Franjo Kardinaal Seper - 24 juni 1973
'Hetgeen God tot heil van alle volken had geopenbaard, moest naar zijn welwillende beschikking voor altijd ongerept blijven en aan alle geslachten worden doorgegeven'. Daarom heeft Hij de schat van Gods woord toevertrouwd aan de Kerk, waarin herders en gelovigen zich samen beijveren om dit te bewaren, te onderzoeken en op het leven toe te passen.
God zelf die volkomen onbedrieglijk is, heeft zijn nieuwe volk, de Kerk, willen begiftigen met een zekere deelname aan zijn onfeilbaarheid, nl. in zaken van geloof en zeden, en waarvan dan sprake is als het volk in zijn geheel vast overtuigd is dat een bepaald punt van de leer daaronder valt; en zij berust voortdurend op de wijze voorzienigheid en de genadezalving van de heilige Geest, die tot aan de glorievolle komst des Heren de Kerk in alle waarheid leidt. Aangaande deze onfeilbaarheid van het volk Gods heeft het Tweede Vaticaans Concilie verklaard: 'Het geheel van de gelovigen, die de zalving van de Heilige ontvangen Vgl. 1 Joh. 2, 20.27 , kan in het geloof niet dwalen, en deze bijzondere eigenschap brengt het door de bovennatuurlijke geloofszin van het hele volk tot uiting wanneer het 'vanaf de bisschoppen tot de laatste leken-gelovigen' H. Augustinus, De voorbestemming der heiligen, De praedestinatione sanctorum. 14,27 inzake geloof en zeden zijn algemene overeenstemming doet blijken.
De heilige Geest immers verlicht het volk Gods en komt het te hulp, als het lichaam van Christus, een in hiërarchische gemeenschap. Daarop doelt het Tweede Vaticaans Concilie als het aan de zojuist aangehaalde woorden toevoegt: 'Die geloofszin immers wordt door de Geest van waarheid opgewekt en ondersteund. Onder de leiding van het leergezag, dat het met grote getrouwheid volgt, aanvaardt het Godsvolk geen mensenwoord, maar zoals het in werkelijkheid is, het woord van God Vgl. 1 Tess. 2, 13 , en aldus blijft het onwrikbaar gehecht aan het geloof dat eens en voorgoed aan de heiligen geschonken is Vgl. Jud. 3 , om er door juistheid van oordeel dieper in door te dringen en het vollediger in zijn leven toe te passen'.
De gelovigen die op hun wijze deelhebben aan het profetische ambt van Christus, dragen er op velerlei wijze toe bij dat het geloofsverstaan in de kerk groeit. 'Want het inzicht in de overgeleverde woorden en daden groeit - aldus het Tweede Vaticaans Concilie - zowel door de overweging en studie van de gelovigen die dit alles in hun hart bewaren Vgl. Lc. 2, 19.51 , als door het innerlijk begrip van de geestelijke dingen die zij ervaren, door de verkondiging van hen die met de opvolging in het bisschopsambt de betrouwbare geestesgave van de waarheid hebben ontvangen'. En Paus Paulus VI wijst de herders der Kerk erop dat zij hun 'getuigenis' moeten uitdragen 'geplaatst en verankerd in de heilige overlevering en de heilige Schrift, en gevoed door het leven van het hele volk Gods'.
Maar alleen aan deze herders, de opvolgers van Petrus en de andere apostelen, komt het door goddelijke instelling toe om de gelovigen waarachtig, d.w.z. met het gezag van Christus waarin zij op verschillende wijze delen te onderrichten: het is daarom niet voldoende om naar hen te luisteren als waren zij deskundigen in de katholieke leer, maar men moet hen als leraars in Christus' naam gehoorzamen met een instemming die overeenkomt met het gezag dat zij bekleden en waarmee zij bedoelen te spreken. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 25 Daarom leerde het Tweede Vaticaans Concilie, in navolging van het Eerste Vaticaans Concilie, dat Christus in Petrus heeft ingesteld een 'blijvend en zichtbaar beginsel en fundament van eenheid in geloof en gemeenschap'; en Paus Paulus VI stelde: 'Het leerambt van de bisschoppen is voor de gelovigen een teken en een weg waarlangs zij het woord Gods ontvangen en aannemen'. Want hoezeer het heilig leerambt ook de vruchten plukt van de overweging, het leven en de studie van de gelovigen, toch is dit ambt niet te herleiden tot het bekrachtigen van de door hen tot uitdrukking gebrachte consensus; meer nog, het kan door het verklaren en uitleggen van het woord Gods deze consensus voorbereiden en bevorderen. En het volk Gods heeft de tussenkomst en de hulp van het leerambt juist dan hard nodig, om de band van eenheid in het ene lichaam niet verloren te laten gaan, wanneer in zijn schoot verschillende opvattingen ontstaan en groeien over een leerstuk dat zij moeten geloven en houden.