Paus Benedictus XVI - 9 januari 2012
Excellenties,
Dames en Heren,
Het is mij altijd bijzonder aangenaam u, geachte Leden van het bij de Heilige Stoel geaccrediteerde Corps Diplomatique, te mogen ontvangen in het prachtige kader van deze Sala Regia, om u persoonlijk mijn hartelijke wensen over te brengen voor dit nieuwe jaar. Ik dank vooreerst uw Decaan, Ambassadeur Alejandro Valladares Lanza, evenals uw Vice-Decaan, Ambassadeur Jean-Claude Michel, voor de respectvolle woorden waarmee zij uw gevoelens vertolkt hebben en ik groet bijzonder allen die voor de eerste keer aan onze ontmoeting deelnemen. Via u, gaan mijn wensen naar alle Naties die u vertegenwoordigt en waarmee de Heilige Stoel diplomatieke betrekkingen onderhoudt. Het is voor ons een vreugde dat Maleisië zich bij deze gemeenschap in het voorbije jaar gevoegd heeft. De dialoog die u met de Heilige Stoel voert, bevordert de uitwisseling van indrukken en informatie, evenals de samenwerking op domeinen van bilaterale of multilaterale aard die van bijzonder belang zijn. Uw aanwezigheid vandaag herinnert aan de belangrijke bijdrage van de Kerk aan uw samenlevingen, in sectoren zoals onderwijs, gezondheid en hulpverlening. Tekens van de samenwerking tussen de katholieke Kerk en de Staten zijn de Akkoorden die in 2011 gesloten werden met Azerbeidzjan, Montenegro en Mozambique. Het eerste werd reeds geratificeerd; het is mijn wens dat het even vlug gaat voor de twee andere en dat men tot de voltooiing komt van de Akkoorden waarover nog onderhandeld wordt. De Heilige Stoel verlangt eveneens een vruchtbare dialoog met de internationale en regionale Organisaties en ik deel u in dit perspectief met voldoening mee dat de lidstaten van de Verenigde Naties van Zuidoost Azië (A.S.E.A.N.) de benoeming hebben aanvaard van een bij deze organisatie geaccrediteerde apostolische Nuntius. Ik mag niet nalaten te vermelden dat de Heilige Stoel in december laatstleden, zijn lange samenwerking met de Internationale Organisatie voor Migratie heeft versterkt door er volwaardig lid van te worden. Het betreft hier een getuigenis van de inzet van de Heilige Stoel en van de katholieke Kerk aan de zijde van de Internationale Gemeenschap, in het zoeken naar adequate oplossingen voor dit fenomeen dat velerlei aspecten heeft, gaande van de bescherming van de waardigheid van de migranten tot de zorg voor het algemeen welzijn van de gemeenschappen die hen opnemen en die waaruit zij afkomstig zijn.
In het voorbije jaar, heb ik persoonlijk veel Staats- en Regeringshoofden ontmoet, evenals eminente vertegenwoordigers van uw landen die hebben deelgenomen aan de ceremonie voor de Paus Benedictus XVI - Homilie
Zaligverklaring Paus Johannes Paulus II
(1 mei 2011). Vertegenwoordigers van uw landen zijn eveneens zo goed geweest, aanwezig te zijn ter gelegenheid van de Paus Benedictus XVI - Homilie
“Ik noem u geen dienaars meer, … maar u heb Ik vrienden genoemd”
Hoogfeest van de HH. Apostelen Petrus en Paulus - 60-jarig priesterfeest van de Paus
(29 juni 2011). Aan hen allen, evenals aan hen die ik ontmoet heb op mijn apostolische reizen in Kroatië, San Marino, Spanje, Duitsland en Benin, druk ik opnieuw mijn dankbaarheid uit voor de fijngevoeligheid die zij mij betoonden. Bovendien groet ik bijzonder de landen van Latijns Amerika en de Caraïben, die in 2011 de tweehonderdste verjaardag van hun onafhankelijkheid vierden. Op 12 december laatstleden, hebben zij hun band met de katholieke Kerk en de opvolger van de Prins der Apostelen willen benadrukken, door met eminente vertegenwoordigers van de Kerkgemeenschap en Institutionele autoriteiten, deel te nemen aan de plechtige viering in de Sint-Pietersbasiliek, waarbij ik het voornemen heb aangekondigd om mij naar Mexico en Cuba te begeven. Tenslotte wens ik Zuid-Soedan te groeten, dat in juli laatstleden een soevereine Staat werd. Het stemt mij gelukkig dat deze stap vreedzaam verlopen is. Helaas, hebben spanningen en conflicten elkaar de laatste maanden opgevolgd en ik hoop dat allen hun inspanningen verenigen opdat voor de bevolkingen van Soedan en Zuid-Soedan eindelijk een periode aanbreekt van vrede, vrijheid en ontwikkeling.
