H. Paus Paulus VI - 22 februari 1967
APOSTOLISCHE EXHORTATIE
van zijne heiligheid
PAULUS VI,
door de goddelijke voorzienigheid paus,
aan alle bisschoppen die in vrede en gemeenschap leven met
de Apostolische Stoel, ter gelegenheid van het negentiende
eeuwfeest van de marteldood van de heilige apostelen
Petrus en Paulus te Rome
Paus Paulus VI groet zijn eerbiedwaardige broeders en
zendt hun zijn apostolische zegen
De apostelen Petrus en Paulus worden door de Christenen terecht als de voornaamste pijlers beschouwd niet alleen van deze Heilige Stoel van Rome, maar van geheel de Kerk van de levende God in heel haar verspreiding over de wereld. Wij achten het daarom in overeenstemming met ons apostolisch ambt u allen, eerbiedwaardige broeders, met nadruk aan te bevelen om elk in uw eigen bisdom en in eensgezindheid met ons het negentiende eeuwfeest te laten vieren van het martelaarschap dat deze twee te Rome zo moedig hebben ondergaan: Petrus, die door Christus de Heer als fundament van zijn Kerk is gekozen en als bisschop van deze heilige stad, en Paulus, de leraar van de heidenen, Vgl. 1 Tim. 2, 7 leermeester en vriend van de eerste Christengemeente van Rome.
In welk jaar precies de gedachtenis van dit roemrijk gebeuren moet worden gevierd, kunnen wij niet met zekerheid vaststellen op grond van de nog beschikbare historische gegevens. Wij nemen echter als vaststaand aan, dat Petrus en Paulus de marteldood zijn gestorven tijdens de Christenvervolging van keizer Nero, die heeft gewoed in de jaren 64 tot 68. Het martelaarschap van deze apostelen wordt vermeld door de heilige Clemens, Petrus' opvolger in het bestuur van de kerk van Rome, die de Korintiërs in zijn brief als volgt de edele voorbeelden van de twee kamp- strijders schildert: Het is op grond van ijverzucht en af- gunst, dat de grootsten en rechtvaardigsten, de zuilen, vervolging hebben ondergaan en tot de dood toe hebben ge- streden. Vgl. H. Paus Clemens Romanus, Aan de Korintiërs, I Clemens - Ad Corinthios. V, 1-2, ed. FUNK 1, p. 105
Trouwens, een talrijke menigte Christenen Vgl. Tacitus, Annales. XV, 44 die wij als de eerste martelaren van de kerk van Rome kunnen beschouwen, heeft, als vormde zij een kroon, deze apostelen begeleid. Zoals wij in hetzelfde geschrift van de heilige Clemens lezen: Bij deze mannen van een heilig leven voegt zich een grote schare uitverkorenen die als gevolg van de ijverzucht op allerlei wijzen gesmaad en gefolterd zijn en ons zo een schitterend voorbeeld zijn geworden. H. Paus Clemens Romanus, Aan de Korintiërs, I Clemens - Ad Corinthios. VI, 1: ed. FUNK 1, p. 107).
Wij laten het aan het wetenschappelijk onderzoek over om het jaar vast te stellen waarin het martelaarschap van de twee apostelen in werkelijkheid heeft plaatsgevonden; voor de eeuwfeestviering waartoe wij u hierbij uitnodigen, hebben wij nochtans het lopende jaar gekozen, naar het voorbeeld van onze voorganger Pius IX Z.g., die de marteldood van de heilige Petrus plechtig heeft laten herdenken in het jaar 1867.
Daar komt bij, dat de eerste Christengemeente van Rome steeds het martelaarschap van Petrus en Paulus samen heeft herdacht en dat de Kerk later het jaarfeest van beide apostelen op 29 juni heeft gevierd; wij hebben daarom bepaald, dat de plechtigheden van het huidige eeuwfeest het martelaarschap van beide apostelvorsten tegelijkertijd zullen herdenken.
