Internationale Theologische Commissie - 29 november 2011
THEOLOGIE VANDAAG: PERSPECTIEVEN, PRINCIPES EN CRITERIA | |||
► | Rekenschap afleggen van Gods Waarheid | ||
► | Wetenschap en wijsheid |
Deze slotparagraaf gaat over het feit dat theologie niet alleen wetenschap maar ook wijsheid is en een speciale rol te vervullen heeft in de samenhang tussen alle menselijke kennis en het goddelijke mysterie. De menselijke persoon stelt zich niet tevreden met deelwaarheden, maar probeert verschillende stukjes en gebieden van kennis aaneen te knopen, om zo de uiteindelijke waarheid van alle dingen en het menselijke leven zelf te begrijpen. Dit zoeken naar wijsheid is zonder twijfel een eigen drijfveer van de theologie en maakt haar verwant met spirituele ervaring en de wijsheid van de heiligen. Meer in het algemeen echter nodigt de theologie iedereen uit tot de erkenning, dat de uiteindelijke waarheid transcendent is en nooit volledig kan worden begrepen of bemachtigd. Theologie is niet alleen zelf wijsheid, ze is ook een uitnodiging tot wijsheid voor andere disciplines. Wanneer theologie present is in het wetenschappelijke debat en het universitaire leven, dan kan het weldadige effect ervan zijn, dat haar aanwezigheid iedereen eraan herinnert dat het menselijke verstand geroepen is tot wijsheid, en dat het een veelbetekenende vraag is die Jezus stelt als hij voor het eerst het woord voert in het Johannes-Evangelie: ‘Wat zoeken jullie?’ (Joh. 1, 38).
In het Oude Testament komt de kernboodschap van theologie die wijsheid is drie keer voor: ‘De grondslag van de wijsheid is ontzag voor de Heer’ (Ps. 111, 10). Vgl. Spr. 1, 7 Vgl. Spr. 9, 10 Basis voor dit motto is het inzicht van de wijzen van Israël, dat Gods wijsheid werkzaam is in de schepping en in de geschiedenis en dat wie zich dat realiseert de betekenis van de wereld en de gebeurtenissen kan begrijpen. Vgl. Spr. 7. vv. Vgl. Wijsh. 7. vv ‘Ontzag voor de Heer’ is de juiste houding in Gods nabijheid (coram Deo). Wijsheid is de kunst om de wereld te begrijpen en het eigen leven richting te geven in overgave aan God. In de boeken Prediker en Job wordt op plastische wijze duidelijk dat het menselijke begrip van Gods denken en handelen beperkt is, niet om daarmee de menselijke wijsheid onderuit te halen, maar om haar te verdiepen binnen de horizon van Gods wijsheid.
Jezus zelf stond in deze wijsheidstraditie van Israël en in hem onderging de openbaringstheologie van het Oude Testament een transformatie. Hij bad: ‘Ik dank U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat U dit verborgen hebt voor wijzen en verstandigen en het onthuld hebt aan eenvoudigen’ (Mt. 11, 25). Deze weerlegging van de traditionele wijsheid staat in het Evangelie in de context van de aankondiging van iets nieuws: de eschatologische openbaring van Gods liefde in de persoon van Jezus Christus. Jezus vervolgt: ‘Niemand kent de Zoon behalve de Vader, en niemand kent de Vader behalve de Zoon, en ieder aan wie de Zoon Hem heeft willen openbaren. Kom allen naar Mij toe die afgemat en belast zijn, en Ik zal u rust geven. Neem mijn juk op en kom bij Mij in de leer, omdat Ik zachtmoedig ben en eenvoudig van hart, en u zult rust vinden voor uw ziel’ (Mt. 11, 27-29). Wie dat wil leren moet in het gezelschap van Jezus verkeren. Alleen hij ontsluit de Schriften Vgl. Lc. 24, 25-27 Vgl. Joh. 5, 36-40 Vgl. Openb. 5, 5 , omdat Gods waarheid en wijsheid in hem geopenbaard zijn.
