
Paus Franciscus - 29 juni 2013
In het leven van de heilige Augustinus vinden we een betekenisvol voorbeeld van deze weg waarop de zoektocht van de rede met haar verlangen naar waarheid en helderheid een plaats krijgt binnen de horizon van het geloof, van waaruit zij een nieuw verstaan ontving. Enerzijds neemt Augustinus de Griekse filosofie over het licht op met haar nadruk op het visuele aspect. Door zijn ontmoeting met het neoplatonisme had hij het paradigma leren kennen van het licht, dat afdaalt van boven om alles te verlichten en dat zo een symbool is van God. Op deze manier heeft de heilige Augustinus de goddelijke transcendentie begrepen en heeft hij ontdekt dat alle dingen een transparantie in zich dragen. Dat wil zeggen dat ze als het ware de goedheid Gods, het goede, kunnen weerspiegelen. Hierdoor kon hij zich vrijmaken van het manicheïsme waarin hij voordien leefde en die hem ertoe bracht te denken dat goed en kwaad voortdurend tegenover elkaar staan, waarbij ze in elkaar overgaan en zich vermengen zonder duidelijke afbakening. Het inzicht dat God licht is, gaf hem een nieuwe levensoriëntatie en stelde hem in staat het kwaad te erkennen waaraan hij schuldig was en zich te wenden tot het goede.
Anderzijds echter was in de concrete ervaring van de heilige Augustinus - zoals hij zelf verhaalt in zijn H. Augustinus
Confessiones
Belijdenissen () - het beslissende moment op zijn weg van het geloof niet een visioen van God buiten deze wereld. Beslissend was veeleer een horen, toen hij namelijk in de tuin een stem vernam, die sprak: ‘neem en lees’. Hij nam het boek met de brieven van de heilige Paulus en opende het bij het dertiende hoofdstuk van de Brief aan de Romeinen. Vgl. H. Augustinus, Belijdenissen, Confessiones. VIII,12,29: PL 32, 762 Zo openbaarde zich de persoonlijke God van de Heilige Schrift die in staat is tot een mens te spreken en af te dalen om met Hem te leven, om hem te begeleiden op zijn weg door de geschiedenis, door er te zijn op het tijdstip van het horen en van het antwoord.
Toch heeft deze ontmoeting met de God van het Woord de heilige Augustinus er niet toe gebracht het licht en het zien af te wijzen. Steeds geleid door de openbaring van de liefde van God in Jezus, heeft hij beide aspecten geïntegreerd. Op deze manier heeft hij een filosofie van het licht ontwikkeld, die de wederkerigheid van het woord in zich opneemt en ruimte maakt voor de vrijheid om de blik te richten op het licht. Zoals met het woord een vrij antwoord correspondeert, zo ontvangt het licht als ‘antwoord’ een beeld dat het weerspiegelt. Door horen en zien met elkaar te verbinden kan de heilige Augustinus verwijzen naar ‘het Woord dat in het binnenste van de mens oplicht’. H. Augustinus, Over de Drie-eenheid, De Trinitate. XV,11,20, in: PL 42, 1071: ‘Verbum quod intus lucet’ Zo wordt het licht als het ware het licht van een Woord omdat het het licht is van een persoonlijk Gelaat, een licht dat ons roept door ons te verlichten en zich op ons gelaat wil weerspiegelen, om vanuit ons binnenste te stralen. Overigens blijft het verlangen naar het zien van het geheel bestaan - en niet enkel van fragmenten van de geschiedenis. Deze wens zal aan het einde vervuld worden wanneer de mens, zoals de heilige bisschop van Hippo zegt, zal zien en beminnen. Vgl. H. Augustinus, Over de Stad Gods, De Civitate Dei. XXII, 30, 5, in: PL 41, 804 Dit niet omdat hij in staat zal zijn het hele licht te bezitten, dat steeds onuitputtelijk zal blijven, maar omdat hij geheel en al zal binnentreden in het licht.