
Internationale Theologische Commissie - 29 november 2011
Het object van de theologie is de levende God en het kan niet anders dan dat het leven van de theoloog beïnvloed wordt door de onafgebroken poging om de levende God te kennen. De theoloog kan zijn of haar eigen leven niet buiten de inspanning houden die heel de werkelijkheid wil begrijpen in het licht van God. Gehoorzaamheid aan de waarheid reinigt de ziel Vgl. 1 Pt. 1, 22 , en ‘de wijsheid van boven is vóór alles zuiver, maar ook vredelievend, vriendelijk, altijd voor rede vatbaar, rijk aan barmhartigheid en aan vruchten van goede werken, onpartijdig en oprecht’ (Jak. 3, 17). Theologiebeoefening reinigt dus geest en hart van de theoloog. Vgl. Internationale Theologische Commissie, De interpretatie van het dogma (1 okt 1989), 21. ‘De theologische interpretatie van dogma’s is niet louter een intellectueel proces. Op een dieper niveau is het een spirituele onderneming, die tot stand gebracht wordt door de Geest van de waarheid, en alleen mogelijk is wanneer tevoren de ‘ogen van het hart’ gereinigd zijn’. Dit bijzondere kenmerk van de theologiebeoefening doet op geen enkele wijze afbreuk aan het wetenschappelijke karakter van de theologie; integendeel, het komt er ten diepste mee overeen. Theologie heeft dus een eigen spiritueel karakter. Bij de spiritualiteit van de theoloog horen: liefde voor de waarheid, bereidheid om hart en geest te bekeren, streven naar heiligheid en betrokkenheid bij de kerkelijke gemeenschap en haar zending. Vgl. Paus Benedictus XVI, Encycliek, Liefde in Waarheid - Over de integrale ontwikkeling van de mens in liefde en waarheid, Caritas in Veritate (29 juni 2009), 1