De apostel Paulus kritiseert de ‘wijsheid van de wereld’, die het kruis van Jezus Christus als louter ‘dwaasheid’ beschouwt (1 Kor. 1, 18-20). Hij verkondigt deze dwaasheid als ‘Gods geheimnisvolle wijsheid, het verborgen plan dat door God van alle eeuwigheid af is ontworpen’ (1 Kor. 2, 7) en nu geopenbaard. Het kruis is het cruciale moment in Gods heilsplan. De gekruisigde Christus is ‘Gods kracht en Gods wijsheid’ (1 Kor. 1, 18-25). Gelovigen in wie ‘de gezindheid van Christus’ is (1 Kor. 2, 16), ontvangen deze wijsheid, die toegang geeft tot het ‘geheim van God’ (1 Kor. 2, 1-2). Het is belangrijk op te merken dat de paradoxale wijsheid van God, die zichtbaar werd op het kruis, weliswaar de ‘wijsheid van de wereld’ weerspreekt maar niet de authentieke menselijke wijsheid. Integendeel, ze overstijgt en vervult die op onvoorziene wijze.
Het christelijk geloof vond al spoedig het Griekse zoeken naar wijsheid op zijn weg. Het wees op de grenzen van die zoektocht, met name op de idee dat verlossing alleen door kennis (gnosis) tot stand komt, maar het nam ook authentieke inzichten van de Grieken in zich op. Wijsheid is inzicht dat eenheid tot stand brengt. Wetenschap streeft ernaar een bepaald, beperkt en welomschreven aspect van de werkelijkheid te duiden en belicht de principes die de eigenschappen van het studieobject verklaren; wijsheid streeft naar een eenheid scheppend zicht op de werkelijkheid als geheel. In feite is ze een kennis die overeenkomt met de hoogste, meest universele en ook meest verklarende oorzaken. Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. Ia, q.1, a.6 Voor de kerkvaders was de wijze iemand die alle dingen beoordeelt in het licht van God en van eeuwige werkelijkheden, die immers de norm zijn voor de dingen op aarde. Vgl. H. Augustinus, Over de Drie-eenheid, De Trinitate. XII, 14,21-15,25 (CCSL 50,374-380) Daarom heeft wijsheid een morele en spirituele dimensie.
Zoals de naam al aangeeft begrijpt filosofie zichzelf als wijsheid, of in ieder geval als een liefdevol zoeken naar wijsheid. Met name metafysica legt een visie op de werkelijkheid voor, die haar eenheid vindt in het fundamentele geheim van het zijn; maar het Woord van God, dat openbaart ‘wat geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord, wat in geen mensenhart is opgekomen’ (1 Kor. 2, 9), maakt voor mensen de weg vrij naar een hogere wijsheid. Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. Ia, q.1, a.6 Deze bovennatuurlijke christelijke wijsheid, die de zuiver menselijke wijsheid van de filosofie overstijgt, neemt twee vormen aan die elkaar ondersteunen maar niet met elkaar moeten worden verward: theologische wijsheid en mystieke wijsheid. Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. Ia, q.1, a.6, ad.3 Theologische wijsheid is de activiteit van de rede, die verlicht wordt door het geloof. Ze is dus een door arbeid verworven wijsheid, ofschoon ze natuurlijk de gave van het geloof veronderstelt. Ze biedt een samenvattende verklaring van de werkelijkheid in het licht van de hoogste openbaringswaarheden en ze werpt op alles licht vanuit het grondmysterie van de Drie-eenheid, beschouwd in zichzelf en in haar scheppende en historische handelen. Vaticanum I zei daarover: ‘Wanneer echter het door het geloof verlichte verstand ijverig, vroom en zuiver zoekt, verkrijgt het door Gods genade enigermate een inzicht in de geheimenissen en wel een zeer vruchtbaar, zowel uit de overeenkomst (analogie) met datgene, wat zij op natuurlijke wijze begrijpt, als uit de samenhang der geheimenissen onderling en met de laatste bestemming van de mens’. Vgl. 1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 18. (DH 3016) De intellectuele contemplatie die het resultaat is van de arbeid van de theologische rede is dus echte wijsheid. Mystieke wijsheid ofwel ‘de kennis van de heiligen’ is een gave van de Heilige Geest die ontstaat uit liefdevolle vereniging met God. Immers, liefde brengt een affectieve natuurlijke verwantschap teweeg tussen de mens en God, en God laat spirituele personen toe in de kennis en zelfs het pijnlijke ondergaan (pati divina) Vgl. Pseudo Dionysius de Areopagiet, Over de goddelijke namen, De divinis nominibus. hoofdstuk 2, 9, in Corpus Dionysiacum, I Pseudo-Dionysius Areopagita De divinis nominibus (Patristische Texte und Studien, 33, ed. Beate Regina Suchla), p. 134. van goddelijke dingen, hier en nu voelbaar in hun eigen leven. Dit is een niet-begrippelijke kennis, die dikwijls zijn neerslag vindt in poëzie. Deze kennis leidt tot contemplatie en persoonlijke vereniging met God in stilte en vrede in het hart.
