• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

PORTA FIDEI
Over het uitroepen van het "Jaar van het Geloof"

De “Porta Fidei” - “poort van het geloof” Vgl. Hand. 14, 27 , die in het leven van de gemeenschap met God binnenleidt en het binnengaan in zijn Kerk mogelijk maakt, staat altijd voor ons open. Het is mogelijk over die drempel te stappen, wanneer Gods Woord wordt verkondigd en het hart zich laat vormen door de genade die verandert. Door deze poort heen gaan brengt met zich mee dat men een weg opgaat die het hele leven duurt. Deze begint met het doopsel Vgl. Rom. 6, 4 , waardoor wij God Vader mogen noemen, en eindigt met het overgaan door de dood heen naar het eeuwige leven, de vrucht van de verrijzenis van de Heer Jezus: Hij heeft met de gave van de Heilige Geest bij zijn heerlijkheid al degenen willen betrekken die in Hem geloven Vgl. Joh. 17, 22 . Het geloof belijden in de Drie-eenheid – Vader, Zoon en Heilige Geest – is gelijk aan geloven in één God, die liefde is Vgl. 1 Joh. 4, 8 : de Vader, die in de volheid van de tijd de Zoon voor ons heil heeft gezonden; Jezus Christus, die in het mysterie van zijn dood en verrijzenis de wereld heeft verlost; de heilige Geest, die de Kerk in afwachting van de terugkeer van de Heer in heerlijkheid door de eeuwen heen leidt.

Vanaf het begin van mijn ambt als opvolger van Petrus heb ik herinnerd aan de noodzaak de weg van het geloof opnieuw te ontdekken om steeds duidelijker de vreugde en het hernieuwd enthousiasme van de ontmoeting met Christus te belichten. In de Paus Benedictus XVI - Homilie
Zoals Jezus wil ik een herder zijn, zoals Petrus een visser van mensen
Bij de aanvang van de Petrinische dienst als Bisschop van Rome
(24 april 2005)
heb ik gezegd: “De Kerk in haar geheel en de herders in haar moeten op weg gaan om de mensen uit de woestijn te voeren naar de plaats van het leven, naar de vriendschap met de Zoon van God, naar Hem die ons het leven schenkt, het leven in volheid”. Paus Benedictus XVI, Homilie, Bij de aanvang van de Petrinische dienst als Bisschop van Rome, Zoals Jezus wil ik een herder zijn, zoals Petrus een visser van mensen (24 apr 2005), 4 Het gebeurt intussen niet zelden dat christenen zich meer bekommeren om de maatschappelijke, culturele en politieke gevolgen van hun inzet en blijven denken dat het geloof een vanzelfsprekende zaak is van het gemeenschappelijk leven. Niet alleen is dit in werkelijkheid niet meer vanzelfsprekend, maar het wordt zelfs ontkend. Vgl. Paus Benedictus XVI, Homilie, Terreiro do Paço, Lissabon, De kracht van de Kerk is de verrijzenis van Christus (11 mei 2010), 5 Terwijl het in het verleden mogelijk was een homogeen cultureel stramien te herkennen dat in brede kringen werd aanvaard in zijn verwijzen naar de geloofsinhoud en de daardoor geïnspireerde waarden, blijkt dat vandaag in grote delen van de maatschappij niet meer zo te zijn vanwege een diepe geloofscrisis die zich van vele personen heeft meester gemaakt.

Wij kunnen niet accepteren dat het zout zijn kracht verliest en het licht verborgen wordt gehouden Vgl. Mt. 5, 13-16 . Ook de mens van vandaag kan er opnieuw behoefte aan voelen, zoals de Samaritaanse, naar de put te gaan om naar Jezus te luisteren. Hij nodigt ertoe uit om in Hem te geloven en uit zijn bron van levend water te putten Vgl. Joh. 4, 14 . Wij moeten weer de smaak te pakken krijgen om ons te voeden met Gods Woord, dat trouw door de Kerk wordt doorgegeven, en het Brood van het leven. Deze worden ons aangereikt als steun voor allen die zijn leerlingen zijn Vgl. Joh. 6, 51 . Het onderricht van Jezus weerklinkt immers ook in onze dagen met dezelfde kracht: “Werkt niet voor het voedsel dat vergaat, maar voor het voedsel dat blijft om eeuwig te leven” (Joh. 6, 27). De vraag die Hem gesteld werd door degenen die naar Hem luisterden, is ook voor ons vandaag nog dezelfde: “Welke werken moeten wij voor God verrichten?” (Joh. 6, 28). Wij kennen het antwoord van Jezus: “Dit is het werk dat God van u vraagt: te geloven in Degene die Hij gezonden heeft” (Joh. 6, 29). Geloven in Jezus Christus is dus de weg om definitief tot het heil te komen.

