Internationale Theologische Commissie - 29 november 2011
THEOLOGIE VANDAAG: PERSPECTIEVEN, PRINCIPES EN CRITERIA | |||
► | In de gemeenschap van de Kerk verblijven | ||
► | In verantwoordelijkheid het kerkelijk leergezag volgen |
Voor katholieke theologie is het leergezag een integraal onderdeel van de theologische activiteit zelf, want theologie ontvangt haar object van God door toedoen van de Kerk, waarvan het geloof authentiek verklaard wordt door ‘het levende leraarsambt van de Kerk’ alleen 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 10, dat wil zeggen, door het leergezag van de Paus en de bisschoppen. Trouw aan het leergezag is noodzakelijk, wil theologie kennis van het geloof (scientia fidei) en een kerkelijke opdracht zijn. Een correcte theologische methodologie vergt daarom geëigende kennis van de aard en het gezag van het magisterium op alle niveaus, en van de geëigende verhoudingen tussen het kerkelijke leergezag en theologie . Bisschoppen en theologen hebben onderscheiden roepingen, en moeten elkaars specifieke competentie eerbiedigen, zodat niet het leergezag de theologie reduceert tot een louter repetitieve wetenschap, of theologen pretenderen het leerambt van de herders van de Kerk over te nemen.
Het begrip ‘Kerk als gemeenschap’ biedt een goed kader om te bezien hoe de verhouding tussen theologen en bisschoppen, theologie en leergezag er een van vruchtbare samenwerking kan zijn. De eerste vaststelling is dat theologen in hun werk en bisschoppen in hun leergezag beiden onder het primaat van Gods Woord staan, en nooit erboven. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 10 Tussen bisschoppen en theologen moet een wederzijds respectvolle samenwerking bestaan; in hun gehoorzaam luisteren naar dit Woord en de betrouwbare verkondiging ervan; in hun aandacht voor de sensus fidelium en hun dienst aan de groei en volwassenheid van het geloof; in hun zorg om het Woord door te geven aan nieuwe generaties, met eerbied voor nieuwe vragen en uitdagingen; en in hun hoopvol getuigenis van de al ontvangen gaven. In dit alles hebben bisschoppen en theologen hun bijzondere rol te spelen in een gemeenschappelijke zending Vgl. Internationale Theologische Commissie, Stellingen over de verhouding tussen het kerkelijk leraarsambt en de theologie (6 juni 1976), 2. Net zo min als vroeger vormen bisschoppen en theologen vandaag de dag natuurlijk twee volstrekt gescheiden groepen., waaraan leergezag en theologie elk hun eigen legitimatie en doel ontlenen. Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Instructie over de Kerkelijke Roeping van de Theoloog, Donum Veritatis (24 mei 1990), 21 Theologie onderzoekt en articuleert het geloof van de Kerk, en het kerkelijke leergezag verkondigt dat geloof en interpreteert het naar waarheid. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 21-25 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 12 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 10
Van de ene kant heeft het leergezag theologie nodig, zodat het in zijn interventies niet alleen doctrinair gezag, maar ook theologische competentie en kritisch evaluatief vermogen kan laten zien; daarom moet een beroep gedaan worden op theologen om hulp te bieden bij de voorbereiding en formulering van uitspraken van het leergezag. Van de andere kant is het leergezag een onmisbare hulp voor theologie, omdat het de authentieke overlevering van het geloofsgoed (depositum fidei) garandeert, met name in beslissende perioden waarin het aankomt op onderscheidingsvermogen. Theologen moeten erkennen dat uitspraken van het leergezag bijdragen aan voortgang in de theologie, en zij moeten de receptie van die uitspraken ondersteunen. Interventies van het leergezag kunnen theologische reflectie stimuleren, en theologen moeten laten zien hoe hun eigen bijdragen overeenkomen met eerdere doctrinaire uitspraken van het leergezag, en deze verder ondersteunen. Er bestaat in de Kerk inderdaad een zeker ‘magisterium’ van theologen Thomas van Aquino maakte onderscheid tussen het ‘magisterium cathedrae pastoralis’ en het ‘magisterium cathedrae magistralis’, het eerste komt toe aan bisschoppen en het laatste aan theologen. Tegenwoordig verwijst ‘magisterium’ of ‘kerkelijk magisterium’ specifiek naar de eerste van deze twee betekenissen, en in deze betekenis wordt het in dit document gebruikt (zie boven, nrs. 26, 28-30, 33). Theologen hebben weliswaar een lerende rol, die formeel is erkend door de Kerk, maar die moet niet verward worden met, of als tegenpool worden beschouwd van de lerende rol van de bisschoppen Vgl. H. Thomas van Aquino, Contra impugnantes Dei cultum et religionem. c. 2 Vgl. H. Thomas van Aquino, Quaestiones de quodlibet. III, q. 4, a. 9, ad. 3 Vgl. H. Thomas van Aquino, In libros Sententiarum. IV, d. 19, q. 2, a. 3, qa. 3, ad. 4 Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Instructie over de Kerkelijke Roeping van de Theoloog, Donum Veritatis (24 mei 1990). Voetnoot 27, maar er is geen ruimte voor parallelle, oppositionele of alternatieve magisteria Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Instructie over de Kerkelijke Roeping van de Theoloog, Donum Veritatis (24 mei 1990), 34, of voor opvattingen die theologie zouden losmaken van het leergezag van de Kerk.