Theologische wijsheid en mystieke wijsheid zijn formeel onderscheiden werkelijkheden en het is van belang ze niet met elkaar te verwarren. Mystieke wijsheid is nooit een vervanging van theologische wijsheid. Maar deze twee vormen van christelijke wijsheid hebben wel een sterk onderling verband, zowel in de persoon van de theoloog als in de gemeenschap van de Kerk. Enerzijds is een intens geestelijk leven dat streeft naar heiligheid een voorwaarde voor authentieke theologie, zoals het voorbeeld van de kerkleraren in Oost en West laat zien. Echte theologie vooronderstelt geloof en wordt bewogen door naastenliefde: ‘De mens zonder liefde kent God niet, want God is liefde’ (1 Joh. 4, 8). Vgl. Prosper van Aquitanië, Carmen de ingratis. 2, 26 (G.E.H. Palmer, Philip Sherrard, Kallistos Ware, vert. en uitg., The Philokalia, deel 2, London/Boston, 1981, p. 69): ‘Het verstand ontvangt de genade van de theologie wanneer het, gedragen op liefdes vleugels ... omhoog getild wordt in God en met de hulp van de heilige Geest de eigenschappen van God waarneemt – voor zover dat mogelijk is voor het menselijk verstand’. Vgl. Richard van Sint Victor, De praeparatione animi ad contemplationem. 13 (PL 196, 10A): Ubi amor, ibi oculus; Tractatus de gradibus charitatis 3, 23 (G. Dumeige, ed., Textes philosophiques du Moyen Age, 3, Paris, 1955, p. 71): ‘amor oculus est, et amare videre est’ (Richard schrijft deze zin toe aan Augustinus). Het verstand voorziet de theologie van de heldere waarneming van de rede, maar het hart heeft zijn eigen wijsheid die het verstand zuivert. Wat geldt voor alle Christenen heeft een bijzondere weerklank voor theologen, namelijk dat zij ‘geroepen zijn tot een heilig leven (1 Kor. 1, 2). Anderzijds kan de authenticiteit van een geestelijke ervaring getoetst worden juist door de uitoefening van de theologische opdracht om een wetenschappelijke verantwoording te geven van het geloof. Vgl. Paus Benedictus XVI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de Heilige Schrift - naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2008 "Het Woord van God in het leven en de zending van de Kerk", Verbum Domini (30 sept 2010), 14. Wat betreft privé-openbaringen, die altijd aan kerkelijk oordeel zijn onderworpen en die, zelfs wanneer ze authentiek zijn, wat waarde betreft ‘wezenlijk verschillend zijn van die van de ene publieke openbaring’ Daarom wilde de Heilige Teresa van Avila dat haar zusters raad inwonnen van theologen. ‘Hoe meer genade je in gebed van de Heer krijgt, hoe meer het nodig is dat je gebed en alles wat je doet op een solide basis berust’. H. Teresia van Avila, Weg van de volmaaktheid, Camino de perfección. hoofdstuk 5. Met de hulp van theologen is het ten slotte de taak van het leergezag om te bepalen of een veronderstelde spirituele ervaring authentiek christelijk is.