In het licht van dit alles heb ik besloten een Jaar van het Geloof af te kondigen. Dit zal op 11 oktober 2012 beginnen op de vijftigste verjaardag van de opening van het Tweede Vaticaans Concilie en eindigen op het hoogfeest van Christus Koning van het Heelal, 24 november 2013. Op 11 oktober 2012 zal het ook twintig jaar geleden zijn dat de Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997)
werd gepubliceerd, een tekst die door mijn voorganger, de zalige paus Johannes Paulus II, werd gepromulgeerd Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Constitutie, Publicatie Katechismus van de Katholieke Kerk, Fidei Depositum (11 okt 1992) met als doel voor alle gelovigen de kracht en de schoonheid van het geloof te belichten. Om dit Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997)
, een authentieke vrucht van het Tweede Vaticaans Concilie, werd gevraagd door de buitengewone Bisschoppensynode van 1985 als een instrument ten dienste van de catechese Vgl. Bisschoppensynodes, In Gods Woord viert de Kerk de mysteries van Christus voor het heil van de wereld - Eindrapport van de 2e Buitengewone Bisschoppensynode: 20 jaar na de sluiting van het Tweede Vaticaans Concilie, Ecclesia sub Verbo Dei mysteria Christi celebrans pro salute mundi (7 dec 1985) en het kwam tot stand door middel van de samenwerking van heel het episcopaat van de katholieke Kerk. En de algemene vergadering van de bisschoppensynode is nu juist in de maand oktober 2012 door mij samengeroepen rond het thema De nieuwe evangelisatie voor het doorgeven van het christelijk geloof. Dat zal een gunstige gelegenheid zijn om alle geledingen van de Kerk te brengen tot een tijd van bijzondere bezinning op en herontdekking van het geloof. Het is niet de eerste keer dat de Kerk is geroepen om een Jaar van het geloof te vieren. Mijn vereerde voorganger, de dienaar Gods Paulus VI, H. Paus Paulus VI - Audiëntie
Voortdurende waakzaamheid voor de integriteit van de gezonde leer (14 juni 1967)
om de H. Paus Paulus VI - Homilie
Bij aanvang van het Jaar van het Geloof en het 19-eeuwfeest van het martelaarschap van de HH. Petrus en Paulus (29 juni 1967)
toe. Hij zag het als een plechtig ogenblik, opdat er in heel de Kerk een “authentieke en oprechte belijdenis van hetzelfde geloof” was; hij wilde bovendien dat dit “individueel en collectief, vrij en bewust, innerlijk en uiterlijk, nederig en vrijmoedig” werd bevestigd. H. Paus Paulus VI, Apostolische Exhortatie, Aankondiging "Jaar van het Geloof" bij gelegenheid van het 19e eeuwfeest van het martelaarschap van Petrus en Paulus, Petrum et Paulum Apostolos (22 feb 1967). AAS 59 (1967), 196 Hij dacht dat de gehele Kerk zo opnieuw “een juiste kennis van haar geloof zou kunnen krijgen om het opnieuw tot leven te brengen, te zuiveren, te bevestigen, te belijden”. H. Paus Paulus VI, Apostolische Exhortatie, Aankondiging "Jaar van het Geloof" bij gelegenheid van het 19e eeuwfeest van het martelaarschap van Petrus en Paulus, Petrum et Paulum Apostolos (22 feb 1967). AAS 59 (1967), 198 De grote omwentelingen die zich in dat jaar voordeden, maakten nog meer de noodzaak van een dergelijke viering duidelijk. De viering werd afgesloten met de Geloofsbelijdenis van het volk van God H. Paus Paulus VI, Motu Proprio, Sollemnis Professio Fidei - Ter afsluiting van het jaar van het geloof, Solemni hac liturgia - Credo van het Volk van God (30 juni 1968) Vgl. H. Paus Paulus VI, Homilie, Tijdens de H. Mis bij gelegenheid van het 19e eeuwfeest van het martelaarschap van Petrus en Paulus aan het eind van het "Jaar van het Geloof" (30 juni 1968) om te laten zien hoezeer het nodig is dat de wezenlijke inhoud, die sinds eeuwen het erfgoed van alle gelovigen vormt, op een steeds nieuwe wijze wordt bevestigd, begrepen en verdiept, met het doel zo een coherent getuigenis af te leggen in historische omstandigheden die anders zijn dan in het verleden.

In enkele opzichten zag mijn vereerde voorganger dat Jaar als een “gevolg van het Concilie en een behoefte van de periode erna” H. Paus Paulus VI, Audiëntie, Voortdurende waakzaamheid voor de integriteit van de gezonde leer (14 juni 1967), omdat hij zich heel goed bewust was van de ernstige moeilijkheden van de tijd, vooral wat de belijdenis van het ware geloof en de juiste uitleg ervan betrof. Ik meen dat het samenvallen van het begin van het Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof met de vijftigste verjaardag van de opening van het Tweede Vaticaans Concilie een gunstige gelegenheid kan zijn om te begrijpen dat de documenten die als erfenis door de Concilievaders zijn nagelaten, “noch hun waarde, noch hun glans verliezen”, zoals de zalige Johannes Paulus II zei. “Men moet ze goed lezen, kennen en in zich opnemen als belangrijke en normgevende teksten van het magisterium binnen de traditie van de Kerk. Ik voel mij dan ook gedrongen het Concilie aan te duiden als de grote genade waarmee de Kerk in de twintigste eeuw wordt verrijkt: het biedt ons een betrouwbaar kompas voor de weg die we in de nu beginnende eeuw hebben te gaan”. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Een nieuw millennium, Novo millennio ineunte (6 jan 2001), 57 Ook ik wil met nadruk herhalen hetgeen ik weinige maanden na mijn verkiezing tot opvolger van Petrus met betrekking tot het Concilie heb gezegd: “Als wij het lezen en het, geleid door de juiste hermeneutiek, ons eigen maken, kan het een grote kracht zijn en dat steeds meer worden voor de steeds noodzakelijke vernieuwing van de Kerk.” Paus Benedictus XVI, Toespraak, Expergiscere homo - Tot de Romeinse Curie bij gelegenheid van het uitwisselen van de Kerstwensen 2005 (22 dec 2005), 10