Met betrekking tot de ‘authentieke’ interpretatie van het geloof, heeft het leergezag een rol die de theologie niet simpelweg aan zichzelf kan toebedelen. Theologie kan een oordeel dat voortkomt uit de wetenschappelijke theologische gemeenschap, niet in de plaats stellen van het oordeel van de bisschoppen. Aanvaarding van deze functie van het leergezag met betrekking tot de authenticiteit van het geloof vergt erkenning van de verschillende niveaus in magisteriëel spreken. Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Instructie over de Kerkelijke Roeping van de Theoloog, Donum Veritatis (24 mei 1990), 13-20 Op elk niveau is er een passend, naar het niveau gedifferentieerd antwoord mogelijk van de kant van de gelovigen en van de theologen. Niet elk woord van het leergezag heeft hetzelfde gewicht. Dat is op zichzelf al relevant voor theologische arbeid, en de verschillende niveaus worden dan ook beschreven volgens zogeheten ‘theologische kwalificaties of noties’. Vgl. Internationale Theologische Commissie, De interpretatie van het dogma (1 okt 1989), 16. Theologische proposities, die de uitspraken van het leergezag op de verschillende niveaus tegenspreken, leiden tot naar de niveaus gedifferentieerde negatieve beoordelingen of censuur van dergelijke proposities, en mogelijke sancties tegen de verantwoordelijken Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Motu Proprio, Ad tuendam fidem (18 mei 1998)
Precies vanwege deze gradatie houdt de gehoorzaamheid die theologen als leden van het volk Gods verschuldigd zijn aan het leergezag, altijd constructieve kritische evaluatie en commentaar in. Vgl. Internationale Theologische Commissie, Stellingen over de verhouding tussen het kerkelijk leraarsambt en de theologie (6 juni 1976), 8 Terwijl ‘weigering om in te stemmen’ met het leergezag geen plaats heeft in de katholieke theologie, is onderzoek en vragen stellen gerechtvaardigd en zelfs noodzakelijk voor de theologie, wil zij haar taak goed vervullen. Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Instructie over de Kerkelijke Roeping van de Theoloog, Donum Veritatis (24 mei 1990), 21-41 Wat de gegeven situatie ook is, het is niet voldoende als theologen alleen maar formeel en uiterlijk gehoorzaamheid of instemming betuigen. Theologen moeten ernaar streven hun reflectie over de waarheid die door het kerkelijke leergezag wordt verkondigd, te verdiepen en te zoeken naar de implicaties ervan voor het christelijke leven en de dienst aan de waarheid. Op die manier vervullen theologen hun eigen taak en wordt de leer van het magisterium niet gereduceerd tot enkele louter decoratieve citaten in theologische verhandelingen.
