
Paus Pius XII - 29 juni 1943
Uit wat wij gezegd hebben is duidelijk, eerbiedwaardige broeders, waarom de Apostel Paulus zo vaak schrijft, dat Christus in ons is en wij in Christus. Dit wordt nog door een diepere reden bevestigd. Want, zoals wij boven uitvoerig uiteenzetten, is Christus in ons door Zijn Geest, die Hij ons meedeelt, en door wie Hij zó in ons werkt, dat alle werkingen van de Heilige Geest in de zielen ook moeten worden beschouwd als door Christus verricht. H. Thomas van Aquino, Comm. in Ep. ad Eph.. cap. 2, lect. 5 "Wie de Geest van Christus niet heeft", zegt de Apostel, "behoort Hem niet toe: maar zo Christus in u is,... leeft de geest omwille van de gerechtigheid." (Rom. 8, 9.10)
Deze mededeling van de Geest, van Christus heeft tot gevolg, dat alle gaven, deugden en charismata, die op uitmuntende wijze en in de rijkste mate in het Hoofd als in de werkoorzaak vervat zijn, in alle leden van de Kerk uitstromen en in hen volgens de plaats, die zij in het mystieke lichaam van Jezus Christus innemen, voortdurend tot grotere volmaaktheid komen. Hierdoor wordt de Kerk als het ware de volheid en de aanvulling van de Verlosser en wordt Christus in alles in de Kerk in zekere zin vervolledigd. H. Thomas van Aquino, Comm. in Ep. ad Eph.. cap. 1, lect. 8 Hiermede komen wij aan de reden, waarom, volgens de boven aangestipte opvatting van Augustinus, het mystieke hoofd, dat Christus is, en de Kerk, die als een andere Christus hier op aarde Zijn plaats inneemt, één nieuwe mens vormen in wie bij de voortzetting van het verlossingswerk van het kruis hemel en aarde worden verenigd: namelijk Christus, hoofd en lichaam, de gehele Christus.