Paus Pius XII - 29 juni 1943
Gij weet, eerbiedwaardige broeders, hoe wij vanaf de aanvang van ons pontificaat ook hen, die niet behoren tot het zichtbare verband van de katholieke Kerk, aan Gods bescherming en leiding hebben aanbevolen en hoe wij plechtig hebben verzekerd, dat niets ons op het voorbeeld van de goede Herder nauwer aan het hart ligt, dan dat zij het leven hebben en in overvloed hebben. Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over de eenheid van de menselijke maatschappij, Summi Pontificatus (20 okt 1939), 11 Deze plechtige verklaring willen wij in dit rondschrijven, waarin wij de lof van "het grote en heerlijke lichaam van Christus" H. IreneĆ¼s van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. 4, 33; Migne PG 7, 1076 hebben bezongen, met een beroep op het gebed van geheel de Kerk herhalen, en wij nodigen met grote liefde hen allen één voor één uit, toe te geven aan de inwendige drang van de goddelijke genade en te trachten zich te bevrijden uit die toestand, waarin zij niet zeker kunnen zijn van hun eeuwig heil. Vgl. Z. Paus Pius IX, Apostolische Brief, Tot alle protestanten en niet-protestanten bij gelegenheid van het bijeenroepen van het Eerste Vaticaans Concilie, Iam vos omnes (13 sept 1868), 10 Want, ook al zijn zij door een onbewuste wens en onbewust verlangen op het mystieke lichaam van de Verlosser gericht, toch missen zij die overvloedige en machtige hemelse gaven en hulpmiddelen, die men alleen in de katholieke Kerk kan genieten. Laten zij dus toetreden tot de katholieke eenheid en, met ons in het éne lichaam van Jezus Christus verenigd, zich allen in een heerlijke liefdesgemeenschap aansluiten bij het éne Hoofd. Vgl. Paus Gelasius I, Epistolae. 14 resp. Tractaat II; Migne PL 59, 89c In onafgebroken gebed tot de Geest van liefde en waarheid wachten wij hen op met breed uitgestrekte armen, tot zij terugkeren niet naar een vreemd, maar naar hun eigen en voorvaderlijk tehuis.