De verhouding tussen bisschoppen en theologen is dikwijls goed en vertrouwensvol aan weerszijden, met passend respect voor wat de ander aan roeping en verantwoordelijkheid bezit. Zo nemen bisschoppen bijvoorbeeld deel aan nationale en regionale bijeenkomsten van theologische verenigingen, zij doen een beroep op theologisch deskundigen bij het formuleren van hun eigen onderricht en beleid en zij bezoeken en ondersteunen theologische faculteiten en hogescholen in hun bisdommen. Het is onvermijdelijk dat er soms spanningen zullen voorkomen in de relatie tussen theologen en bisschoppen. In zijn diepgaande analyse van de dynamische interactie, binnen het levende organisme van de Kerk, tussen de drie ambten van Christus als profeet, priester en koning, erkende de Zalige John Henry Newman de mogelijkheid van zulke ‘chronische botsingen of tegenstellingen’, en het is goed te bedenken dat hij ze ‘in de aard van de zaak’ vond liggen. Vgl. H. John Henry Kardinaal Newman, The Via Media of the Anglican Church. Preface to the Third Edition, in The Via Media of the Anglican Church, ed. H.D. WIEDNER, Oxford: Clarendon Press, 1990, pp. 10-57, zie p. 27. ‘Theologie is het fundamentele, regulerende principe van het gehele kerkelijke systeem’, schreef hij, en toch ‘kan theologie niet altijd de doorslag geven’. H. John Henry Kardinaal Newman, The Via Media of the Anglican Church. Preface to the Third Edition, in The Via Media of the Anglican Church, ed. H.D. WIEDNER, Oxford: Clarendon Press, 1990, pp. 29-30. ‘Niet alle kennis is voor iedereen even geschikt; een uitspraak kan waar zijn, maar toch op een bepaalde plaats en tijd “onbezonnen” zijn, “in de oren van vrome mensen beledigend klinken, en aanstootgevend”, ook al is die uitspraak niet “ketters” of “onjuist”’ (p. 34). Over spanningen tussen theologen en het leergezag zei de Internationale Theologische Commissie in 1975: ‘Waar echt geleefd wordt, bestaat altijd spanning’. ‘Zulke spanning hoeft niet geduid te worden als vijandigheid of daadwerkelijke oppositie, maar kan gezien worden als een vitale kracht en een stimulans voor het uitvoeren, in verbondenheid, van ieders taak door middel van dialoog’. Vgl. Internationale Theologische Commissie, Stellingen over de verhouding tussen het kerkelijk leraarsambt en de theologie (6 juni 1976), 9. De Internationale Theologische Commissie heeft ook praktische richtlijnen opgesteld voor het goed omgaan met situaties waarin meningsverschillen bestaan (zie Theses 11-12).
De vrijheid van theologie en theologen is een thema van bijzonder belang. Vgl. Internationale Theologische Commissie, Stellingen over de verhouding tussen het kerkelijk leraarsambt en de theologie (6 juni 1976), 8 Deze vrijheid ‘berust op de wetenschappelijke verantwoordelijkheid die theologen eigen is’. Internationale Theologische Commissie, Stellingen over de verhouding tussen het kerkelijk leraarsambt en de theologie (6 juni 1976), 8 De idee van verbondenheid met het leergezag roept soms een kritische tegenstelling op tussen een zogenaamd ‘wetenschappelijke’ theologie (zonder gelovige vooronderstellingen of kerkelijke loyaliteit) en een zogenaamd ‘confessionele’ theologie (uitgewerkt binnen een religieuze confessie), maar dat is een inadequate tegenstelling. Zie hieronder Weer andere discussies komen voort uit beschouwingen over de gewetensvrijheid van de gelovige, of het belang van wetenschappelijke vooruitgang in theologisch onderzoek, en het leergezag wordt soms voorgesteld als een repressieve kracht of een rem op vooruitgang. Onderzoek naar dit soort thema’s is onderdeel van de theologische opdracht en dient juist om de wetenschappelijke en confessionele aspecten van theologie goed te integreren en de theologische vrijheid binnen de horizon van het plan en de wil van God te zien.
Betrouwbare verbondenheid tonen met het leergezag op de verschillende niveaus is een criterium van katholieke theologie. Katholieke theologen moeten de competentie van bisschoppen erkennen en in het bijzonder van het college van bisschoppen met de Paus aan het hoofd, om een authentieke interpretatie van het Woord van God te geven dat wordt doorgegeven in Schrift en traditie. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 22.25