Paus Benedictus XVI - 11 oktober 2011
Inmiddels aan het einde van zijn leven gekomen, vraagt de apostel Paulus zijn leerling Timoteüs met dezelfde standvastigheid “naar het geloof te streven” Vgl. 2 Tim. 2, 22 als toen hij kind was Vgl. 2 Tim. 3, 15 . Laat ieder van ons zich door deze uitnodiging aangesproken voelen, opdat niemand onverschillig in het geloof wordt. Het geloof is een levensgezel die het mogelijk maakt met een steeds nieuwe blik de wonderen waar te nemen die God voor ons tot stand brengt. Gericht als het is op het begrijpen van de tekenen van de tijd in het heden van de geschiedenis, verplicht het geloof ieder van ons ertoe een levend teken te worden van de tegenwoordigheid van de Verrezene in de wereld. Waar de wereld van vandaag vooral behoefte aan heeft, is het geloofwaardig getuigenis van mensen die, in geest en hart verlicht door de Heer, in staat zijn het hart en de geest van vele anderen te openen voor het verlangen naar God en naar het ware leven, het leven dat geen einde heeft.
“Opdat het woord des Heren ... zijn luisterrijke loop mag volbrengen” (2 Tim. 3, 1): moge dit Jaar van het Geloof de band met de Heer Christus steeds hechter maken, aangezien alleen in Hem de zekerheid te vinden is voor de toekomst en de waarborg voor een authentieke en duurzame liefde. De woorden van de apostel Petrus werpen een laatste lichtstraal op het geloof: “Dan zult gij juichen, ook al hebt gij nu, als het zo moet zijn, voor een korte tijd te lijden onder allerlei beproevingen. Die dienen om de deugdelijkheid van uw geloof te bewijzen, dat zoveel kostbaarder is dan vergankelijk goud, dat toch ook door vuur gelouterd wordt. Dan zal, wanneer Jezus Christus zich openbaart, lof, heerlijkheid en eer uw deel zijn. Hem hebt gij lief zonder Hem ooit gezien te hebben. Hem gelooft gij, ofschoon gij Hem ook nu niet ziet. Hoe onuitsprekelijk, hoe hemels zal uw vreugde zijn, als gij het einddoel van uw geloof, de redding van uw ziel, bereikt” (1 Pt. 1, 6-9). Het leven van een christen kent de ervaring van de vreugde en die van het lijden. Hoeveel heiligen hebben de eenzaamheid beleefd! Hoeveel gelovigen worden, ook in onze dagen, beproefd door het stilzwijgen van God, terwijl zij zijn vertroostende stem zouden willen horen! De beproevingen van het leven, die het mogelijk maken het mysterie van het kruis te begrijpen en deel te hebben aan het lijden van Christus Vgl. Kol. 1, 24 , vormen een inleiding op de vreugde en de hoop waarnaar het geloof voert: “Want als ik zwak ben, dan ben ik sterk” (2 Kor. 12, 10). Wij geloven vast en zeker dat de Heer Jezus het kwaad en de dood heeft verslagen. In dit zeker vertrouwen verlaten wij ons op Hem: Hij, te midden van ons aanwezig, overwint de macht van de boze Vgl. Lc. 14, 20 en de Kerk, de zichtbare gemeenschap van zijn barmhartigheid, blijft in Hem als teken van de definitieve verzoening met de Vader.
Laten wij aan de Moeder van God, ‘zalig’ genoemd, omdat “zij heeft geloofd” (Lc. 1, 45), deze tijd van genade toevertrouwen.
Gegeven te Rome, bij Sint-Pieter, op 11 oktober van het jaar 2011, in het zevende van mijn pontificaat.
BENEDICTUS PP. XVI