De vernieuwing van de Kerk gaat ook via het getuigenis dat wordt gegeven door het leven van de gelovigen: met hun bestaan alleen al in de wereld zijn de Christenen geroepen het Woord van waarheid dat de Heer Jezus ons heeft nagelaten, te laten schijnen. Juist het Concilie stelde met de dogmatische constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964)
: “Terwijl Christus echter ‘heilig, schuldeloos en onbesmet’ was (Hebr. 7, 26), de zonde niet kende Vgl. 2 Kor. 5, 21 , doch alleen de misdaden van zijn volk kwam uitboeten (Hebr. 2, 17), omvat de Kerk integendeel zondaars in haar eigen schoot en, tezelfdertijd heilig en altijd tot uitzuivering geroepen, streeft zij onophoudelijk de boetvaardigheid en de levensvernieuwing na. ‘Dwars door de vervolgingen van de kant van de wereld en de vertroostingen van de kant van God heen zet de Kerk haar pelgrimstocht voort’ en verkondigt zij het kruis en de dood van de Heer, totdat Hij komt Vgl. 1 Kor. 11, 26 . Door de kracht van haar verrezen Heer voelt zij zich gesterkt om de smarten en moeilijkheden die zij zowel naar binnen als naar buiten te dragen heeft door geduld en liefde te overwinnen en zijn mysterie, zij het onder schaduwen, niettemin met getrouwheid aan de wereld te openbaren, totdat het bij het einde in het volle licht zal verschijnen.” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 8

Het Jaar van het Geloof is in dit perspectief een uitnodiging voor een authentieke en hernieuwde bekering tot de Heer, de enige Heiland van de wereld. In het mysterie van zijn dood en verrijzenis heeft God in volheid de liefde geopenbaard die redt en de mensen roept tot een bekering van leven door middel van de kwijtschelding van zonden Vgl. Hand. 5, 31 . Voor de apostel Paulus leidt deze liefde de mens binnen in een nieuw leven: “Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij, zoals Christus door de macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt, een nieuw leven zouden leiden” (Rom. 6, 4). Dankzij het geloof vormt dat nieuwe leven heel het menselijk bestaan naar de radicale nieuwheid van de verrijzenis. In de mate van zijn beschikbaarheid worden de gedachten en gevoelens, de mentaliteit en het gedrag van de mens geleidelijk gezuiverd en omgevormd op een weg die nooit geheel is voltooid in dit leven. “Alleen geloof, zich uitend in de liefde” (Gal. 5, 6) wordt een nieuw criterium voor het denken en het handelen dat heel het leven van de mens verandert Vgl. Rom. 12, 2 Vgl. Kol. 3, 9-10 Vgl. Ef. 4, 20-29 Vgl. 2 Kor. 5, 17 .

Caritas Christi urget nos” (2 Kor. 5, 14): het is de liefde van Christus die onze harten vervult en ons ertoe aanzet te evangeliseren. Hij zendt ons vandaag evenals toen uit over de wegen van de wereld om zijn evangelie te verkondigen aan alle volken van de aarde Vgl. Mt. 28, 19 . Met zijn liefde trekt Jezus Christus alle mensen van iedere generatie tot zich: in iedere tijd roept Hij de Kerk bijeen en vertrouwt haar de verkondiging van het evangelie toe met een opdracht die steeds nieuw is. Daarom is ook vandaag een meer overtuigde inzet van de Kerk ten gunste van een nieuwe evangelisatie nodig om de vreugde in het geloof opnieuw te ontdekken en het enthousiasme in het meedelen van het geloof te hervinden. De missionaire inzet van de gelovigen, die nooit mag nalaten, ontleent aan het dagelijks opnieuw ontdekken van zijn liefde sterkte en kracht. Het geloof groeit immers wanneer het wordt beleefd als de ervaring van een ontvangen liefde en wanneer het wordt meegedeeld als een ervaring van genade en vreugde. Het maakt vruchtbaar, omdat het door de hoop het hart verruimt en het mogelijk maakt een getuigenis te geven dat in staat is iets voort te brengen: het opent immers het hart en de geest van hen die luisteren om de uitnodiging van de Heer aan te nemen en zich bij zijn Woord aan te sluiten om zijn leerlingen te worden. De gelovigen, zo getuigt de heilige Augustinus, “worden sterker door te geloven”. H. Augustinus, Het belang van het geloven, De utilitate credendi. I, 2 De heilige bisschop van Hippo had goede redenen om zich op deze wijze uit te drukken. Zoals wij weten, was zijn leven een voortdurend zoeken naar de schoonheid van het geloof tot zijn hart rust vond in God. Vgl. H. Augustinus, Belijdenissen, Confessiones. I, 1 Zijn talrijke geschriften, waarin het belang van geloven en de waarheid van het geloof worden uiteengezet, blijven tot in onze dagen een erfgoed van een onvergelijkelijke rijkdom en maken het zeer veel personen die op zoek zijn naar God, nog steeds mogelijk de juiste weg te vinden om tot de “poort van het geloof” te naderen.

