LINEAMENTA "NIEUWE EVANGELISATIE VOOR HET OVERDRAGEN VAN HET CHRISTELIJK GELOOF"Voor de 13e Gewone Bisschoppensynode - oktober 2012
(Soort document: Bisschoppensynodes)
Msgr. Nikola Eterovic -
2 februari 2011
Het project van de nieuwe evangelisatie moet worden gezien als het uitoefenen van een controle van alle plaatsen en activiteiten waarover de Kerk beschikt om het Evangelie aan de wereld te verkondigen.
- Is het instrument van de “eerste verkondiging” bekend en verspreid in de christelijke gemeenschappen?
- Zetten de christelijke gemeenschappen pastorale activiteiten op die het specifieke voorstel ten doel hebben om zich bij het Evangelie aan te sluiten, zich tot het christendom te bekeren?
- Algemener gezegd, hoe staan de afzonderlijke christelijke gemeenschappen tegenover de vereiste om nieuwe vormen uit te werken om te spreken over God binnen de maatschappij en ook binnen onze eigen gemeenschappen zelf? Van welke veelbetekenende ervaringen is het nuttig ze te delen met de andere Kerken?
- Hoe is het project van de “voorhof der heidenen” ontvangen en ontwikkeld in de diverse locale Kerken?
- Op welke prioriteitsniveau is door de afzonderlijke christelijke gemeenschappen de taak aanvaard om nieuwe wegen van evangelisatie te durven gaan? Wat zijn de meest geslaagde initiatieven betreffende een missionaire opening van de christelijke gemeenschappen?
- Welke ervaringen, instellingen, welke nieuwe verenigingen of groepen zijn er ontstaan of hebben zich verspreid met als doel een vreugdevolle en aanstekelijke verkondiging van het Evangelie aan de mensen?
- Welke vormen van samenwerking zijn er tussen parochiesgemeenschappen en deze nieuwe ervaringen?
De Kerk heeft veel energie gestoken in de herstructurering van de eigen trajecten van initiatie in en opvoeding tot het geloof.
- In hoeverre is de ervaring van de christelijke initiatie van volwassenen als model genomen voor een heroverweging van de wegen van initiatie in het geloof in onze gemeenschappen?
- In hoeverre en hoe is het instrument van de christelijke initiatie overgenomen? Op welke wijze heeft de heroverweging van de dooppastoraal en het beklemtonen van de band tussen de sacramenten van doopsel, vormsel en eucharistie geholpen?
- De oosterse katholieke Kerken dienen het kind de initiatiesacramenten als een eenheid toe. Wat is de rijkdom en het bijzondere van deze ervaring van hen? Hoe voelen zij zich geprikkeld door de overwegingen en veranderingen die in de Kerk aan de gang zijn met betrekking tot de christelijke initiatie?
- Hoe heeft het “catechumenaat van de doop” geïnspireerd tot een herziening van de trajecten van de voorbereiding op de sacramenten en deze veranderd in wegen van christelijke initiatie die in staat zijn de verschillende leden van de gemeenschap (in het bijzonder de volwassenen) en niet alleen de verschillende personen die het betreft, erbij te betrekken? Hoe gaan de christelijke gemeenschappen naast de ouders staan bij de steeds moeilijker wordende taak van het doorgeven van het geloof?
- Welke ontwikkelingen heeft het voegen van het sacrament van het vormsel bij deze weg gekend? Ten gevolge van welke overwegingen?
- Hoe is men erin geslaagd aan mystagogische wegen vorm te geven?
- In hoeverre zijn de christelijke gemeenschappen erin geslaagd de weg van de opvoeding tot het geloof te veranderen in een kwestie die volwassenen betreft en vooral op volwassenen is gericht, en zo te voorkomen dat deze exclusief worden ondergebracht bij de kinderjaren?
- Werken de locale Kerken expliciet gedachten uit over de rol van de verkondiging en de noodzaak meer belang te hechten aan het voortbrengen van het geloof, aan de dooppastoraal?
- Is men de fase te bovengekomen van het delegeren van de taak van de opvoeding tot het geloof door de parochiegemeenschappen aan andere instellingen van religieuze opvoeding (bijvoorbeeld schoolinstellingen), waarbij de wegen van opvoeding tot het geloof werden verward met eventuele vormen van culturele opvoeding)?
