Paus Benedictus XVI - 19 augustus 2011
Terwijl wij met Christus verder gingen om aan te komen bij het hoogtepunt van Zijn zelfgave op Calvarië, kwamen de woorden van de heilige Paulus ons in gedachten: “de Zoon van God heeft mij liefgehad en zichzelf overgeleverd voor mij” (Gal. 2, 20). Ten overstaan van zulke belangeloze liefde, vragen wij ons nu vol verwondering en dankbaarheid af: wat zullen wij voor Hem doen? welk antwoord zullen wij Hem geven? De heilige Johannes zegt het duidelijk: “Wat liefde is, hebben wij geleerd van Christus: Hij heeft zijn leven voor ons gegeven. Dus zijn ook wij verplicht ons leven te geven voor onze broeders” (1 Joh. 3, 16). Het lijden van Christus stuwt ons het lijden van de wereld op onze schouders te nemen, met de zekerheid dat God niet iemand is die op afstand blijft of ver van de mens en zijn wederwaardigheden. Integendeel, Hij heeft zich tot één van de onzen gemaakt “om met de mens te kunnen meelijden op een zeer reële manier, in vlees en bloed ... Zo is Iemand in het lijden van de mens binnengetreden die leed en geduld deelt; zo dringt in ieder lijden de “con-solatio” door, de vertroosting van de liefde die van God komt en zo rijst de ster van de hoop” Paus Benedictus XVI, Encycliek, Liefde in Waarheid - Over de Christelijke hoop, Spe Salvi (30 nov 2007), 39.