikwijls begaan zijn met de efficiëntie van onze ondernemingen en de concrete resultaten die moeten verkregen worden, toont het gebed van Jezus ons dat wij er nood aan hebben om halt te houden, om innige momenten met God te beleven, ons los te maken van het dagelijkse lawaai om te luisteren, om naar de wortel te gaan van wat ons draagt en ons leven voedt. Eén van de mooiste momenten in het gebed van Jezus doet zich juist voor wanneer Hij zich tot de Vader richt, om het hoofd te bieden aan de ziektes, tegenslagen en beperktheid van Zijn toehoorders, en Hij degenen die Hem omringen zo leert waar de bron van hoop en heil te vinden is. Ik heb reeds het ontroerende voorbeeld gegeven van Jezus’ gebed aan het graf van Lazarus. De evangelist Johannes vertelt het gebeuren als volgt:
“Toen namen ze de steen weg. Jezus sloeg de ogen ten hemel en sprak: ‘Vader, Ik dank U dat Gij Mij verhoord hebt. Ik wist wel, dat Gij Mij altijd verhoort, maar omwille van het volk rondom Mij heb Ik dit gezegd, opdat zij mogen geloven, dat Gij Mij gezonden hebt’. Na deze woorden riep Hij met luider stem: ‘Lazarus, kom naar buiten!’” (Joh. 11, 41-43)
Doch op het ogenblik van Zijn lijden en dood bereikt Jezus het hoogtepunt van Zijn diep gebed tot de Vader, wanneer Hij het uiterste “ja” zegt tot Gods plan en toont hoe de menselijke wil zijn vervulling vindt in de volledige instemming met Gods wil en niet in de tegenstelling daarmee. In het gebed van Jezus, in Zijn roep tot de Vader van op het kruis, concentreren zich
“alle noodkreten van de mensheid van alle tijden, onderworpen aan de zonde en aan de dood, alle vragen en voorbeden van de heilsgeschiedenis ... Dit is het ogenblik dat de Vader ze aanvaardt en ze, boven alle verwachting, verhoort: Hij laat zijn Zoon verrijzen. Zo komt het drama van het gebed in de scheppings- en heilseconomie van schepping en heil tot vervulling en voltooiing.” Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997)
Dierbare broeders en zusters, vragen wij de Heer met vertrouwen, dat wij de weg van het kinderlijk gebed zouden gaan, dat wij elke dag van de Enige Zoon die voor ons is mens geworden, zouden leren hoe wij ons tot God moeten richten. De woorden van de heilige Paulus over het christenleven in het algemeen, gelden ook voor ons gebed:
“Ik ben ervan overtuigd, dat noch de dood noch het leven, noch engelen noch boze geesten, noch wat is noch wat zijn zal, en geen macht in de hoge of in de diepte, noch enig wezen in het heelal ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, die is in Christus Jezus onze Heer.” (Rom. 8, 38-39)