Het is onze plicht er zorg voor te dragen, dat het eeuwfeest waarvan hier sprake is officieel wordt gevierd; want zo wil het de gewoonte die bij alle volkeren bestaat om eer te bewijzen aan de mensen of de gebeurtenissen waarvan wij de sporen in de geschiedenis kunnen terugvinden, en die ons bij een terugblik op hun tijd en bij een levendige voorstelling aan de hand van de gegevens die ons nog bewaard zijn gebleven waardevolle lessen geven over de zin van het menselijk gebeuren; en dat mogelijk wel met meer vrucht aan ons die hen vanuit een later tijdperk beschouwen, dan aan hun tijdgenoten die niet in staat waren een enigszins omvattende beoordeling te geven. Vanuit het huidig gevoel voor historisch perspectief valt het ons immers gemakkelijker ons in die tijd te verplaatsen; anderzijds is het een van de belangrijkste kenmerken van de katholieke geest, dat men de gewijde tradities in ere houdt: dat houdt de herinnering levend en animeert tot een vernieuwing van de voornemens. Want van daaruit wordt een jaarfeest- viering tot een blijde en religieuze plechtigheid, die de mensen weet te begeesteren voor de oude, edele daden en die hun aandacht zowel op het verleden als op de toekomst richt, alsof een geheim raadsbesluit beide in één tijdperk doet samenvallen en in de eeuwige gemeenschap van de heiligen het uiteindelijk doel tekent. Een dergelijke geestelijke ervaring moet naar onze mening noodzakelijker haar vertrekpunt zoeken in een hernieuwde levende voorstelling van de grote apostelen Petrus en Paulus. Immers, zij hebben hun aandeel in de menselijke sterfelijkheid betaald met hun bloed, voor Christus vergoten, maar tegelijk hebben zij de mensheid tot aan het eind van de tijden de Kerk nagelaten, als een eeuwig sacrament van de onsterfelijkheid van diezelfde Christus, en in het bezit van een onvergankelijk, onbesmet en nooit verwelkend erfdeel, weggelegd in de hemelen. Vgl. 1 Pt. 1, 4
Met des te meer vreugde vieren wij deze verjaardag in gemeenschap met u, eerbiedwaardige broeders en geliefde zonen, omdat de heilige apostelen Petrus en Paulus niet alleen de onze zijn, maar eveneens van u: zij zijn immers de gehele Kerk tot glorie. Om die reden is op hen dat heerlijke woord van toepassing uit de Tweede Brief aan de Korintiërs: apostelen van de kerken, de roem van Christus (2 Kor. 8, 23) om die reden ook hebben zij tot de Kerk in haar geheel gezegd: wij zijn uw roem, en u de onze. Vgl. 2 Kor. 1, 14 Het is waar, dat de tragische en gewijde bodem van Rome hun bloed heeft opgenomen en hun graven heeft bewaard als onschatbare tropheeën; het is waar, dat de stad, alsof het haar toekwam, het wonderbaarlijke lot ten deel viel hun bijzondere zending op te nemen en voort te zetten; niettemin moet men voor ogen blijven houden, dat deze zending niet een bepaalde plaatselijke kerk aangaat, maar de Kerk in haar totaliteit. Want deze zending bestaat juist hierin, dat de kerk te Rome fungeert als het centrum van de universele Kerk, en dat zij haar zichtbaar en mystiek bereik uitbreidt tot aan de grenzen van deze universele Kerk. De eenheid en katholiciteit, die uit kracht van de heilige apostelen Petrus en Paulus historisch en geografisch gezien in de kerk van Rome hun voornaamste zetel hebben, vormen namelijk niet alleen het kenmerkend distinctief van heel de ware, grote familie van Christus, maar het zijn ook gaven die aan het gehele volk van God gemeenschappelijk toebehoren, en die bewaard, beschermd, verspreid en versterkt worden door de levende en getrouwe Romeinse traditie.
Behalve tot ons geliefd bisdom Rome, waarvan de heilige apostelen de hemelse patronen zijn, richten wij dit schrijven daarom ook tot u allen die als opvolgers van de apostelen en als herders van de universele Kerk met ons samen het college van bisschoppen vormt, waarover het jongste oecumenisch concilie vanuit de rijkdom van de kerkelijke leer en met gevoel voor de ontwikkeling van de Kerk zo duidelijk heeft gesproken. Onze aansporing is eveneens tot u gericht, gelovigen en gewijde dienaren van de Kerk. Ja wij zouden graag willen, dat onze stem ook de broeders bereikt die weliswaar niet in een volledige geloofsgemeenschap met ons zijn verbonden, maar die niettemin evengoed Christenen-zijn en die, dat willen wij graag bekennen, gedachtenis en geest van beide apostelen in hoge ere hou- den. Hierbij denken wij speciaal en in oprechte blijdschap aan de eerbiedwaardige oosterse kerken, die evenzo in hun liturgieën plechtigheden kennen voor de twee Äpostolorum Corypaeos - coryfeeën der apostelen, en die evenzo hun verering onder de Christenen levend houden. Bovendien verheugt het ons te bemerken, dat er bij de kerken en de kerkelijke gemeenschappen die gescheiden leven van deze Apostolische Stoel erkenning bestaat van wat men noemt de apostoliciteit van het westen; wij zouden wel zeer graag zien, dat deze eeuwfeestviering ertoe bijdraagt dit begrip te vervolmaken en te verlevendigen dat de heilige Paulus zo duidelijk omschrijft met de woorden: gebouwd op het fundament van de apostelen (Ef. 2, 20).
