
Internationale Theologische Commissie - 29 november 2011
‘Geloof’ is zowel een act van geloof of vertrouwen, als datgene wat men gelooft of belijdt, respectievelijk fides qua en fides quae. Beide aspecten werken onafscheidelijk tezamen, want vertrouwen betekent instemming met een boodschap die een verstaanbare inhoud heeft, en belijdenis kan niet alleen lippendienst zijn, maar moet uit het hart komen. Geloof is een realiteit die diep persoonlijk en ecclesiaal tegelijkertijd is. Wanneer Christenen hun geloof belijden zeggen zij zowel ‘ik geloof’ als ‘wij geloven’. Het geloof wordt beleden in de koinonia van de Heilige Geest Vgl. 2 Kor 13,13 , die alle gelovigen met God en met elkaar verbindt Vgl. 1 Joh 1,1-3 , en haar hoogste uitdrukking vindt in de Eucharistie. Vgl. 1 Kor 10,16-17 Vanaf het eerste begin hebben zich geloofsbelijdenissen ontwikkeld binnen de geloofsgemeenschap. Alle Christenen zijn geroepen om persoonlijk getuigenis af te leggen van hun geloof, maar de geloofsbelijdenissen stellen de Kerk als zodanig in staat om haar geloof te belijden. Deze belijdenis stemt overeen met het onderricht van de apostelen, met het goede nieuws waarin de Kerk haar standplaats heeft en waardoor zij gered wordt. Vgl. 1 Kor 15,1-11