Dames en Heren Ambassadeurs,
De ontmoeting van vandaag verloopt traditioneel op het einde van de Kersttijd, waarin de Kerk de komst van de Redder viert. Hij komt in het donker van de nacht en toch is Zijn aanwezigheid onmiddellijk een bron van licht en vreugde Vgl. Lc. 2, 9-10 . Waarlijk, de wereld is duister, waar zij niet verlicht wordt door het Goddelijk licht! Werkelijk de wereld is donker, waar de mens zijn band met de Schepper niet meer erkent en zo ook zijn relaties met de andere schepselen en met de schepping zelf in gevaar brengt. Het huidige ogenblik wordt helaas gekenmerkt door een diep onbehagen en diverse crisissen - economische, politieke en sociale – zijn er de dramatische uitdrukking van.
Over dit onderwerp kan ik niet nalaten vooral de ernstige en zorgwekkende ontwikkelingen van de economische en financiële crisis in de wereld te vermelden. Deze heeft niet alleen de gezinnen en ondernemingen getroffen in economisch meer ontwikkelde landen, waar zij haar oorsprong vond en een situatie geschapen heeft waarin velen, vooral jongeren, zich gedesoriënteerd en gefrustreerd voelen in hun verzuchtingen naar een serene toekomst; maar zij heeft ook het leven van de ontwikkelingslanden diep getekend. Wij moeten niet ontmoedigd worden maar resoluut onze weg herontdekken door nieuwe vormen van engagement. De crisis kan en moet een aansporing zijn om na te denken over het menselijk bestaan en het belang van zijn ethische dimensie, zelfs vooraleer na te denken over de mechanismen die het economische leven beheersen: niet alleen om te proberen de individuele verliezen of die van de nationale economieën in te dijken, maar om ons nieuwe regels te geven die voor iedereen de mogelijkheid verzekeren waardig te leven en zijn capaciteiten te ontwikkelen voor het welzijn van de gemeenschap in haar geheel.
Vervolgens wens ik te herinneren aan de uitwerkingen van de onzekerheid die momenteel vooral jongeren treft. Uit hun onbehagen is agitatie voortgekomen, dat de laatste maanden verschillende streken soms sterk heeft aangestoken. Ik verwijs vooreerst naar Noord-Afrika en het Midden Oosten, waar jongeren die onder andere lijden onder armoede en werkloosheid en vrezen geen zekere vooruitzichten te hebben, een grote beweging op touw hebben gezet om hervormingen en grotere participatie aan het politieke en sociale leven op te eisen. Het is moeilijk nu een definitieve balans op te maken van de recente gebeurtenissen, en de gevolgen ervan voor het evenwicht in de Regio ten volle te begrijpen. Het aanvankelijk optimisme heeft plaats gemaakt voor erkenning van de moeilijkheden op dit ogenblik van overgang en veranderingen en het lijkt mij evident dat de adequate aanpak om de ingeslagen weg te vervolgen, langs de erkenning gaat van de onvervreemdbare waardigheid van elke persoon en zijn fundamentele rechten. Respect voor de persoon moet centraal staan bij instellingen en in wetten, het moet leiden naar het einde van alle geweld en het gevaar voorkomen dat de normale aandacht die men verplicht is tegen aan de verzoeken van de burgers en de noodzakelijke sociale solidariteit, gebruikt worden om de macht te bewaren of te veroveren. Ik nodig de Internationale Gemeenschap uit in dialoog te treden met de actoren van het proces dat gaande is, in respect voor de volken en in het bewustzijn dat de opbouw van stabiele, met elkaar verzoende samenlevingen, die gekant zijn tegen iedere onrechtvaardige discriminatie - vooral van religieuze discriminatie, een ruimere en verdere horizont biedt dan verkiezingstermijnen. Ik ben zeer bezorgd voor de bevolking in landen waarin spanningen en geweld aanhouden, vooral in Syrië, waar ik hoop op een snel beëindiging van het bloedvergieten en de aanvang