
Paus Pius XII - 29 juni 1943
Christus verlicht Zijn gehele Kerk; dit blijkt werkelijk uit bijna ontelbare plaatsen van de H. Schrift en van de heilige Vaders. "Niemand heeft God ooit gezien: de eengeboren Zoon, die in de schoot van de Vader is, Hij zelf heeft Hem verkondigd." Vgl. Joh. 1, 18 De Leraar, van God gekomen Vgl. Joh. 3, 2 om getuigenis te geven voor de waarheid Vgl. Joh. 18, 37 , heeft de jonge apostolische Kerk zo met Zijn licht overstraald, dat het hoofd der apostelen uitriep: "Heer, tot wie zullen wij gaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven." (Joh. 6, 68) De evangelisten stond Christus zo uit de hemel bij, dat zij als Zijn ledematen, neerschreven wat hun door ingeving van het Hoofd werd meegedeeld. Vgl. H. Augustinus, De consensu Evangelistarum libri quattuor (1 jan 400). 1, 35.54 ; Migne PL 34, 1070 En ook heden is Hij voor ons, die in deze aardse ballingschap verblijven, de bewerker van het geloof, zoals Hij er de voltooier van zal zijn in het vaderland. Vgl. Heb. 12, 2 Hij is het, die de gelovigen het licht van het geloof instort; Hij is het, die op hemelse wijze de herders en leraars, op de eerste plaats Zijn stedehouder op aarde, met hemelse gaven van wetenschap, verstand en wijsheid verrijkt, opdat zij de schat van het geloof getrouw bewaren, krachtig verdedigen, godvruchtig en ijverig verklaren en bevestigen; Hij is het eindelijk die, ofschoon onzichtbaar, de concilies der Kerk voorzit en voorlicht. Vgl. H. Cyrillus van Alexandrië, Epistulae. 55 de Symb.; Migne PG 77, 293