
Paus Benedictus XVI - 14 september 2012
De katholieken van het Midden-Oosten, waarvan de meerderheid ook in deze landen geboren is, hebben de plicht en het recht om ten volle deel te nemen aan het leven van hun land en te werken aan de opbouw ervan. Zij zouden als volwaardige burgers moeten worden behandeld en niet als tweederangs burgers of gelovigen. Zoals zij in het verleden, als pioniers van de Arabische Renaissance volledig deel hadden aan het culturele, economische en wetenschappelijke leven van de verschillende culturen van de regio, zo willen zij ook nu hun ervaringen uitwisselen met de moslims en hun eigen bijdrage leveren. Het is omwille van Jezus dat Christenen zo alert zijn waar het de waardigheid van de menselijke persoon betreft en de godsdienstvrijheid die daarbij hoort. Omwille van de liefde tot God en de mensheid, daarmee de twee naturen van Christus erend, en met het oog op het eeuwige leven hebben Christenen scholen, ziekenhuizen en allerlei instellingen gebouwd, waar iedereen zonder uitzondering welkom was. Vgl. Mt 25, 31. e.v. Daarom zijn Christenen in het bijzonder bezorgd over de fundamentele rechten van de mens. Het is onjuist te zeggen dat deze rechten alleen ‘christelijke’ mensenrechten zouden zijn. Zij zijn niets meer en niets minder dan de rechten die de waardigheid van elke menselijke persoon en elke burger vereist, ongeacht zijn herkomst, religieuze overtuiging en politieke keuzes.