De opvoedkundige uitdaging stelt aan onze Kerken vragen als een echte noodsituatie
- Met wat voor een graad van sensibiliteit is deze ontvangen? En hoe energiek?
- Hoe helpt de aanwezigheid van van katholieke instellingen in de wereld van de school op deze uitdaging een antwoord te geven? Met welke veranderingen worden die instellingen geconfronteerd? Met welke middelen slagen zij erin een antwoord te geven op deze uitdaging?
- Welk verband bestaat er tussen deze instellingen en de andere kerkelijke instellingen, tussen deze instellingen en het parochieleven?
- Op welke wijze slagen deze instellingen erin een stem te hebben binnen de cultuur en de maatschappij en het debat en de culturele bewegingen van het denken met de stem van de christelijke ervaring van het geloof te verrijken?
- Welke relatie bestaat er tussen deze katholieke instellingen en de andere opvoedkundige instellingen, tussen deze en de maatschappij?
- Op welke wijze slagen de grote culturele instellingen (universiteiten, culturele centra, onderzoekscentra) die de geschiedenis ons heeft nagelaten, erin het woord te nemen in de debatten die de fundamentele waarden van de mens (verdediging van het leven, het gezin, de vrede, de gerechtigheid, de solidariteit, de schepping) betreffen?
- Hoe slagen zij erin een instrument te zijn dat de mens helpt de grenzen van zijn rede te verruimen, de waarheid te zoeken, de sporen te ontdekken van Gods plan dat zin geeft aan onze geschiedenis? En hoe helpen zij op evenredige wijze de christelijke gemeenschappen de vragen en de diepe verwachtingen die door de cultuur van vandaag tot uitdrukking worden gebracht, te ontcijferen en daaraan gehoor te geven?
- In hoeverre slagen deze instellingen erin zichzelf te zien binnen die ervaring, de “binnenhof der heidenen” genoemd? Dat wil zeggen, slagen zij erin zichzelf te zien als plaatsen waar de christenen de moed beleven om vormen van dialoog op te zetten die de diepste verlangens van de mensen en hun dorst naar God opvangen en binnen deze context de vraag naar God te stellen en daarbij de eigen ervaring van het zoeken te delen en over de ontmoeting met het Evangelie van Jezus Christus te vertellen als een geschenk?
Het project van de nieuwe evangelisatie vraagt om vormen en trajecten van vorming voor verkondiging en getuigenis.
- Hoe beleven de christelijke gemeenschappen de dringende noodzaak om personen te roepen, te vormen en te steunen die evangelisatoren en opvoeders weten te zijn, omdat zij getuige zijn?
- Welke geïnstitutionaliseerde, maar meer nog “feitelijke” diensten hebben de locale Kerken zien opkomen (of begunstigd) met dit duidelijke evangeliserende doel?
- Hoe hebben de parochies zich laten inspireren met betrekking tot de vitaliteit van enkele bewegingen en charismatische groepen?
- Verschillende bisschoppenconferenties hebben in deze decennia van de zending en de evangelisatie de centrale elementen en prioriteiten van hun pastorale projecten gemaakt: welke resultaten hebben zij behaald? Hoe zijn zij erin geslaagd de christelijke gemeenschappen te sensibiliseren betreffende de “geestelijke” hoedanigheid van deze missionaire uitdaging?
- Op welke wijze heeft dit accent van de “nieuwe evangelisatie” de herziening en de reorganisatie geholpen van de trajecten van de vorming van de kandidaten voor het priesterschap? Hoe hebben de verschillende instituten waaraan deze vorming is toevertrouwd (diocesane, regionale, door religieuze ordes geleide seminaries) opnieuw hun leefregels weten te interpreteren en ze aan te passen aan deze prioriteit?
- Op welk wijze heeft het recent herstelde ambt van het diaconaat in deze opdracht van evangelisatie één van de elementen van de inhoud van zijn identiteit gevonden?
© 2011, Libreria Editrice Vaticana / SRKK, Utrecht
Vert: drs. H.M.G. Kretzers; alineaverdeling en -nummering: redactie