Wat willen wij nu concreet met deze uitnodiging? Op welke wijze kunnen wij deze verjaardag allen te zamen vieren? De Heilige Stoel heeft de gewoonte om, wanneer hij de plechtige viering voor heel de Kerk afkondigt van een zeer belangrijk feest, daarbij tegelijk een geestelijke gave te schenken. Niet dat wij dit van de hand wijzen, maar in dit geval zouden wij toch liever iets willen vragen dan verlenen. Het gaat om iets eenvoudigs, maar van groot gewicht: dat namelijk ieder van u, broeders en zonen, de gedachtenis van de heilige apostelen Petrus en Paulus, die met hun woord en hun bloed van hun geloof in Christus hebben getuigd, door een waarachtige en oprechte belijdenis van datzelfde geloof dat de door hen gestichte Kerk heeft ontvangen en met gezag uiteengezet. Deze geloofsbelijdenis, die wij volgens het getuigenis van de heilige apostelen voor God afleggen, moet afzonderlijk en in het openbaar plaatsvinden, vrij en bewust, innerlijk en uiterlijk, nederig en bereidwillig. Daarbij zouden wij willen, dat zo'n belijdenis van het geloof bij ieder uit de grond van zijn hart komt, zodat in heel de Kerk één en dezelfde liefdevolle belijdenis weerklinkt.
Is er een eerbetoon aan Petrus en Paulus denkbaar dat een betere gedachtenis is, een groter verering en een vollediger vereniging met hen, dan een betuiging van dat geloof dat wij als het ware bij erfenis van hen hebben ontvangen?
U weet, dat de hemelse Vader zelf aan Petrus heeft geopenbaard, wie Jezus is, namelijk de Christus, de Zoon van de levende God, de Meester en Verlosser, vanuit wie genade en waarheid, Vgl. Joh. 1, 14 ons heil en als het ware de ziel van ons geloof naar ons uitgaan; u weet, dat de heilige Kerk is gebouwd op het geloof van Petrus; Vgl. Mt. 16, 16-19 u weet, dat op het ogenblik dat Christus door velen verlaten werd na zijn rede in Kafarnaüm Petrus in naam van het college van apostelen hun geloof in Christus de Zoon van God heeft beleden Vgl. Joh. 6, 68-69 ; u weet, dat Christus zelf in zijn gebed heeft beloofd, dat het geloof van Petrus nooit zou bezwijken en dat hij hem, al zijn menselijke zwakheid ten spijt, de taak heeft toevertrouwd zijn broeders te versterken in het geloof; Vgl. Lc. 22, 32 u weet tenslotte, dat de oorsprong van de levende Kerk in de geloofsbelijdenis ligt die Petrus heeft afgelegd op Pinksteren, de dag waarop de Heilige Geest in de apostelen is neergedaald. Vgl. Hand. 2, 32-40
Kunnen wij Petrus dan om een heilzamer weldaad vragen, kunnen wij hem passender eer betonen, dan het geloof waaruit ons geestelijk leven voortvloeit en het voornemen dat hijzelf aanbeveelt om ons sterk in het geloof te tonen? (1 Pt. 5, 9)
En evenzo weet u, welk een vastberaden verdediger van het geloof de heilige Paulus is geweest. Hem dankt de Kerk immers het voornaamste hoofdstuk van de katholieke leer, waarin het geloof wordt bepaald als de grondslag van onze rechtvaardiging, dat is: van ons heil en van onze bovennatuurlijke omgang met God; hem dankt de Kerk een diepere theologische kennis van het christelijk mysterie, hem dankt zij de eerste uiteenzetting over de geloofsact, hem dankt zij tenslotte de verklaring van de relaties tussen het ene, zekere geloof en de duurzame onwrikbaarheid van de Kerk als zichtbare, hiërarchische gemeenschap. Hoe zouden wij hérn dan niet aanroepen als de blijvende leraar van het geloof? Hoe zouden wij hém dan niet dat grote en vurig verlangde goed vragen: de hereniging van alle Christenen in de oorspronkelijke eenheid van geloof, hoop en liefde van het ene Mystieke Lichaam van Christus? Vgl. Ef. 4, 4-16 Hoe, tenslotte, zouden wij niet bij het graf van deze apostel en martelaar het onderpand van ons eerbetoon neerleggen: het voornemen om in apostolische kracht en met missionaire ijver dat geloof te belijden dat hijzelf in woord en geschrift, door zijn voorbeeld en met zijn bloed bezegeld aan Kerk en wereld heeft overgedragen?