Alleen door te geloven groeit het geloof dus en wordt het sterker; er is geen andere mogelijkheid om zekerheid te hebben over het eigen leven dan zich in toenemende mate in de handen te leggen van een liefde die als steeds groter wordt ervaren, omdat zij haar oorsprong vindt in God.

Bij deze gelukkige gelegenheid wil ik mijn broeders in het bisschopsambt over heel de wereld uitnodigen zich met de opvolger van Petrus te verenigen in de tijd van geestelijke genade die de Heer ons biedt, om de kostbare gave van het geloof te herdenken. Wij zouden dit Jaar willen vieren op een waardige en vruchtbare wijze. De bezinning op het geloof zal intensiever moeten worden om allen die in Christus geloven, te helpen hun instemming met het Evangelie bewuster te maken en te versterken, vooral op een ogenblik van diepgaande verandering zoals die welke de mensheid beleeft. Wij zullen gelegenheid hebben het geloof in de verrezen Heer te belijden in onze kathedralen en in de kerken van heel de wereld; in onze huizen en onze gezinnen, opdat ieder de sterke behoefte voelt het geloof van altijd beter te leren kennen en door te geven aan de toekomstige generaties. Religieuze gemeenschappen, evenals parochies en alle kerkelijke lichamen, nieuw en oud, zullen in dit Jaar een manier vinden om openlijk het Credo te belijden.

Wij wensen dat dit Jaar in iedere gelovige het streven wekt om het geloof in zijn volheid en met hernieuwde overtuiging te belijden. Het zal ook een gunstige gelegenheid zijn om de viering van het geloof in de liturgie te intensiveren, en in het bijzonder in de Eucharistie, die “het hoogtepunt” is “waarnaar de Kerk in al haar handelen streeft en tevens de bron waaruit al haar kracht voortvloeit”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 10 In de tussentijd wensen wij dat het getuigenis van leven van de gelovigen groeit in geloofwaardigheid. Opnieuw de inhoud ontdekken van het geloof dat wordt beleden, gevierd, beleefd en gebeden, Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Constitutie, Publicatie Katechismus van de Katholieke Kerk, Fidei Depositum (11 okt 1992), 3 en nadenken over de geloofsact zelf, dat is een taak die iedere gelovige zich eigen moet maken, vooral in dit Jaar.

Niet toevallig waren de christenen in de eerste eeuwen gehouden het Credo van buiten te leren. Dit diende hun als dagelijks gebed om niet de taak te vergeten die zij met het Doopsel op zich hadden genomen. Met veelzeggende woorden herinnert de heilige Augustinus hieraan, wanneer hij in een Homilie over de redditio symboli, het weergeven van het Credo zegt:

“Het symbool van de hoogheilige belijdenis, dat gij gezamenlijk ontvangen hebt en vandaag ieder afzonderlijk hebt opgezegd, bevat de woorden, waardoor het geloof van onze Moeder de heilige Kerk, dat hecht gegrondvest is op het stevig fundament, dat Christus onze Heer is, bevestigd wordt. Want niemand mag een ander fundament plaatsen dan wat gelegd is en dat is Jezus Christus, Gij hebt immers ontvangen en opgezegd wat gij altijd moet bewaren in uw geest en in uw hart, wat gij bij uzelf moet herhalen, als gij in uw bed ligt, waaraan gij moet denken, als gij op straat loopt, wat gij niet moogt vergeten, wanneer gij eet, waarmede uw geest bezig moet zijn, ook als uw lichaam slaapt.”. H. Augustinus, Preken, Sermones. 215,1: Ned. vert. Christine Mohrmann

Ik zou hier een weg willen schetsen die kan helpen om niet alleen de inhoud van het geloof dieper te begrijpen, maar tegelijkertijd ook hiermee de act waarmee wij besluiten ons geheel in volledige vrijheid aan God toe te vertrouwen. Er bestaat immers een diepe eenheid tussen de geloofsact en de inhoud waarmee wij instemmen. De apostel Paulus maakt het mogelijk in deze werkelijkheid door te dringen, wanneer hij schrijft: “Het geloof van uw hart brengt de gerechtigheid en de belijdenis van uw mond het heil” (Rom. 10, 10). Het hart wijst erop dat de eerste act waarmee men tot het geloof komt, een geschenk van God is en de werking van de genade die werkzaam is en de persoon tot in zijn binnenste verandert.

