
29 mei 1977
Door zijn dood en verrijzenis is Christus de ware en volmaakte tempel van het Nieuwe Verbond geworden en heeft Hij zijn eigen volk samengebracht. Dit heilig volk, dat zijn eenheid ontleent aan de eenheid van de Vader, Zoon en Heilige Geest, is de kerk of Gods tempel die uit levende stenen is opgebouwd, waar de Vader wordt aanbeden in geest en waarheid.
Terecht wordt dus van oudsher de naam kerk ook gegeven aan het gebouw waarin de Christengemeenschap samenkomt om het Woord van God te aanhoren, samen te bidden, de Sacramenten te ontvangen en de Eucharistie te vieren.
Juist als zichtbaar kerkgebouw is dit huis een bijzonder teken van de Kerk die onderweg is op aarde en een beeld van de Kerk die in de hemel is. Wanneer een kerk wordt opgericht als een gebouw dat uitsluitend en blijvend bestemd is voor het samenkomen van het volk van God en voor de viering van de eredienst, behoort zij, volgens het zeer oude gebruik van de Kerk, op plechtige wijze aan de Heer te worden toegewijd.
Uit de aard der zaak moet het kerkgebouw geschikt zijn voor liturgische vieringen, waardig zijn, zich onderscheiden door waarachtige schoonheid, niet door louter pracht en praal, en werkelijk een symbool en teken zijn van bovenaardse werkelijkheden. Daarom moet de kerk in het algemeen zo ingericht zijn, dat zij enigszins het beeld van de verzamelde menigte vertoont, de juiste ordening van allen mogelijk maakt en de goede uitoefening van ieders functie bevordert. Bovendien moet men de normen onderhouden van de Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten
Institutio Generalis Missalis Romani
Algemeen Statuut van het Romeins Missaal - Editio typica tertio 2002 / emendata 2008
(18 maart 2002) met betrekking tot het priesterkoor, het altaar, de zitplaats, de ambo en de bewaarplaats van het heilig Sacrament. Eveneens moet men datgene nauwkeurig onderhouden, wat betrekking heeft op de zaken en plaatsen die bestemd zijn voor de viering van de overige Sacramenten, vooral het Doopsel en voor de Boete en Verzoening.
Na het zingen van de litanie {in de wijdingsritus} worden, als het geval zich voordoet, de relieken van een martelaar bijgezet; daardoor wordt duidelijk gemaakt dat het offer van de leden zijn oorsprong vindt in het offer van het Hoofd. Als men echter niet over relieken van een martelaar beschikt, kunnen relieken van een andere heilige in het altaar worden ingesloten.
De viering van de Eucharistie is de voornaamste en de enig noodzakelijke plechtigheid om een kerk te wijden; niettemin wordt er, overeenkomstig de traditie van de Kerk, zowel van het Oosten als van het Westen, ook een apart wijdingsgebed uitgesproken waarin de bedoeling wordt uitgedrukt om het kerkgebouw voor altijd aan de Heer toe te wijden en zijn zegen wordt afgesmeekt.
De riten van de zalving, bewieroking, bekleding en verlichting van het altaar brengen in zichtbare tekens iets tot uitdrukking van het onzichtbaar werk dat de Heer tot stand brengt door de Kerk die de goddelijke mysteries, vooral de Eucharistie, viert.