Het object van de theologie is de levende God en het kan niet anders dan dat het leven van de theoloog beïnvloed wordt door de onafgebroken poging om de levende God te kennen. De theoloog kan zijn of haar eigen leven niet buiten de inspanning houden die heel de werkelijkheid wil begrijpen in het licht van God. Gehoorzaamheid aan de waarheid reinigt de ziel Vgl. 1 Pt. 1, 22 , en ‘de wijsheid van boven is vóór alles zuiver, maar ook vredelievend, vriendelijk, altijd voor rede vatbaar, rijk aan barmhartigheid en aan vruchten van goede werken, onpartijdig en oprecht’ (Jak. 3, 17). Theologiebeoefening reinigt dus geest en hart van de theoloog. Vgl. Internationale Theologische Commissie, De interpretatie van het dogma (1 okt 1989), 21. ‘De theologische interpretatie van dogma’s is niet louter een intellectueel proces. Op een dieper niveau is het een spirituele onderneming, die tot stand gebracht wordt door de Geest van de waarheid, en alleen mogelijk is wanneer tevoren de ‘ogen van het hart’ gereinigd zijn’. Dit bijzondere kenmerk van de theologiebeoefening doet op geen enkele wijze afbreuk aan het wetenschappelijke karakter van de theologie; integendeel, het komt er ten diepste mee overeen. Theologie heeft dus een eigen spiritueel karakter. Bij de spiritualiteit van de theoloog horen: liefde voor de waarheid, bereidheid om hart en geest te bekeren, streven naar heiligheid en betrokkenheid bij de kerkelijke gemeenschap en haar zending. Vgl. Paus Benedictus XVI, Encycliek, Liefde in Waarheid - Over de integrale ontwikkeling van de mens in liefde en waarheid, Caritas in Veritate (29 juni 2009), 1
Theologen hebben een bijzondere roeping ontvangen in het lichaam van Christus. Geroepen en van gaven voorzien staan zij in een eigen relatie tot het lichaam en alle ledematen ervan. Levend in ‘de gemeenschap van de Heilige Geest’ (2 Kor. 13, 13) proberen zij samen met al hun broeders en zusters hun leven in overeenstemming te brengen met het mysterie van de Eucharistie ‘waardoor de Kerk onophoudelijk leeft en groeit’. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 26 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Kerk leeft van de Eucharistie, Ecclesia de Eucharistia (17 apr 2003), 1 Inderdaad, geroepen als zij zijn om de geloofsmysteries te ontvouwen, moeten zij een bijzondere band hebben met de Eucharistie, ‘want in de heilige Eucharistie ligt heel het geestelijk goed van de Kerk vervat, namelijk Christus zelf, ons Paaslam’, wiens lichaam door de Heilige Geest tot leven gebracht wordt en zelf leven wekt. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 5 Zoals de Eucharistie ‘bron en hoogtepunt’ is van het leven van de Kerk Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 11 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 10 en ‘van alle verkondiging van het Evangelie’ 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 5, zo is ze ook bron en hoogtepunt van alle theologie. In die zin kan theologie verstaan worden als wezenlijk en ten diepste ‘mystiek’.
Gods waarheid is derhalve niet iets dat louter in systematische reflectie onderzocht en in deductief redeneren gerechtvaardigd wordt; ze is levende waarheid die ervaren wordt door deel te nemen in Christus, ‘die van Godswege onze wijsheid is geworden, onze gerechtigheid, onze heiliging en verlossing’ (1 Kor. 1, 30). Omdat zij wijsheid is, kan theologie zowel studie- als ervaringsaspecten van het geloof bij elkaar brengen en in dienst aan Gods waarheid de grenzen overstijgen van wat intellectueel gezien in strikte zin mogelijk is. Theologie in deze zin opvatten als wijsheid kan twee problemen helpen oplossen waarvoor de theologie zich vandaag de dag geplaatst ziet. Ten eerste biedt het een manier om de kloof te overbruggen tussen gelovigen en theologische reflectie. En ten tweede biedt het een manier om Gods waarheid breder te verstaan en de zending van de Kerk mogelijk te maken in niet-christelijke culturen waar meerdere wijsheidstradities bekend zijn.
Omdat theologie wezenlijk openstaat naar het mysterie, is het niet moeilijk om vast te stellen dat theologische kennis zijn grenzen heeft, dit in tegenstelling tot alle rationalistische pretenties dat het mysterie van God uitputtend beschreven kan worden. De leer van het Vierde Lateraans Concilie is fundamenteel: ‘Tussen schepper en schepsel kan geen gelijkheid worden vastgesteld zonder een nog grotere ongelijkheid vast te stellen’. 4e Concilie van Lateranen, Hfd 2. Over de dwalingen van abt Joachim de Fiore, Caput 2. De errore Abbatis Ioachim (11 nov 1215), 4. (DH 806) De rede, die door het geloof verlicht en door de openbaring geleid wordt, is zich altijd bewust van de intrinsieke beperkingen van zijn activiteit. Dat is de reden waarom de christelijke theologie de vorm kan aannemen van ‘negatieve’ of ‘apofatische’ theologie.
