Msgr. Nikola Eterovic - 2 februari 2011
In dit proces zijn de locale Kerken die op een eeuwenlange traditie van initiatie in het geloof bogen, veel verschuldigd aan de jongere Kerken. Men heeft samen geleerd als model voor de weg van de initiatie in het geloof de volwassene te nemen en niet meer het kind Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Orde van dienst voor het catechemunaat, Ordo initiationis christianae adultorum (6 jan 1972). In dit proces heeft een grote rol gespeeld de publicatie van de Ordo Initiationis Christianae Adultorum, (editio typica 1972, reimpressio emendata 1974). Door dit rituale heeft zich de catechetische reflectie laten inspireren bij de werkzaamheden betreffende de revisie van de catechetische praktijk.. Men is erin geslaagd het sacrament van het doopsel zijn belangrijke betekenis terug te geven door de structuur van het oude catechumenaat als voorbeeld te nemen om een pastoraal apparaat op te zetten dat in onze culturele contexten een bewustere viering mogelijk maakt, die beter is voorbereid en meer in staat de toekomstige deelname van de nieuwe gedoopten aan het christelijk leven te waarborgen. Veel christelijke gemeenschappen zijn met een veelbetekenende herziening gestart van hun dooppraktijk, waarbij ze de manieren van betrokkenheid van de ouders hebben herzien in het geval van het doopsel van hun kinderen en het ogenblik van de evangelisatie, van de expliciete geloofsverkondiging uitdrukkelijk hebben geformuleerd. Zij hebben getracht vieringen van het sacrament van het doopsel vorm te geven die meer ruimte laten voor de betrokkenheid van de gemeenschap en de steun zichtbaarder maken die aan de ouders wordt geven bij een taak, zoals die van een christelijke opvoeding, steeds moeilijker wordt. Door te luisteren naar de ervaring van de katholieke oosterse kerken heeft men gebruik gemaakt van de mystagogie om trajecten van initiatie te bedenken die niet blijven staan op de drempel van de sacramentele viering, maar ook daarna hun vormende activiteit voortzetten om er uitdrukkelijk aan te herinneren dat het doel is op te voeden tot een volwassen christelijk geloof. Congregatie voor de Clerus, Algemeen directorium voor de catechese, Directorium Catechisticum Generale (11 apr 1971), 88-91. Al deze inspanningen worden door het Algemeen Directorium voor de Catechese onder de noemer “catechumenaat van het doopsel” gebracht.
De in gang gezette vergelijking heeft een theologische en pastorale reflectie doen ontstaan die door rekening te houden met de eigenheden van de verschillende ritussen de Kerk helpt een gemeenschappelijke herstructurering te vinden van de praktijken van inleiding in en opvoeding tot het geloof. Emblematisch in dit verband is de kwestie van de ordening van de initiatiesacramenten. In de Kerk zijn er verschillende tradities. Een dergelijke verscheidenheid blijkt duidelijk uit de kerkelijke gewoonten van het oosten en uit dezelfde westerse praktijk voor wat betreft de initiatie van de volwassenen in vergelijking met die van kinderen. Deze verscheidenheid wordt nog meer beklemtoond door de wijze waarop het sacrament van het vormsel wordt beleefd en gevierd.
Men kan zeker stellen dat van de wijze waarop de Kerk in het westen met deze herziening van haar dooppraktijken zal weten om te gaan, het toekomstige gezicht van het christendom in zijn wereld en het vermogen van het christelijk geloof om tot zijn cultuur te spreken zal afhangen. Bij dit proces van herziening heeft niet altijd alles even positief gefunctioneerd. Er zijn misverstanden geweest, ofwel de wil om de vereiste veranderingen te interpreteren als een gelegenheid om redenen voor een breuk aan te voeren: de nieuwe pastorale praktijken werden geïnterpreteerd en begrepen in het licht van een hermeneutiek van de creatieve breuk die in het nieuwe dat ontstond, een mogelijkheid zag om een oordeel te geven over het recente verleden van de Kerk en tegelijkertijd een mogelijkheid ongekende maatschappelijke vormen in te voeren om vandaag te spreken over het christendom en het te beleven. In deze zin is soms het verlaten van de praktijk van het dopen van kinderen verdedigd als een niet te vermijden noodzaak. Op een evenredige wijze is er een ernstig obstakel gekomen voor de aan de gang zijnde herziening door een houding van traagheid die door sommige christelijke gemeenschappen in stand wordt gehouden, in de overtuiging dat een simpele herhaling van stereotype handelingen een garantie was voor de deugdelijkheid en het succes van de kerkelijke activiteit.
Het proces van herziening vertrouwt de Kerk enkele plaatsen en problemen toe als uitdagingen die de christelijke gemeenschappen confronteren met de plicht nieuwe stijlen van pastorale activiteit te onderscheiden en te volgen. Het is zeker voor de Kerk een uitdaging op dit ogenblik een door allen geaccepteerde plaats te vinden voor het sacrament van het vormsel. Ook gedurende de gewone algemene vergadering van de bisschoppensynode is deze vereiste naar voren gebracht inzake de eucharistie en door Paus Benedictus XVI overgenomen in de daarop volgende apostolische postsynodale exhortatie. Vgl. Paus Benedictus XVI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Het Sacrament van de Liefde - Over de Eucharistie, bron en hoogtepunt van het leven en de zending van de Kerk, Sacramentum Caritatis (22 feb 2007), 18 De bisschoppenconferentie hebben in het recente verleden verschillende keuzes gemaakt wat dit betreft, die werden gemotiveerd op grond van de verschillende perspectieven van waaruit de problematiek (pedagogisch, sacramenteel, kerkelijk) werd gezien. Zo is voor de Kerk het vermogen om inhoud en energie te kunnen geven aan die mystagogische dimensie van de trajecten van initiatie ook een uitdaging, want zonder die dimensie zouden diezelfde trajecten verstoken blijken te zijn van een wezenlijk element van het proces van opwekken tot het geloof. Een verdere uitdaging vormt ten slotte de noodzaak niet aan eventuele trajecten van godsdienstige opvoeding op school de taak, eigen aan de Kerk, te delegeren om het Evangelie te verkondigen en tot het geloof op te wekken, ook ten opzichte van kinderen en jongeren. De praktijken zijn in deze sector van land tot land zeer verschillend en staan het uitwerken van eensluidende en uniforme antwoorden niet toe. De kwestie blijft echter gelden voor iedere locale Kerk.
Zoals men zal begrijpen, is het terrein van de initiatie werkelijk een wezenlijk element van de taak van de evangelisatie. De “nieuwe evangelisatie” heeft in dezen veel te zeggen: het is immers noodzakelijk dat de Kerk krachtig en vastberaden verder gaat op die reeds ingeslagen wegen van onderscheiding en tegelijkertijd nieuwe energie vindt om die mensen en die gemeenschappen die tekenen van vermoeidheid en berusting vertonen, opnieuw te motiveren. Het toekomstige gezicht van onze gemeenschappen hangt veel af van de energie die wordt gestoken in deze pastorale activiteit, en de concrete initiatieven die worden voorgesteld en gerealiseerd voor een herbezinning en een nieuwe bezieling in dezen.