van een vruchtbare dialoog tussen de politieke actoren, bevorderd door de aanwezigheid van onafhankelijke waarnemers. In het Heilig Land, waar de spanningen tussen Palestijnen en Israëli’s het evenwicht in heel het Midden Oosten beïnvloeden, dienen de verantwoordelijken van deze twee volken moedige en scherpzinnige beslissingen te nemen ter bevordering van de vrede. Ik heb met genoegen vernomen dat door een initiatief van het Koninkrijk Jordanië, de dialoog hervat werd; moge hij doorgaan opdat men tot een duurzame vrede komt, die het recht van beide volken waarborgt om in veiligheid te leven in soevereine Staten en binnen veilige, internationaal erkende grenzen. De Internationale Gemeenschap moet van haar kant, haar eigen creativiteit en initiatieven ter bevordering van dit vredesproces stimuleren, in respect voor de rechten van elke partij. Ik volg ook de ontwikkelingen in Irak met grote aandacht en betreur de aanslagen die onlangs nog het verlies veroorzaakten van vele mensenlevens, en ik moedig de Autoriteiten aan om vastberaden de weg te vervolgen van een volledige nationale verzoening.
De zalige Johannes Paulus II bracht in herinnering dat “de weg van de vrede ook de weg van de jongeren is” H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Aan de jongeren in de wereld ter gelegenheid van het Internationale Jaar van de Jeugd, Dilecti amici - Bereid tot verantwoording (31 mrt 1985), 15, omdat zij “de jeugd is van de naties en samenlevingen, de jeugd van elk gezin en van de hele mensheid” H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Aan de jongeren in de wereld ter gelegenheid van het Internationale Jaar van de Jeugd, Dilecti amici - Bereid tot verantwoording (31 mrt 1985), 1. De jongeren zetten ons er dus toe aan hun vraag naar waarheid, gerechtigheid en vrede ernstig onder ogen te nemen. Bijgevolg heb ik de jaarlijkse Boodschap voor de Werelddag voor de Vrede aan hen gewijd, onder de titel “Paus Benedictus XVI - Boodschap
Jongeren opvoeden tot gerechtigheid en vrede
Wereld Vrede Dag 2012
(8 december 2011)”. Opvoeding is een cruciaal thema voor alle generaties, omdat daarvan zowel de gezonde ontwikkeling van elke persoon afhangt als de toekomst van heel de samenleving. Daarom is zij een hoogst belangrijke opdracht in een moeilijke en delicate tijd. Naast een duidelijk objectief, namelijk de jongeren tot de volle kennis brengen van de werkelijkheid en dus van de waarheid, heeft opvoeding plaatsen nodig. Het gezin verschijnt hier als eerste plaats, gebaseerd op het huwelijk van een man en een vrouw. Het gaat hier niet om een simpele sociale conventie, maar wel over de fundamentele cel van iedere samenleving. Een politiek die het gezin aantast bedreigt bijgevolg de waardigheid van de mens en zelfs de toekomst van de mensheid. Het gezinskader is fundamenteel op de weg van de opvoeding en zelfs voor de ontwikkeling van het individu en de Staten; bijgevolg is een politiek nodig die het gezin opwaardeert en de sociale verbondenheid en de dialoog bevordert. Het is in het gezin dat men zich voor de wereld en het leven openstelt, en zoals ik tijdens mijn reis in Kroatië in herinnering kon brengen, “openheid voor het leven is een teken van openheid voor de toekomst” Paus Benedictus XVI, Homilie, Hippodrom Zagreb (fragment), Bij gelegenheid van de Nationale Dag voor het Gezin in Kroatië (5 juni 2011), 7. In deze context van openheid voor het leven, ben ik tevreden met de recente uitspraak van het Gerechtshof van de Europese Unie, die verbiedt patenten te verlenen voor het ontwikken van stamcellen uit menselijke embryo’s; en ook met de Resolutie van de Voltallige Zitting van de Raad van Europa, die prenatale selectie veroordeelt op basis van het geslacht.