Het voorbeeld van Lydia is uitermate veelzeggend in dit opzicht. De heilige Lucas vertelt dat Paulus, terwijl hij zich in Filippi bevond, op een sabbat het Evangelie ging verkondigen aan enkele vrouwen; onder hen was Lydia en de “Heer maakte haar hart ontvankelijk voor wat door Paulus gezegd werd” (Hand. 16, 14). De betekenis die in deze uitdrukking ligt opgesloten, is belangrijk. De heilige Lucas leert dat de kennis van de inhoud die men moet geloven, niet voldoende is, als vervolgens het hart, het authentiek heiligdom van de persoon, niet wordt geopend door de genade die het mogelijk maakt ogen te hebben om in de diepte te kijken en te begrijpen dat wat is verkondigd het Woord van God is.

Belijden met de mond geeft op zijn beurt aan dat het geloof een openbaar getuigenis en engagement inhoudt. De Christen mag nooit denken dat geloven een privéaangelegenheid is. Het geloof is besluiten bij de Heer te zijn om met Hem te leven. En dit “bij de Heer zijn” leidt tot een begrip van de redenen waarom men gelooft. Juist omdat het geloof een act van vrijheid is, vereist het ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid voor wat men gelooft. Met Pinksteren toont de Kerk in alle duidelijkheid deze openbare dimensie van het geloof en het onbevreesd verkondigen van het eigen geloof aan ieder. Het is de gave van de heilige Geest die tot zending in staat stelt en ons getuigenis versterkt door het vrijmoedig en moedig te maken.

Het belijden van het geloof zelf is een persoonlijke en tegelijk gemeenschappelijke act. De Kerk is immers het eerste subject van het geloof. In het geloof van de christelijke gemeenschap ontvangt ieder het doopsel, het werkzame teken van het toetreden tot het volk van de gelovigen om het heil te verwerven. Zoals de Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997)
getuigt:

" "Ik geloof:" dat is het geloof van de Kerk dat persoonlijk door iedere gelovige, vooral bij het Doopsel, beleden wordt. "Wij geloven:" dat is het geloof van de Kerk dat beleden wordt door de bisschoppen, in Concilie bijeen, of meer in het algemeen door de liturgische gemeenschap van de gelovigen, "Ik geloof:" dat is ook onze moeder de Kerk, die God door haar geloof antwoord geeft en die ons leert zeggen: "Ik geloof", "Wij geloven". " Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 167

Zoals men kan vaststellen, is kennis van de geloofsinhoud essentieel om de eigen instemming te geven, dat wil zeggen om zich ten volle met verstand en wil aan te sluiten bij hetgeen door de Kerk wordt voorgehouden. De kennis van het geloof voert binnen in het geheel van het door God geopenbaarde heilsmysterie. De instemming die wordt betuigd, houdt dus in dat men, wanneer men gelooft, in vrijheid heel het mysterie van het geloof aanvaardt, omdat de zichzelf openbarende God, die het mogelijk maakt zijn mysterie van liefde te kennen, voor de waarheid ervan borg staat. Vgl. 1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 10-11 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 5

Anderzijds mogen wij niet vergeten dat in onze culturele context zeer veel mensen, ook al herkennen zij niet in zich de gave van het geloof, toch oprecht op zoek zijn naar de uiteindelijk zin van en de definitieve waarheid over hun bestaan en de wereld. Dit zoeken is een authentieke “inleiding” op het geloof, omdat het de personen op de weg zet die voert naar het mysterie van God. In de rede zelf van de mens is immers de behoefte aan “wat geldt en altijd blijft”, diep geworteld. Paus Benedictus XVI, Toespraak, Collège des Bernardins, Parijs, Tot de vertegenwoordigers van de wereld van de cultuur (12 sept 2008), 3 Deze behoefte is een voortdurende, onuitwisbaar in het hart van de mens geschreven uitnodiging op weg te gaan om Hem te vinden die wij niet zouden zoeken als Hij ons al niet was tegemoet gekomen. Vgl. H. Augustinus, Belijdenissen, Confessiones. XIII,1 Juist tot deze ontmoeting nodigt het geloof ons uit en stelt ons daar volledig voor open.

Om tot een systematische kennis van de inhoud van het geloof te komen kunnen allen in de Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997)
een kostbaar en onmisbaar hulpmiddel vinden. Het is één van de belangrijkste vruchten van het Tweede Vaticaans Concilie. In de apostolische constitutie H. Paus Johannes Paulus II - Apostolische Constitutie
Fidei Depositum
Publicatie Katechismus van de Katholieke Kerk
(11 oktober 1992)
, die niet toevallig werd ondertekend bij gelegenheid van de dertigste verjaardag van de opening van het Tweede Vaticaans Concilie, schreef de zalige Johannes Paulus II:

“Deze Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997)
vormt een zeer belangrijke bijdrage tot de opdracht om het hele kerkelijk leven te vernieuwen ... Ik verklaar dat deze catechismus een betrouwbare leidraad bij het geloofsonderricht is en een krachtig en geschikt middel voor de kerkelijke gemeenschap”. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Constitutie, Publicatie Katechismus van de Katholieke Kerk, Fidei Depositum (11 okt 1992), 1.4

