Paus Benedictus XVI - 22 september 2011
Hoe herkent men wat juist is? In de geschiedenis zijn vormen van rechtsorde bijna doorlopend religieus gemotiveerd. Met verwijzing naar de godheid wordt beslist wat onder de mensen rechtens is. In tegenstelling tot de andere grote godsdiensten heeft het christendom de staat en de samenleving nooit een geopenbaard rechtssysteem, nooit een rechtsorde voortkomend uit een openbaring voorgehouden. Het heeft daarentegen verwezen naar de natuur en de ratio als ware bronnen van het recht - naar de overeenstemming tussen objectieve en subjectieve ratio, die echter vooronderstelt dat beide sferen zijn gegrondvest op de scheppende ratio van God. De christelijke theologen hebben zich hiermee aangesloten bij een filosofische en juridische beweging die zich sinds de 2de eeuw v. Chr. had gevormd. In de eerste helft van de 2de eeuw voor Christus kwam het tot een ontmoeting tussen het maatschappelijk natuurrecht, ontwikkeld door de Stoïcijnse filosofen, en gezaghebbende leraren van het Romeins recht. Vgl. W. Waldstein, Ins Herz geschrieben. Das Naturrecht als Fundament einer menschlichen Gesellschaft (Augsburg 2010) 11ff; 31-61. Bij dit contact is de rechtscultuur van het Avondland ontstaan, die voor de rechtscultuur van de mensheid van beslissende betekenis is geweest. Van deze voorchristelijke verbinding van recht en filosofie leidt de weg via de christelijke Middeleeuwen naar de ontwikkeling van het recht in de tijd van de Verlichting en tot aan de Verenigde Naties
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (10 december 1948) en onze Duitse grondwet, waarmee ons volk in 1949 zich heeft uitgesproken voor de “onschendbare en onvervreemdbare rechten van de mens als basis van iedere menselijke samenleving, van de vrede en de gerechtigheid in de wereld”.