Meer algemeen, in het bijzonder met het oog op de Westerse wereld, ben ik ervan overtuigd dat legislatieve maatregelen die abortus niet alleen toestaan maar soms zelfs aanmoedigen om reden van gemak of om betwistbare medische redenen, de opvoeding van de jeugd en dus de toekomst van de mensheid tegenwerken.
In de lijn van onze reflectie, vervullen educatieve instellingen een even essentiële rol voor de ontwikkeling van de persoon: zij zijn de eerste instantie die met het gezin moet samenwerken en het is moeilijk voor hen de taak die hun eigen is, te vervullen wanneer een harmonie aan objectieven ontbreekt tussen hen en het gezin. Er dient een onderwijspolitiek op gang gebracht te worden die het onderwijs op school voor iedereen toegankelijk maakt en die naast de promotie van de cognitieve ontwikkeling van de persoon vooral zorg draagt voor de harmonieuze groei van de persoonlijkheid, met inbegrip van zijn openheid voor het Transcendente. De katholieke Kerk is altijd bijzonder actief geweest op het domein van scholen en universiteiten en vervulde zo een gewaardeerd werk naast die van de staatsinstellingen. Ik verlang daarom dat deze bijdrage erkend en gewaardeerd wordt, ook door de nationale wetgevingen.
In dit perspectief begrijpt men goed dat efficiënt opvoedingswerk ook respect voor de godsdienstvrijheid vereist. Deze wordt gekenmerkt door een individuele dimensie, evenals een collectieve en institutionele dimensie. Het is het eerste recht van de mens omdat zij de meest fundamentele realiteit van de persoon uitdrukt. Al te dikwijls wordt dit recht nog om verschillende redenen beperkt of bespot. Ik kan dit onderwerp niet behandelen zonder de gedachtenis te eren van de Pakistaanse Minister Shahbaz Bhatti, wiens onvermoeibare strijd voor de rechten van minderheden door een tragische dood werd beëindigd. Het gaat helaas niet om een alleenstaand geval. In vele landen worden christenen van de fundamentele rechten beroofd en naar de marge van het openbare leven verdrongen; in andere landen verduren zij gewelddadige aanslagen tegen hun kerken en woningen. Soms zijn ze verplicht het land te verlaten dat ze mee hielpen opbouwen, omwille van aanhoudende spanningen en een politiek die hen dikwijls achteruitstelt als tweederangs toeschouwers van het nationale leven. In andere delen van de wereld vindt men een politiek die erop gericht is de rol van de godsdienst in het sociale leven te marginaliseren, alsof zij eerder een oorzaak is van onverdraagzaamheid dan een merkbare bijdrage in de opvoeding tot respect voor menselijke waardigheid, rechtvaardigheid en vrede. Terrorisme dat religieus gemotiveerd wordt, heeft het voorbije jaar ook vele slachtoffers gemaakt, vooral in Azië en Afrika, en daarom moeten de religieuze verantwoordelijken – zoals ik in Assisi in herinnering bracht – met klem en vastberadenheid herhalen dat “dit niet de ware aard van de godsdienst is. Het is in tegendeel zijn antithese, die bijdraagt tot haar vernietiging” Paus Benedictus XVI, Toespraak, Dag van reflectie, dialoog en gebed over vrede en gerechtigheid in de wereld - Basiliek S. Maria degli Angeli Assisi, Pelgrims van de waarheid, pelgrims van de vrede (27 okt 2011), 8. De godsdienst kan niet gebruikt worden als voorwendsel om de regels van de rechtvaardigheid en het recht aan de kant te schuiven ten voordele van het “goed” dat zij nastreeft. In dit perspectief, herinner ik met trots – zoals ik in Paus Benedictus XVI - Toespraak
Het luisterend hart - Reflecties op de onderbouwing van het recht
Tot de vergadering van de Duitse Bondsdag - Gebouw van de Reichstag, Berlijn
(22 september 2011) gedaan heb – dat voor de grondleggers van de Duitse Grondwet, de christelijke mensvisie de echte inspirerende kracht geweest is, zoals dat trouwens ook geweest is voor de stichters van het Verenigde Europa. Ik zou ook bemoedigende tekenen willen vermelden op het domein van de godsdienstvrijheid. Ik verwijs naar de wetswijziging die de publieke juridische persoonlijkheid van godsdienstige minderheden in Georgië erkent; ik denk ook aan de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ten gunste van de aanwezigheid van het kruisbeeld in Italiaanse klaslokalen. En ik wens mij bijzonder te richten tot Italië, aan het einde van de 150e verjaardag van zijn politieke eenmaking. De betrekkingen tussen de Heilige Stoel en de Italiaanse Staat hebben na de eenmaking moeilijke ogenblikken gekend. Niettemin hebben in de loop der tijd eensgezindheid en wederzijdse wil tot samenwerking overheerst, ieder op zijn eigen domein, om het algemeen welzijn te bevorderen. Ik wens dat Italië een evenwichtige band tussen Kerk en Staat blijft bevorderen en dat het zo een voorbeeld is waarnaar andere Naties met respect en belangstelling kunnen verwijzen.
