Msgr. Nikola Eterovic - 2 februari 2011
Deze nieuwe omstandigheden van de zending doen ons aanvoelen dat de term “nieuwe evangelisatie” uiteindelijk wijst op de noodzaak om nieuwe uitdrukkingswijzen van de evangelisatie te ontdekken om Kerk te zijn in de huidige maatschappelijke en culturele contexten die zo aan het veranderen zijn. De traditionele en gevestigde figuren - die bij conventie aangeduid worden met de termen “christelijke landen” en “missielanden” - laten intussen behalve hun begripsmatige duidelijkheid intussen hun beperktheid zien. Zij zijn te simplistisch en verwijzen naar een context die achterhaald is om te kunnen functioneren als referentiemodel voor de opbouw van gemeenschappen van vandaag. Het is nodig dat de christelijke praktijk het denken leidt bij het langzame werk van een nieuw model van Kerk zijn, dat de klippen van sektarisme en “burgerlijke godsdienst” vermijdt en het mogelijk maakt in een postideologische context. zoals de huidige, de vorm te blijven houden van een missionaire Kerk. Met andere woorden: de Kerk heeft binnen de verscheidenheid van haar vormen, behoefte eraan het uiterlijk van een “huis-, volkskerk”: niet te verliezen. Ook al is in het een context van minderheid of discriminatie, de Kerk mag haar vermogen om het dagelijks leven van de mensen nabij te zijn niet verliezen om van daaruit de levend makend boodschap van het Evangelie te verkondigen. Zoals Paus Johannes Paulus II stelde, “nieuwe evangelisatie” wil zeggen de christelijke structuur van de menselijke samenleving herstellen door de christelijke structuur van de christelijke gemeenschappen zelf te herstellen; Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de roeping en de zending van de leken in de Kerk, Christifideles laici (30 dec 1988), 34 dat wil zeggen de Kerk helpen tegenwoordig te blijven “te midden van de huizen van haar zonen en dochters” Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de roeping en de zending van de leken in de Kerk, Christifideles laici (30 dec 1988), 26 om het leven ervan te bezielen en dit te richten op het Rijk dat komt.
Bij dit werk van onderscheiding kunnen de katholieke oosterse Kerken en alle christelijke gemeenschappen die in hun recente verleden de ervaring hebben beleefd of nog beleven van zich te moeten verbergen, vervolging, marginalisering, slachtoffer zijn van onverdraagzaamheid van etnische, ideologische of religieuze aard, zeer van dienst zijn. Hun geloofsgetuigenis, hun vasthoudendheid, hun weerstandsvermogen, de vastheid van hun hoop, het aanvoelingsvermogen van enkele van hun pastorale praktijken zijn een geschenk dat moet worden gedeeld met de christelijke gemeenschappen die, hoewel zij een roemvol verleden achter de rug hebben, een heden beleven dat bestaat uit vermoeidheid en versnippering. Voor de Kerken die weinig gewend zijn het eigen geloof te beleven in een minderheidspositie is het zeker een geschenk te kunnen luisteren naar ervaringen die hun het vertrouwen geven dat onmisbaar is voor het elan waarom de nieuwe evangelisatie vraagt.
Het is tijd voor een nieuwe evangelisatie ook voor het westen, waar velen die het doopsel hebben ontvangen, volkomen buiten het christelijk leven om leven en steeds meer mensen weliswaar een band hebben met het geloof, maar de grondslagen ervan weinig of slecht kennen. Vaak blijkt de voorstelling die men van het christelijk geloof heeft, verdraaid te zijn door de karikatuur en de gemeenplaatsen die de cultuur verspreidt in een houding van onverschillige afstandelijkheid, zo niet openlijke kritiek. Het is tijd voor een nieuwe evangelisatie voor een westen waarin “hele landen en naties waarin de godsdienst en het christelijk leven eens zo bloeiend waren en in staat waren levende en werkdadige geloofsgemeenschappen te doen ontstaan, nu zwaar op de proef worden gesteld door de voortdurende verspreiding van de onverschilligheid, het secularisme en het atheïsme, waardoor zij soms zelf radicaal veranderen. Het gaat in het bijzonder om de landen en naties van de zogenaamde Eerste Wereld, waarin de economische welvaart en het consumentisme, ook al gaan ze gepaard met ontstellende situaties van armoede en ellende, een leven ingeven en in stand houden dat geleid wordt “alsof God niet bestaat”. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de roeping en de zending van de leken in de Kerk, Christifideles laici (30 dec 1988), 34. hernomen in het motu proprio Ubicumque et semper, waarmee de Pauselijke Raad voor de bevordering van de Nieuwe Evangelisatie is ingesteld (21 september 2010)
De christelijk gemeenschappen moeten met verantwoordelijkheid en moed deze vraag naar vernieuwing, die de verandering van de culturele en maatschappelijke context aan de Kerk stelt, weten op te pakken. Zij moeten leren hoe aan deze langdurige overgang naar een nieuw model vorm en inhoud te geven, waarbij zij als referentiepunt de opdracht tot evangeliseren handhaaft.