
De Bisschoppen van Nederland - 5 maart 1985
De waardigheid van het geweten, ook van een dwalend geweten, moet altijd worden gerespecteerd. Dat betekent echter niet dat een ander zou mogen inwilligen hetgeen vanuit een dwalend geweten wordt gevraagd. Vraagt een stervende uitdrukkelijk om euthanasie, dan kan het gebeuren dat gesprekken hem niet van gedachte doen veranderen. Ook dan mag de arts niet dienen als instrument van een dwalend geweten door deze wens uit te voeren. Ten onrechte zou dan immers niet de eerbied voor het leven, maar het vermeende zelfbeschikkingsrecht doorslaggevend zijn. Een dergelijke situatie kan zowel voor de zieke als voor de arts aangrijpend en tragisch zijn. De ervaring wijst echter uit dat de dodelijk zieke bijna altijd vrede heeft met de beslissing geen euthanasie toe te passen als hem dat op fijngevoelige wijze wordt gezegd, en hem tevens oprecht wordt beloofd dat zijn sterven niet onnodig verlengd en zoveel mogelijk zal worden verlicht, zodat hij rustig kan heengaan als het moment is gekomen.
In dit verband zegt de Congregatie voor de Geloofsleer in haar Congregatie voor de Geloofsleer
Iura et Bona
Verklaring over euthanasie
(5 mei 1980): “Het kan vóórkomen dat wegens langdurige en bijna ondraaglijke pijnen, om redenen van psychologische aard of anderszins, sommige mensen tot de overtuiging komen dat zij rechtmatig de dood voor zichzelf kunnen vragen of anderen kunnen toebrengen. Ofschoon in die gevallen de schuld van een mens verkleind kan worden of zelfs geheel weggenomen, het blijft niettemin een onjuist oordeel, waarin het geweten, misschien te goeder trouw, terecht komt en dat de aard van deze dodelijke handeling welke op zich altijd te verwerpen is, niet verandert”. Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring over euthanasie, Iura et Bona (5 mei 1980), 2
De vraag is echter of de stervende altijd de draagwijdte van zijn verzoek overziet. Heeft hij de eerbied, vereist voor eigen leven, voldoende overwogen? Realiseert hij zich dat hij daarmee ook anderen voor een moeilijke gewetensbeslissing plaatst? Wie namelijk zou de dodelijke ingreep moeten uitvoeren? Maar als de stervende deze overwegingen bij zijn verzoek heeft betrokken en daaraan desondanks vasthoudt, staat degene aan wie het wordt gedaan, voor een ernstig probleem. Enerzijds vereist de eerbied voor de mens dat een weloverwogen gewetensbeslissing wordt gerespecteerd. Anderzijds vereist de eerbied voor het leven dat dit niet naar eigen inzicht mag worden beëindigd. Op dit dilemma komen wij nog uitvoerig terug waar wij schrijven over het geweten.Alinea 50-52 Over de eerbied voor het leven schrijft de Congregatie voor de Geloofsleer: “Het is niemand geoorloofd deze dodelijke handeling voor zichzelf of voor een ander, die aan zijn verantwoordelijkheid is toevertrouwd, te zoeken, ja, mag er zelfs noch uitgesproken noch onuitgesproken mee instemmen. En geen gezag mag deze wettelijk opleggen of toestaan. Want het gaat hierbij om een schending van de Goddelijke Wet, een aanslag op de waardigheid van de menselijke persoon, om een misdaad tegen het leven, een misdrijf tegen de mensheid”. Vele mensen, en ook wij, hebben de overtuiging dat het niet is toegestaan de dood op een dergelijke wijze te zoeken of een stervende op zijn verzoek uit medelijden te doden. Eerbied voor het menselijk leven, ook voor het geschonden leven, is immers een fundamenteel element van menselijke en christelijke beschaving.