Juist in dit perspectief zal het Jaar van het Geloof een unanieme inzet tot uitdrukking moeten brengen voor de herontdekking en het bestuderen van de fundamentele inhoud van het geloof, die zijn systematische en organische synthese vindt in de Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997)
. Hier komt immers de rijkdom van het onderricht naar voren dat de Kerk heeft ontvangen, behoed en aangereikt gedurende haar tweeduizendjarige geschiedenis. Van de Heilige Schrift tot de kerkvaders, van de leraren in de theologie tot de heiligen door alle eeuwen heen biedt de Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997)
een voortdurende herinnering aan de vele manieren waarop de Kerk heeft gemediteerd over het geloof en in de leer vooruitgang heeft geboekt om zekerheid aan de gelovigen in hun geloof ervan te geven.

In zijn structuur zelf laat de Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997)
de ontwikkeling van het geloof zien en roert daarbij tevens de grote thema’s aan van het dagelijks leven. Bladzijde na bladzijde ontdekt men dat hetgeen wordt gepresenteerd niet een theorie is, maar de ontmoeting met een Persoon die leeft in de Kerk. Op de geloofsbelijdenis volgt immers de uitleg van het sacramentele leven, waarin Christus tegenwoordig is en de Kerk blijft opbouwen. Zonder liturgie en Sacramenten zou de geloofsbelijdenis geen doeltreffendheid hebben, omdat het haar aan de genade zou ontbreken die het getuigenis van de Christen ondersteunt. Op dezelfde wijze krijgt de leer van de Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997)
over het morele leven haar volle betekenis, indien zij in verband wordt gebracht met geloof, liturgie en gebed.

In dit Jaar zal daarom de Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997)
een echt instrument kunnen zijn ter ondersteuning van het geloof, vooral voor hen die de vorming van de Christenen, zo bepalend in onze culturele context, ter harte gaat. Met dat doel heb ik de Congregatie voor de Geloofsleer uitgenodigd om in overeenstemming met de bevoegde decasteries van de Heilige Stoel een Congregatie voor de Geloofsleer
Notitie met pastorale aanbevelingen voor het Jaar van het Geloof
Enkele aanbevelingen om het Jaar van het Geloof op een meer doeltreffende en aangepaste wijze te beleven, ten dienste van het gelovig zijn en de evangelisatie
(6 januari 2012)
op te stellen om de Kerk en de gelovigen enkele aanwijzingen aan te reiken hoe dit Jaar van het Geloof zo doeltreffend en gepast mogelijk te vieren ten dienste van geloof en evangelisatie.

Het geloof ziet zich immers meer dan in het verleden aan een reeks vragen onderworpen die voortkomen uit een veranderde mentaliteit, die in het bijzonder vandaag het terrein van de rationele zekerheden reduceert tot dat van de wetenschappelijke en technologische verworvenheden. De Kerk heeft echter nooit angst gehad te tonen hoe er tussen geloof en authentieke wetenschap geen conflict mag zijn, omdat beide, ook al is dat langs andere wegen, streven naar de waarheid. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de verhouding van Geloof en Rede, Fides et Ratio (14 sept 1998), 34.106

Het zal in de loop van dit Jaar van doorslaggevende belang zijn opnieuw de geschiedenis van ons geloof door te nemen, waarin het onpeilbare mysterie van de vervlechting van heiligheid en zonde te zien is. Terwijl de heiligheid de aandacht vestigt op de grote bijdrage die mannen en vrouwen door het getuigenis van hun leven hebben geleverd aan de groei en de ontwikkeling van de gemeenschap, moet de zonde in ieder een oprecht en voortdurend werk van bekering teweegbrengen om de barmhartigheid te ervaren van de Vader, die allen tegemoet gaat.

In deze tijd zullen wij de blik gericht houden op Jezus Christus, “de aanvoerder en voltooier van ons geloof” (Heb. 12, 2): in Hem vindt al het zwoegen en al het verlangen van het menselijk hart zijn vervulling. De vreugde van de liefde, het antwoord op de tragiek van lijden en pijn, de kracht van de vergiffenis tegenover de geleden belediging en de overwinning van het leven tegenover de leegte van de dood, dit alles vindt zijn vervulling in het mysterie van zijn incarnatie, van zijn menswording, van zijn delen met ons in de menselijke zwakheid om deze met de kracht van zijn verrijzenis te veranderen. In Hem, gestorven en verrezen voor ons heil, vinden de voorbeelden van geloof die deze tweeduizend jaar van onze heilsgeschiedenis hebben gekenmerkt, hun volle glans.

