Paus Franciscus - 29 juni 2013
De structuur van het doopsel, haar karakter als nieuwe geboorte waarin we een nieuwe naam ontvangen en nieuw leven krijgen, helpt ons om de betekenis en het belang van de kinderdoop te begrijpen. Een kind is niet in staat om als vrije daad het geloof aan te nemen. Omdat een kind het geloof nog niet in z’n eentje kan belijden, doen de ouders en peetouders dat in zijn naam. Het geloof wordt beleefd binnen de gemeenschap van de Kerk en het wordt in een gemeenschappelijk ‘wij’ ingevoegd. Op deze wijze kan het kind door andere mensen, door zijn ouders en peetouders, ondersteund worden en opgenomen in hun geloof, dat het geloof van de Kerk is en dat gesymboliseerd wordt door het licht, dat de vader van de dopeling tijdens de doopliturgie ontvangt van de paaskaars. Deze structuur van het doopsel toont de betekenis van een samenwerking tussen Kerk en familie bij de overdracht van het geloof. Volgens een uitspraak van de heilige Augustinus zijn de ouders geroepen om hun kinderen niet enkel het leven te schenken, maar ook om hen tot God te brengen, opdat ze door het doopsel herboren worden als kinderen van God en deelachtig worden aan het geschenk van het geloof. Vgl. H. Augustinus, Huwelijk en begeerte, De nuptiis et concupiscentia ad Valerium. I, 4, 5: PL 44, 413; ‘Habent quippe intentionem generandi regenerandos, ut qui ex eis saeculi filii nascuntur in Dei filios renascantur.’ Zo ontvangen ze, tegelijk met het leven, ook de fundamentele oriëntatie van het bestaan en de verzekering van een goede toekomst. Deze fundamentele oriëntatie wordt vervolgens verder bevestigd door het zegel van de Heilige Geest in het sacrament van het vormsel.