
Paus Pius XII - 20 november 1947
Omdat echter de gelovigen deelnemen aan het eucharistisch offer, daarom bezitten zij nog niet de priesterlijke macht. Het is beslist nodig, dit aan uw kudden duidelijk voor te houden.
Er zijn er immers, eerbiedwaardige broeders, die in onze dagen weer naderen tot reeds vroeger veroordeelde dwalingen Vgl. Concilie van Trente, 23e Zitting - Leer over de heilige Wijding, Sessio XXIII - Doctrina de sacramento ordinis (15 juli 1563), 5 en die leren, dat in het Nieuwe Testament onder de naam van priesterschap alleen maar een priesterschap bedoeld is, wat slaat op alle gedoopten; dat het bevel door Jezus Christus in het laatste avondmaal gegeven om te doen, wat Hij zelf gedaan had, rechtstreeks slaat op heel de gemeente van de gelovigen, en dat daaruit eerst met verloop van tijd een hiërarchisch priesterschap is ontstaan. Zij houden derhalve, dat het volk een ware priesterlijke macht bezit en dat de priester slechts handelt uit kracht van een hem door de gemeente opgedragen ambt. Gevolglijk menen zij, dat het eucharistisch offer een ware "concelebratie" is en dat het beter is, dat de aanwezige priesters tezamen met het volk "concelebreren", dan dat zij privé het offer opdragen in afwezigheid van het volk.
Onnodig te zeggen, hoezeer dergelijke verleidelijke dwalingen in tegenspraak zijn met de waarheden, die wij boven reeds hebben vastgesteld, toen wij spraken over de rang, die de priester in het mystieke Lichaam van Jezus Christus inneemt. Wij menen echter hieraan te moeten herinneren: de priester neemt de plaats van het volk in, alleen maar omdat hij de persoon vertegenwoordigt van onze Heer Jezus Christus, voor zover deze het Hoofd is van alle ledematen en zichzelf voor hen offert. Hij gaat dus naar het altaar als bedienaar van Christus en staat beneden Hem maar boven het volk. Vgl. H. Robertus Bellarminus, De Missa. II, cap. 4. Het volk daarentegen vertegenwoordigt onder geen enkel opzicht de persoon van de goddelijke Verlosser en is geen middelaar tussen zichzelf en God, en kan dus op geen enkele wijze priesterlijke macht bezitten.