
Paus Benedictus XVI - 14 september 2012
Godsdienstvrijheid is de hoogste van alle vrijheden. Zij is een heilig en onaantastbaar recht. Op individueel en collectief niveau houdt het in dat iedereen vrij is zijn eigen geweten te volgen in godsdienstige zaken en tegelijkertijd, dat iedereen vrij is zijn godsdienst te belijden. Het omvat de vrijheid om de godsdienst te kiezen die men voor waar houdt en zijn geloof in het openbaar te belijden. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de godsdienstvrijheid - Het recht van de persoon en van de gemeenschappen op sociale en burgerlijke vrijheid in godsdienstige aangelegenheden, Dignitatis Humanae (7 dec 1965), 2-8 Vgl. Paus Benedictus XVI, Boodschap, Wereldvredesdag 2011, Godsdienstvrijheid, de weg naar vrede (8 dec 2010) Vgl. Paus Benedictus XVI, Toespraak, Sala Regia, Vaticaan, Tot het bij de Heilige Stoel geaccrediteerde Corps Diplomatique, Nieuwjaar 2011 (10 jan 2011) Iedereen moet in vrijheid zijn godsdienst kunnen belijden en aan de religieuze symbolen ervan uiting kunnen geven zonder zijn leven en persoonlijke vrijheid in gevaar te brengen. De godsdienstvrijheid is geworteld in de waardigheid van de persoon; zij is de garantie voor de morele vrijheid en stimuleert het wederzijds respect. Joden, die lang geleden hebben onder dodelijke vijandigheden, weten heel goed wat de voordelen zijn van godsdienstvrijheid. Moslims aan de andere kant, delen met de Christenen de overtuiging dat er geen sprake mag zijn van dwang in godsdienstzaken, laat staan van geweld. Een dergelijke dwang, die veelsoortige en verborgen vormen aan kan nemen op individueel, sociaal, cultureel, bestuurlijk en politiek terrein, is in strijd met Gods wil. Zij is een bron van politieke instrumentalisering van de religie, discriminatie en geweld met mogelijk een dodelijke afloop. God wil het leven, niet de dood. Hij verbiedt de moord, zelfs de moord op de moordenaar. Vgl. Gen. 4, 15-16 Vgl. Gen. 9, 5-6 Vgl. Ex. 20, 13