Paus Benedictus XVI - 18 juni 2006
Maar de uitstraling van de uitwerking van deze schat, die bestemd is voor de gedoopten, blijft niet beperkt tot de Kerk: de Eucharistie is de Heer Jezus die zich geeft “voor het leven van de wereld” (Joh. 6, 51). Hij wil de mens ontmoeten en hem Gods leven geven, in alle tijden en op alle plaatsen. En dat niet alleen. De Eucharistie bezit eveneens een kosmische waarde: de omvorming van brood en wijn in het Lichaam en Bloed van Christus is inderdaad het principe van de vergoddelijking van de schepping zelf. Het feest van Corpus Christi is om die reden bijzonder gekenmerkt door de traditie om het Allerheiligste Sacrament in processie te dragen, een gebaar dat diepe zin heeft. Door de Eucharistie in straten en op pleinen te dragen, willen we het Brood dat uit de hemel neergedaald is, in ons dagelijks leven onderdompelen; wij willen dat Jezus gaat waar wij gaan, dat Hij leeft waar wij leven. Onze wereld, ons leven, moeten Zijn tempel worden. De christengemeenschap verkondigt op deze feestdag, dat de Eucharistie alles is voor haar, dat Zij haar leven zelf is, de bron van de liefde die de dood overwint. De naastenliefde die ons leven omvormt en ieders tocht ondersteunt naar het hemels vaderland, ontspringt aan de gemeenschap met Christus-Eucharistie. Daarom laat de liturgie ons zingen:
“Goede Herder, Waarachtig Brood,
(...) Gij die alles weet en kunt, die ons voedt op aarde,
leidt Uw broeders
naar de tafel van de hemel
in de glorie van Uw heiligen”.