
Paus Benedictus XVI - 24 september 2011
Geliefde jongeren!
Ik heb mij de gehele dag op deze avond verheugd, om hier met jullie samen te zijn en samen te bidden. Enkelen van jullie zijn ook bij de Wereldjongerendag aanwezig geweest, waar wij de bijzondere sfeer van rust, de diepe gemeenschap en de innerlijke vreugde beleven mochten, die over een avondgebedswake ligt. Deze ervaring wens ik ons allen ook voor dit moment toe: dat de Heer ons aanraakt en tot blijde getuigen maakt, die met elkaar bidden en voor elkaar opkomen, niet alleen vanavond, maar ons gehele leven.
In alle kerken en kloosters, overal waar gelovigen voor het vieren van de Paasnacht bijeenkomen, wordt de heiligste aller nachten begonnen met het ontsteken van de Paaskaars, wiens licht dan aan alle aanwezigen uitgereikt wordt. Een onbeduidende vlam verspreidt zich tot een zee van licht en verlicht het donkere Godshuis. In deze wonderbare liturgische ritus, die wij in deze gebedsvigilie nagedaan hebben, openbaart zich ons in tekens, die meer zeggen dan woorden, het geheim van onze christelijk geloof. Hij, Christus, die van zichzelf zegt: “Ik ben het licht der wereld” (Joh. 8, 12), brengt ons leven tot licht, waardoor waar wordt wat we zojuist in het Evangelie gehoord hebben: ”Jullie zijn het licht der wereld” (Mt. 5, 14). Het zijn niet onze menselijke inspanningen of de technische vooruitgang van onze tijd, die licht in de wereld brengen. Steeds weer ondervinden wij dat onze moeite voor een betere en meer rechtvaardige ordening tegen grenzen aan stoot. Het lijden van onschuldigen en tenslotte de dood van ieder mens zijn een ondoordringbare donkerte, dat misschien door nieuwe ervaringen voor een moment, zoals door een flits in de nacht, kan worden verlicht. Aan het einde blijft echter toch een beangstigende duisternis.
Het licht blijft niet alleen. Hier omheen vlammen meer lichten op. In hun schijn ontstaan in de ruimte contouren, zodat men zich oriënteren kan. Wij leven niet alleen op de wereld. Juist in de belangrijke dingen van het leven zijn wij op medemensen aangewezen. Zo staan wij juist in het geloof niet alleen, wij zijn leden van een grote ketting van gelovigen. Niemand kan geloven, wanneer hij niet door het geloof van anderen gesteund wordt, en door mijn geloof draag ik wederom daartoe bij, de ander in zijn geloof te sterken. Wij helpen elkander een voorbeeld te zijn, laten de anderen met ons deelnemen, onze gedachten, onze daden, onze toegenegenheid. En wij helpen elkaar onze weg te vinden, ons standpunt in de maatschappij gewaar te worden.
Lieve vrienden, de heilige apostel Paulus schuwt niet om in veel van zijn Brieven zijn tijdgenoten, de leden van de plaatselijke gemeenschappen, “heilige” te noemen. Hier wordt duidelijk dat iedere gedoopte – nog voordat hij goede werken kan doen – geheiligd is door God. In de doop ontsteekt de Heer als het ware een licht in ons leven, dat de Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997) de heiligmakende genade noemt. Wie dit licht bewaart, wie in genade leeft, die is heilig.
Lieve vrienden, steeds weer wordt het beeld van heiligen tot karikatuur gemaakt en misvormd, alsof heilig-zijn betekent, wereldvreemd, naïef en vreugdeloos zijn. Niet zelden meent men dat een heilige alleen iemand is die ascetische en morele hoogprestaties volbrengt en die men daarom wel vereert, maar in het eigen leven toch niet na kan doen. Hoe verkeerd en ontmoedigend is deze mening! Er zijn geen heiligen, met uitzondering van de heilige Maagd Maria, die niet ook de zonden gekend en nooit gevallen zouden zijn. Lieve vrienden, Christus let niet zozeer erop hoe vaak wij in het leven struikelen, maar hoe vaak wij met zijn hulp weer opstaan. Hij eist geen schitterende prestaties, maar zou graag willen dat zijn licht in jullie schijnt. Hij roept jullie niet omdat jullie goed en volmaakt zijn, maar omdat Hij goed is en jullie tot zijn vrienden wil maken. Ja, jullie zijn het licht der wereld, omdat Jezus jullie licht is. Jullie zijn christenen, niet omdat jullie iets bijzonders en uitmuntends doen, maar omdat Hij, Christus, jullie, ons leven is. Jullie zijn heilig, wij zijn heilig, wanneer wij zijn genade in ons laten werken.
Lieve vrienden, op deze avond, waar wij ons in gebed voor de Heer verzamelen, vermoeden wij de waarheid achter Christus’ Woord, dat de stad op de berg niet verborgen kan blijven. Deze bijeenkomst schittert in meerdere betekenissen van het woord – in de schijn van ontelbare lichtjes, in de glans van zoveel jonge mensen die in Christus geloven. Een kaars kan slechts dan licht geven, wanneer zij zich door de vlam laat verteren. Zij blijft nutteloos wanneer haar was niet de vlam voedt. Laat toe dat Christus in jullie brandt, ook wanneer dat vaak offers en afzien kan betekenen. Weest niet bang om iets te verliezen en tenslotte zogenaamd opgebrand te eindigen. Hebt de moed om jullie talenten en gaven voor Gods Rijk in te zetten en jullie over te geven – zoals de was van een kaars – waardoor de Heer door jullie het donker licht maakt. Durf het aan om gloeiende heiligen te zijn, in wiens ogen en harten Christus’ liefde straalt en die zo de wereld licht brengen. Ik vertrouw erop dat jullie en vele andere jonge mensen hier in Duitsland lichten van hoop zijn, die niet verborgen blijven. “Jullie zijn het licht der wereld”. Waar God is, daar is toekomst! Amen.