Op het Afrikaanse continent, dat ik opnieuw bezocht heb toen ik mij onlangs naar Benin begaf, is de samenwerking tussen de christengemeenschappen en Regeringen essentieel om een weg te helpen gaan van rechtvaardigheid, vrede en verzoening, en waarbij de leden van alle volksgroepen en godsdiensten gerespecteerd worden. Het is pijnlijk vast te stellen dat in verschillende landen van dit continent, dit doel nog veraf is. Ik denk bijzonder aan de opleving van het geweld in Nigeria, waarvan de aanslagen tegen meerdere kerken in de Kersttijd getuigen, aan de nasleep van de burgeroorlog in Ivoorkust, aan de aanhoudende onstabiliteit in het Gebied van de Grote Meren en aan de humanitaire urgentie in de landen van de Hoorn van Afrika. Ik vraag de Internationale Gemeenschap nogmaals om alle mogelijke inzet om te helpen een oplossing te vinden voor de crisis die reeds jaren in Somalië duurt.
Tenslotte, wens ik te benadrukken dat een juist begrepen onderwijs niet anders kan dan het respect voor de schepping bevorderen. Men kan de zware natuurrampen niet vergeten die in 2011 verschillende streken van Zuidoost Azië troffen en de ecologische rampen zoals die van de kerncentrale van Fukushima in Japan. De bescherming van het milieu, de synergie tussen de strijd tegen armoede en tegen de klimaatveranderingen, zijn belangrijke domeinen die een integrale menselijke ontwikkeling bevorderen. Bijgevolg wens ik dat als gevolg van de 17e zitting van de onlangs in Durban gehouden Conferentie van de Lidstaten van de UNO-Conventie over de klimaatveranderingen, de Internationale Gemeenschap zich voorbereidt op de UNO-conferentie over duurzame ontwikkeling (“Rio + 20”) als een ware “familie der naties” en dus met grote zin voor solidariteit en verantwoordelijkheid voor de huidige en toekomstige generaties.
Excellenties, Dames en Heren,
De geboorte van de Prins van de Vrede leert ons dat het leven niet eindigt in het niets, dat zijn bestemming niet het verderf is, maar de onsterfelijkheid. Christus is gekomen opdat de mensen het leven zouden hebben en wel in overvloed Vgl. Joh. 10, 10 . “Alleen wanneer de toekomst verzekerd is als een positieve werkelijkheid wordt ook het heden leefbaar” Paus Benedictus XVI, Encycliek, Liefde in Waarheid - Over de Christelijke hoop, Spe Salvi (30 nov 2007), 2. Bezield door de zekerheid van het geloof, blijft de Heilige Stoel haar bijdrage aan de Internationale Gemeenschap leveren, volgens deze tweevoudige bedoeling die het Tweede Vaticaans Concilie – waarvan de vijftigste verjaardag dit jaar plaatsheeft – duidelijk heeft omschreven: de grootheid van de roeping van de mens verkondigen en de aanwezigheid van een Goddelijke zaad in hem, en aan de mensheid oprechte samenwerking aanbieden, die de universele broederlijkheid sticht die met deze roeping overeenstemt. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 3 In deze geest, hernieuw ik voor u allen, de leden van uw familie en uw medewerkers, mijn hartelijkste wensen voor het nieuwe jaar.
Dank voor uw aandacht.