Paus Pius XII - 29 juni 1943
Wat wij echter hier over de algemene Kerk hebben gezegd, geldt ook voor de bijzondere gemeenschappen der christenen, zowel de Oosterse als de Latijnse, waaruit de éne katholieke Kerk bestaat en wordt opgebouwd, daar ook zij elk afzonderlijk door Christus Jezus door middel van de stem en de macht van haar eigen bisschop worden bestuurd. Daarom moeten de bisschoppen niet alleen als de meest uitstekende leden van de algemene Kerk worden beschouwd, daar zij door een volstrekt enige band met het goddelijk Hoofd van het gehele lichaam zijn verbonden, en dus met recht worden genoemd "de eersten der ledematen van de Heer" H. Paus Gregorius de Grote, Moreel commentaar op (het boek) Job, Moralia in Job. 14, 35. 43; Migne PL 75, 1062, maar wat zijn eigen bisdom betreft, weidt en bestuurt ieder van hen de hem bijzonder aangewezen kudde in naam van Christus als ware herder. Vgl. 1e Vaticaans Concilie, 4e Zitting - Dogmatische Constitutie over de Kerk van Christus, Pastor Aeternus (18 juli 1870), 10-15 Bij de uitoefening van deze taak zijn zij echter niet volkomen onafhankelijk, maar staan zij onder het bindend gezag van de paus van Rome, ofschoon zij in het bezit zijn van de gewone jurisdictiemacht, die hun onmiddellijk door de paus wordt medegedeeld. Zij moeten derhalve, als de door God gewilde opvolgers van de apostelen Vgl. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 329. 1, door het volk worden geëerbiedigd; en meer nog dan op de bestuurders van deze wereld, zelfs op de allerhoogsten onder hen, slaat op de bisschoppen, gezalfd als zij zijn door de Heilige Geest, dit woord van de H. Schrift: "Wilt niet raken aan mijn gezalfden." (1 Kron. 16, 22)(Ps. 104, 15)