Uit geloof nam Maria het woord van de engel aan en geloofde in de boodschap dat zij in de gehoorzaamheid van haar toewijding moeder zou worden van God Vgl. Lc. 1, 38 . Bij haar bezoek aan Elisabeth hief zij haar lofzang tot de Allerhoogste aan vanwege de wonderen die Hij verrichtte in degenen die zich aan Hem toevertrouwen Vgl. Lc. 1, 46-55 . Met vreugde en bezorgdheid bracht zij haar enige Zoon ter wereld, waarbij zij haar maagdelijkheid behield Vgl. Lc. 2, 6-7 . Vertrouwend op haar echtgenoot, Jozef, bracht zij Jezus naar Egypte om Hem te redden voor de vervolging van Herodes Vgl. Mt. 2, 13-15 . Met hetzelfde geloof volgde zij de Heer bij zijn prediking en bleef bij Hem tot op Golgota Vgl. Joh. 19, 25-27 . Met geloof smaakte Maria de vruchten van de verrijzenis van Jezus en, iedere herinnering in haar hart bewarend Vgl. Lc. 2, 19.51 , gaf zij deze door aan de Twaalf die met haar in het cenakel waren verenigd om de heilige Geest te ontvangen Vgl. Hand. 1, 14 Vgl. Hand. 2, 1-4 .

Uit geloof lieten de apostelen alles achter om de Meester te volgen Vgl. Mc. 10, 28 . Zij geloofden in de woorden waarmee Hij het Rijk van God, tegenwoordig en verwezenlijkt in zijn persoon Vgl. Lc. 11, 20 , verkondigde. Zij leefden in gemeenschap met Jezus, die hen onderrichtte met zijn leer en hun daarbij een nieuwe leefregel naliet waaraan zij na zijn dood zouden worden herkend als zijn leerlingen Vgl. Joh. 13, 34-35 . Uit geloof gingen zij over de hele wereld overeenkomstig de opdracht aan heel de schepping het Evangelie te brengen Vgl. Mc. 16, 15 . En zonder enige vrees verkondigden zij aan allen de vreugde van de verrijzenis, waarvan zij de trouwe getuigen waren.

Uit geloof vormden de leerlingen de eerste gemeenschap, die verzameld was rond het onderricht van de apostelen, in gebed, in de viering van de eucharistie en daarbij alles wat zij hadden, gemeenschappelijk bezaten om in de noden van de broeders en zusters te voorzien Vgl. Hand. 2, 42- 47 .

Uit geloof gaven de martelaren hun leven om te getuigen van de waarheid van het evangelie dat hen had veranderd en in staat had gesteld te komen tot de grootste gave van de liefde: zij schonken vergiffenis aan hun vervolgers.

Uit geloof hebben mannen en vrouwen hun leven aan Christus gewijd door alles achter te laten om in evangelische eenvoud gehoorzaamheid, armoede en kuisheid te beleven, de concrete tekenen van de verwachting van de Heer, die niet talmt te komen. Uit geloof hebben zeer vele christenen actie ondernomen ten gunste van de gerechtigheid om het Woord van de Heer concreet te maken, die is gekomen om bevrijding uit de verdrukking en een jaar van genade voor allen aan te kondigen Vgl. Lc. 4, 18-19 .

Uit geloof hebben in de loop der eeuwen mannen en vrouwen van alle leeftijden, van wie de naam staat geschreven in het Boek van het leven Vgl. Openb. 7, 9 Vgl. Openb. 13, 8 beleden hoe mooi het is om Christus te volgen, daar waar zij werden geroepen om getuigenis te geven van hun Christen zijn: in het gezin, in het beroep, in het openbare leven, in het uitoefenen van hun charisma en het dienstwerk waartoe zij werden geroepen.

Uit geloof leven ook wij: door het levendig erkennen van de Heer Jezus, tegenwoordig in ons bestaan en de geschiedenis.

Het Jaar van het Geloof zal ook een gunstige gelegenheid zijn om het getuigenis van de liefde te intensiveren. De heilige Paulus herinnert eraan: “Nu echter blijven geloof, hoop en liefde, de grote drie; maar de liefde is de grootste” (1 Kor. 13, 13). In nog sterkere bewoordingen – die de Christenen vanaf het begin een opdracht voorhouden – stelde de apostel Jacobus: “Broeders, wat baat het een mens te beweren dat hij geloof heeft, als hij geen daden kan laten zien? Kan zo’n geloof hem soms redden? Stel dat een broeder of een zuster geen kleren heeft en niets om te eten, en iemand van u zou zeggen: ‘Geluk ermee! Houd u warm en eet maar goed’ en hij zou niets doen om in hun stoffelijke nood te voorzien – wat heeft dat voor zin? Zo is ook het geloof, op zichzelf genomen, zonder zich in daden te uiten, dood. Misschien zal iemand zeggen: ‘Gij hebt de daad en ik heb het geloof.’ Dan antwoord ik: ‘Bewijs me eerst dat ge geloof hebt, als ge geen daden kunt tonen, dan zal ik u uit mijn daden mijn geloof bewijzen” (Jak. 2, 14- 18).