Om die reden hopen wij vurig, dat het eeuwfeest van de marteldood van de heilige apostelen Petrus en Paulus de gehele Kerk tot een hernieuwde, authentieke belijdenis van het christelijk geloof mag brengen. En wij willen hierin graag een besluit van de goddelijke voorzienigheid herkennen, die het volk van God een ideale gelegenheid biedt om tot een volwaardig en zuiver bewustzijn van zijn geloof te komen en om dit geloof op te wekken, te vernieuwen, te versterken en te belijden. Het is wel heel duidelijk, dat dit een van de eerste vereisten is van onze tijd. De huidige wereld ontwikkelt zich naar een steeds verder gaande beheersing van de natuur en weet werkelijk verwonderlijke veroveringen te maken; maar zoals u uit ervaring weet, eerbiedwaardige broeders en geliefde zonen, zo trots als zij is op haar groeiend zelfbewustzijn, haar ontwikkeling leidt er haar gemakkelijk toe God te vergeten en te loochenen. Vandaar, als een noodzakelijk gevolg van de dalende religiositeit, storingen in het denkleven, op moreel en op sociaal terrein; vandaar dat de mens, ten prooi aan zijn hartstochten en aan ongeneeslijke angsten, hierin als in een onafwendbaar noodlot gaat berusten; waar God afwezig is, daar ontbreekt tegelijk de diepste grond van de dingen, het fundamentele licht van het menselijk verstand, en de onwrikbare morele norm, waar een zuivere ordening van de maatschappij niet buiten kan. Vgl. H. Augustinus, Over de Stad Gods, De Civitate Dei. 8, 4: PL 41, 228-229 Vgl. H. Augustinus, In discussie met de manicheeër Faustus, Contra Faustum Manichaeum (1 jan 397). 20, 7: PL 43, 372
Terwijl bij de mens van onze tijd het religieus gevoel, dat als het ware de grondslag is waarop het geloof steunt, aan het afnemen is, breken zich hier en daar op het veld van de katholieke leer nieuwe exegetische en theologische opvattingen baan, die vaak ontleend zijn aan stoutmoedige maar onbruikbare wijsgerige systemen. Deze opvattingen stellen de authentieke betekenis in twijfel van de waar heden die de Kerk uit kracht van haar gezag onderwijst, of misvormen haar; ja, onder voorwendsel het religieus denken aan te passen aan de huidige mentaliteit, verwaarlozen zij de richtlijnen van het kerkelijk leergezag, drukken een duidelijk, wat men noemt, historicistisch stempel op het theologisch onderzoek en gaan zover het getuigenis van de Heilige Schrift zijn gewijd karakter en historische betrouwbaarheid te ontzeggen; zelfs spant men zich in het volk van God een zogenaamde post-conciliaire mentaliteit bij te brengen. Een dergelijke mentaliteit betekent evenwel een miskenning van de onwrikbare samenhang die er bestaat tussen enerzijds de rijke ontwikkelingen van het oecumenisch concilie op leerstellig en wetgevend gebied en anderzijds het gewijde erfgoed van kerkelijk leergezag en kerkelijke discipline; zij dreigt de traditionele geest van trouw jegens de Kerk af te breken en geeft voedsel aan een illusoir verlangen om het Christendom een nieuwe interpretatie te geven, een interpretatie die echter nooit anders dan onrijp en onvruchtbaar kan zijn. Wat zou er overblijven van onze geloofswaarheden en van het geloof zelf, die theologale deugd, als dergelijke pogingen erin zouden slagen zich aan het kerkelijk leergezag te onttrekken en de overhand te krijgen?