Negatieve theologie is evenwel beslist geen ontkenning van theologie. Katafatische en apofatische theologie moeten niet in tegenstelling met elkaar gebracht worden; de via negativa diskwalificeert een intellectuele benadering van Gods mysterie niet, maar wijst veeleer op de beperkingen van zo’n benadering. De via negativa is een fundamentele dimensie van heel het theologische spreken, maar kan niet worden losgemaakt van de via affirmativa en de via eminentiae. H. Thomas van Aquino, In libros Sententiarum. In IV Sent., d.35, q.1, a.1, ad.2: ‘Omnis negatio fundatur in aliqua affirmatione’. De menselijke geest, in een opgaande beweging van effecten naar oorzaak, van schepselen naar de schepper, begint met de bevestiging dat de authentieke voortreffelijkheden die te vinden zijn in de schepselen aanwezig zijn in God (via affirmativa), ontkent vervolgens dat die voortreffelijkheden in God zijn op de onvolmaakte wijze waarop ze in de schepselen aanwezig zijn (via negativa) en bevestigt ten slotte dat ze in God zijn op een eigen goddelijke wijze die het menselijke begrip te boven gaat (via eminentiae). H. Thomas van Aquino, Questiones Disputatae De Potentia. q.7, a.5, ad.2, waar hij een interpretatie geeft van de leer van Dionysius. Theologie bedoelt, terecht, naar waarheid te spreken over het mysterie van God, maar weet ook dat haar kennis, ofschoon waar, inadequaat is ten opzichte van de goddelijke werkelijkheid, die zij nooit geheel kan ‘bevatten’. Zoals de Heilige Augustinus zei: ‘Als je iets bevat, is het niet God’. H. Augustinus, Preken, Sermones. 117, 3, 5; PL 38, 663: ‘De Deo loquimur, quid mirum si non comprehendis? Si enim comprehendis, non est Deus’ H. Augustinus, Preken, Sermones. 52, 6, 16; PL 38, 360: ‘Si quasi comprehendere potuisti, cogitatione tua te decepisti’
Het is belangrijk ons te realiseren, dat veel mensen tegenwoordig een gevoel van leegte en Gods afwezigheid ervaren en dat de moderne cultuur daarvan sterk doortrokken is. Maar voor de christelijke theologie is Gods openbaring de elementaire werkelijkheid. Het bindende referentiepunt is het leven, de dood en de verrijzenis van Jezus Christus. In die gebeurtenissen heeft God definitief gesproken door middel van zijn mens geworden Woord. Affirmatieve theologie is mogelijk op grond van een gehoorzaam beluisteren van het Woord, aanwezig in schepping en geschiedenis. Gods mysterie, geopenbaard in Jezus Christus door de kracht van de Heilige Geest is een mysterie van ekstasis, liefde, verbondenheid en onderlinge inwoning van de drie goddelijke personen. Het is een mysterie van kenosis, waarin Jezus in de incarnatie zijn goddelijke gedaante opgeeft om de gedaante van een slaaf aan te nemen Vgl. Fil. 2, 5-11 , en een mysterie van theosis, waarin mensen zijn geroepen om in het goddelijke leven te participeren en deel te nemen in ‘de goddelijke natuur’ (2 Pt. 1, 4) door Christus, in de Geest. Wanneer theologie het heeft over een negatieve weg en over sprakeloosheid, dan bedoelt ze een gevoel van ontzag voor het mysterie van de Drie-eenheid waarin de verlossing ligt. ‘Hem hebt u lief zonder Hem ooit gezien te hebben. U gelooft in Hem, hoewel u Hem ook nu niet ziet, en u zult vervuld zijn van een onuitsprekelijke en hemelse vreugde, wanneer u het einddoel van uw geloof, uw redding, bereikt’ (1 Pt. 1, 8-9).
Een criterium van katholieke theologie is, dat zij zoekt naar en zich verheugt in de wijsheid van God, die voor de wereld dwaasheid is. Vgl. 1 Kor. 1, 18-25 Vgl. 1 Kor. 2, 6-16 Katholieke theologie moet haar wortels zoeken in de grote wijsheidstraditie van de Bijbel, zich verbinden met de christelijke wijsheidstradities van oost en west, en een brug proberen te slaan tussen alle wijsheidstradities. Door in haar studie van Gods mysterie te streven naar ware wijsheid erkent de theologie God als hoogste prioriteit; ze wil niet God in bezit nemen, maar Gods eigen bezit worden. Daarom moet ze aandachtig beluisteren wat de Geest tegen de kerken zegt door middel van ‘de kennis van de heiligen’. Theologie houdt een streven naar heiligheid in, en een toenemend besef van de transcendentie van Gods mysterie.