
Paus Benedictus XVI - 14 september 2012
Een aantal landen kent religieuze tolerantie, maar deze verplicht tot weinig en heeft een beperkte actieradius. Er is nog een extra stap nodig om van de religieuze tolerantie de godsdienstvrijheid te bereiken. Als die noodzakelijke stap wordt genomen, betekent dat niet dat de deur wordt opengezet voor relativisme, zoals sommigen beweren. De godsdienstvrijheid brengt het geloof niet in gevaar, maar roept op tot een heroverweging van de relatie van de mens tot religie en tot God. Godsdienstvrijheid is geen aanval op de “fundamentele waarheden” van het geloof, want afgezien van verschillen tussen mensen en godsdiensten, worden alle mensen door een straal van de waarheid verlicht. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten, Nostra Aetate (28 okt 1965), 2 Wij weten heel goed dat de waarheid, los van God, niet bestaat als een autonome werkelijkheid. Als dat wel zo was, zou zij een afgod zijn. De waarheid kan zich niet ontplooien tenzij in iets anders dat openstaat voor God, die Zijn eigen anders-zijn wil openbaren in en door onze broeders en zusters, de mensen. Daarom is het onjuist als iemand zegt, daarbij alles buitensluitend: “Ik bezit de waarheid”. Niemand bezit de waarheid; zij is altijd een gift die van ons vraagt dat wij op weg gaan om ons steeds meer aan haar te conformeren. De waarheid kan alleen worden gekend en ervaren in vrijheid; daarom kunnen wij de waarheid niet aan anderen opleggen; de waarheid wordt alleen ontsloten in een ontmoeting in liefde.