
Paus Franciscus - 29 juni 2013
LUMEN FIDEI Licht van het geloof |
|||
► | Inleiding | ||
► | Een bedrieglijk licht |
Toch kunnen we, als we over dit licht van het geloof spreken, meteen de tegenwerpingen van veel tijdgenoten horen. Met de opkomst van de moderne tijd kwam de overtuiging dat een dergelijk licht voldoende was geweest in de oude samenlevingen; het zou echter nutteloos zijn voor de nieuwe tijden, waarin de mens volwassen geworden was en, trots op de kracht van zijn verstand, de toekomst op een nieuwe manier wilde onderzoeken. Tegen deze achtergrond verscheen het geloof als een bedrieglijk licht, dat de mens ervan weerhield om zich stoutmoedig te begeven op het gebied van de kennis. De jonge Nietzsche moedigde zijn zus Elisabeth aan om ‘met de onzekerheid van iemand die zelfstandig de weg moet banen’, ‘nieuwe wegen’ te durven bewandelen. En hij voegde eraan toe: ‘Hier scheiden zich nu de wegen van de mensheid. Wil je zielenrust en geluk nastreven, volg dan het pad van het geloof; wil je een leerling van de waarheid zijn, ga dan op zoek’. Friedrich Nietzsche, Brief an Elisabeth Nietzsche (11 juni 1865) in: Friedrich Nietzsche, Werke in drei Bände, München 1954, 953- 954 Geloven zou dus tegengesteld zijn aan zoeken. Op basis hiervan ontwikkelde Nietzsche zijn kritiek op het christendom, dat de reikwijdte van het menselijke bestaan beknot zou hebben door nieuwheid en avontuur uit het leven weg te nemen. In die optiek zou het geloof slechts een illusie van licht zijn, dat ons belemmert om als vrije mensen vorderingen te maken op de weg naar de toekomst.
In dit denkproces werd het geloof uiteindelijk met duisternis geassocieerd. Men meende het geloof veilig te kunnen stellen door een ruimte te creëren waar het geloof naast het licht van de rede zou bestaan. Die ruimte voor het geloof opende zich waar de rede geen licht kon brengen en waar de mens geen zekerheden meer kon krijgen. Op deze wijze werd het geloof verstaan als een sprong in de leegte, die we nemen bij gebrek aan licht en gedreven door een blind gevoel; ofwel als een subjectief licht, dat misschien het hart kan verwarmen en individuele mensen kan troosten, maar dat zich niet aan andere mensen kan aanbieden als objectief en gemeenschappelijk licht dat onze levensweg verlicht. Beetje bij beetje werd evenwel duidelijk dat het licht van de autonome rede niet in staat is om voldoende helderheid over de toekomst te verschaffen; uiteindelijk blijft dit licht in duisternis en laat het de mens achter in angst voor het onbekende. En zo heeft de mens de zoektocht naar een groot licht, naar een grote waarheid opgegeven, om zich tevreden te stellen met kleine lichtjes, die voor een kort moment stralen, maar niet in staat zijn om de weg te duiden. Zonder licht wordt alles verward en is het onmogelijk om een onderscheid te maken tussen goed en kwaad, tussen de weg die naar het doel leidt, en de weg die ons voortdurend in een cirkel laat ronddwalen omdat we niet weten welke de juiste richting is.