Om daarentegen een werkelijk authentiek geloof te versterken, om de studie te bevorderen van de bepalingen van het jongste oecumenisch concilie, om het katholiek denken te ondersteunen in zijn zoeken naar nieuwe theologische uitdrukkingsvormen, die overigens overeen moeten stemmen met het geheel van de leer van de Kerk als gelijk naar inhoud en gelijk naar betekenis; (eodem sensu eademgue sententia) Vgl. H. Vincentius de Lérins, Commonitorium primum. 1, 23: PL 50, 668 Vgl. 1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 22. DS 3020 om ons met dit alles, herhalen wij, op weg te helpen, brengt de tijd ons nu het eeuwfeest van deze apostelen. Want dit verschaft aan alle kinderen van de heilige Kerk een dubbele gelegenheid: vooreerst om Jezus Christus, de Zoon van God, de Middelaar die ons geloof tot stand brengt, ons nederig en tegelijk verheven antwoord te geven: ik geloof - dat betekent: volledige instemming van verstand en wil met zijn woord, met zijn persoon en met zijn boodschap van heil; Vgl. Hebr. 12, 2 Vgl. 1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 10.22. DS3008 en DS 3020 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 5 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 5.8 vervolgens om die twee grootste getuigen van Christus, Petrus en Paulus, de verschuldigde eer te betonen, dat wil zeggen: het christelijk voornemen te vernieuwen om ons en hun geloof oprecht en daadwerkelijk te belijden en om er tegelijk in gebed en werk toe bij te dragen, dat de eenheid van alle Christenen in dit geloof weer hersteld wordt.
Wij zijn niet van plan een jubileumjaar af te kondigen, omdat het bijzondere jubileum na de sluiting van het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie immers juist is afgelopen. Niettemin sporen wij u allen, eerbiedwaardige broeders in het bisschopsambt, vaderlijk aan om uitleg te geven van de geloofsbelijdenis, haar in bijzondere diensten te eren en vooral haar dikwijls op plechtige wijze, samen met uw priesters en gelovigen, af te leggen in een van de officiële formuleringen die de katholieke Kerk in haar gebeden gebruikt.
Wij zouden het op hoge prijs stellen wanneer de geloofsbelijdenis ter ere van de heilige apostelen Petrus en Paulus in elke kathedrale kerk wordt afgelegd door de bisschop, te zamen met de priesters, de seminaristen, de leken die in dienst van Christus' rijk werken, de religieuzen en zo veel mogelijk gelovigen. Hetzelfde dient te gebeuren in elke afzonderlijke parochiegemeenschap en in elk huis van religieuzen. Evenzo bevelen wij aan, dat deze geloofsbelijdenis op een vooraf vastgestelde dag in ieder katholiek huisgezin wordt afgelegd, in de katholieke verenigingen, in de scholen en ziekenhuizen, in alle ruimten die voor de eredienst zijn bestemd, in alle gebouwen en op alle bijeenkomsten tenslotte waar de stem van het geloof kan worden verstaan als een authentieke uiting van instemming met dat christelijk leven waartoe wij allen zijn geroepen.
Heel in het bijzonder willen wij er bij de exegeten en theologen op aandringen het kerkelijk leergezag te helpen om het ware geloof tegen iedere dwaling te beschermen, om de nog nauwelijks doorvorste aspecten ervan grondig te onderzoeken, om zijn begrippen in de juiste zin te verklaren en om veilige criteria aan te geven voor het onderzoek en de verspreiding van de leer. Hetzelfde zij gezegd tot de predikanten, godsdienstleraren en catechisten.
Dit jaar, dat in het teken staat van het eeuwfeest van de heilige Petrus en Paulus, moet dus als het jaar van het geloof worden beschouwd. Het lijkt ons wenselijk, dat de viering ervan overal zoveel mogelijk synchroon loopt; wijzelf zullen er daarom een begin meemaken op 29 juni aanstaande, de feestdag van beide apostelen; tot dezelfde dag van het jaar daarop zullen wij dit eeuwfeest met speciale diensten en plechtigheden vieren, in de verwachting dat de gelovigen, door ons voorbeeld begeesterd, zichzelf innerlijk zullen voorbereiden, hun geloof grondig zullen onderzoeken, het oprecht zullen belijden en er in hun daden van zullen getuigen; want zonder dat is het onmogelijk aan God te behagen (Hebr. 11, 6.11) en alleen daardoor mogen wij erop vertrouwen het ons beloofde heil te bereiken. Vgl. Mt. 16, 16 Vgl. Ef. 2, 8
Wij zenden u deze boodschap vol geestelijke hoop en verwachting, eerbiedwaardige broeders en geliefde zonen, en wij twijfelen er niet aan, of u zult allen in religieuze gemeenschap met ons instemmen. En in naam zowel als uit kracht van de heilige apostelen Petrus en Paulus, op wier graven deze kerk van Rome berust en bloeit, die de erfgename, dochter en behoedster is van die eenheid en katholiciteit waarvan deze apostelen haar de draagster en de bron hebben gemaakt, groeten wij u van ganser harte en verlenen u onze apostolische zegen.
Gegeven te Rome bij de Sint-Pieter
op het feest van Petrus' stoel, 22 februari 1967,
in het vierde jaar van ons pontificaat.
Paus PAULUS VI