Het geloof zonder de liefde draagt geen vrucht en de liefde zonder het geloof zou een gevoel zijn dat voortdurend ten prooi is aan de twijfel. Geloof en liefde vereisen elkaar en wel zo dat het een het ander mogelijk maakt zijn weg te gaan. Vele christenen wijden immers hun leven met liefde aan wie eenzaam is, aan de kant is geschoven of is uitgesloten, mensen naar wie men als eerste moet gaan om hen te ondersteunen omdat nu juist in hen zich het gelaat van Christus zelf weerspiegelt. Dankzij het geloof kunnen wij in hen die om onze liefde vragen, het gelaat van de verrezen Heer herkennen. “Al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders, hebt gij voor Mij gedaan” (Mt. 25, 4): deze woorden van Hem zijn een vermaning die men niet mag vergeten, en een voortdurende uitnodiging de liefde waarmee Hij voor ons zorgt, terug te geven. Het is het geloof dat het mogelijk maakt Christus te herkennen en het is zijn liefde zelf die ertoe drijft Hem te hulp te komen, telkens als Hij onze naaste wordt op de weg van het leven. Laten wij, gesteund door het geloof, met hoop kijken naar onze inzet in de wereld, in afwachting van “nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid zal wonen” (2 Pt. 3, 13) Vgl. Openb. 21, 1 .

Inmiddels aan het einde van zijn leven gekomen, vraagt de apostel Paulus zijn leerling Timoteüs met dezelfde standvastigheid “naar het geloof te streven” Vgl. 2 Tim. 2, 22 als toen hij kind was Vgl. 2 Tim. 3, 15 . Laat ieder van ons zich door deze uitnodiging aangesproken voelen, opdat niemand onverschillig in het geloof wordt. Het geloof is een levensgezel die het mogelijk maakt met een steeds nieuwe blik de wonderen waar te nemen die God voor ons tot stand brengt. Gericht als het is op het begrijpen van de tekenen van de tijd in het heden van de geschiedenis, verplicht het geloof ieder van ons ertoe een levend teken te worden van de tegenwoordigheid van de Verrezene in de wereld. Waar de wereld van vandaag vooral behoefte aan heeft, is het geloofwaardig getuigenis van mensen die, in geest en hart verlicht door de Heer, in staat zijn het hart en de geest van vele anderen te openen voor het verlangen naar God en naar het ware leven, het leven dat geen einde heeft.

“Opdat het woord des Heren ... zijn luisterrijke loop mag volbrengen” (2 Tim. 3, 1): moge dit Jaar van het Geloof de band met de Heer Christus steeds hechter maken, aangezien alleen in Hem de zekerheid te vinden is voor de toekomst en de waarborg voor een authentieke en duurzame liefde. De woorden van de apostel Petrus werpen een laatste lichtstraal op het geloof: “Dan zult gij juichen, ook al hebt gij nu, als het zo moet zijn, voor een korte tijd te lijden onder allerlei beproevingen. Die dienen om de deugdelijkheid van uw geloof te bewijzen, dat zoveel kostbaarder is dan vergankelijk goud, dat toch ook door vuur gelouterd wordt. Dan zal, wanneer Jezus Christus zich openbaart, lof, heerlijkheid en eer uw deel zijn. Hem hebt gij lief zonder Hem ooit gezien te hebben. Hem gelooft gij, ofschoon gij Hem ook nu niet ziet. Hoe onuitsprekelijk, hoe hemels zal uw vreugde zijn, als gij het einddoel van uw geloof, de redding van uw ziel, bereikt” (1 Pt. 1, 6-9). Het leven van een christen kent de ervaring van de vreugde en die van het lijden. Hoeveel heiligen hebben de eenzaamheid beleefd! Hoeveel gelovigen worden, ook in onze dagen, beproefd door het stilzwijgen van God, terwijl zij zijn vertroostende stem zouden willen horen! De beproevingen van het leven, die het mogelijk maken het mysterie van het kruis te begrijpen en deel te hebben aan het lijden van Christus Vgl. Kol. 1, 24 , vormen een inleiding op de vreugde en de hoop waarnaar het geloof voert: “Want als ik zwak ben, dan ben ik sterk” (2 Kor. 12, 10). Wij geloven vast en zeker dat de Heer Jezus het kwaad en de dood heeft verslagen. In dit zeker vertrouwen verlaten wij ons op Hem: Hij, te midden van ons aanwezig, overwint de macht van de boze Vgl. Lc. 14, 20 en de Kerk, de zichtbare gemeenschap van zijn barmhartigheid, blijft in Hem als teken van de definitieve verzoening met de Vader.

Laten wij aan de Moeder van God, ‘zalig’ genoemd, omdat “zij heeft geloofd” (Lc. 1, 45), deze tijd van genade toevertrouwen.

Gegeven te Rome, bij Sint-Pieter, op 11 oktober van het jaar 2011, in het zevende van mijn pontificaat.

BENEDICTUS PP. XVI

Document

Naam: PORTA FIDEI
Over het uitroepen van het "Jaar van het Geloof"
Soort: Paus Benedictus XVI - Motu Proprio
Auteur: Paus Benedictus XVI
Datum: 11 oktober 2011
Copyrights: © 2011, Libreria Editrice Vaticana / SRKK
Vert.: drs. H.M.G. Kretzers
Bewerkt: 7 november 2019

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test