• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
1. Omdat de Liturgie, toevertrouwd vooral aan de priesters als aan de plaatsbekleders en bedienaars van Christus, van het gezag in de Kerk afhangt.
Om meer en beter te begrijpen, wat de heilige Liturgie is, moeten wij een andere karaktertrek er van beschouwen, en wel een van niet minder belang.
a. * De Kerk is gebouwd op de grondslag van de hiërarchie.
De Kerk is een maatschappij en vordert daarom een eigen gezag en hiërarchie. Al hebben alle ledematen van het mystieke Lichaam deel aan dezelfde goederen en al streven zij naar dezelfde doeleinden, zij hebben toch niet alle dezelfde bevoegdheid en kunnen niet alle dezelfde handelingen verrichten. De goddelijke Verlosser heeft gewild, dat Zijn rijk, als op een stevige grondslag, zou steunen op de gewijde stand. Die gewijde stand vormt als het ware een afbeelding van de hemelse hiërarchie.
b. * Aan wie en hoe wordt de priesterlijke macht verleend?
Alleen aan de apostelen en vervolgens aan hen, die op wettige wijze van hen en van hun opvolgers de handoplegging hebben ontvangen, wordt de priesterlijke macht verleend, krachtens welke zij voor het hun toevertrouwde volk de persoon van Jezus Christus vertegenwoordigen en omgekeerd voor God de vertegenwoordigers zijn van het volk. Dit priesterschap wordt niet door erfrecht noch door lichamelijke afstamming overgedragen. Evenmin komt het voort uit de gemeente van de christenen of uit delegatie door het volk. Alvorens het volk te vertegenwoordigen bij God is de priester afgezant van de goddelijke Verlosser, en omdat Jezus Christus het Hoofd is van dat mystieke Lichaam, waarvan de christenen de ledematen zijn, is de priester de plaatsbekleder van God bij het hem toevertrouwde volk. De macht, die hem verleend wordt, heeft derhalve krachtens haar natuur niets menselijks; zij is geheel bovennatuurlijk en van God afkomstig. "Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u." (Joh. 20, 21) "Die u hoort, hoort Mij." (Lc. 10, 16) "Gaat uit in de wereld en predikt het Evangelie aan alle schepselen; wie gelooft en gedoopt is, zal zalig worden." (Mc. 16, 15-16)
Daarom wordt het uitwendig en zichtbaar priesterschap van Jezus Christus in de Kerk niet op een universele, algemene en onbepaalde wijze overgedragen, maar wordt het verleend aan uitgezochte personen door de als het ware geestelijke generatie van het wijdingssacrament, dat een van de zeven sacramenten is en dat niet alleen een bijzondere genade geeft, eigen aan die levensstaat en dat ambt, maar ook een onuitwisbaar merkteken, waardoor de gewijde bedienaren gelijkvormig worden aan Christus-priester en tevens geschikt voor die wettige godsdienstige handelingen, die de mensen heiligen en God op de verschuldigde wijze verheerlijken volgens de van God gestelde normen en voorschriften.
c* Het grote onderscheid tussen priesters en leken.
Inderdaad, zoals het bad van het doopsel alle christenen onderscheidt en afzondert van de overigen, die niet door het zuiverende water gewassen en geen ledematen van Christus zijn, zo onderscheidt het sacrament van de wijding de priesters van al de andere christenen, die deze genadegave niet ontvangen hebben, want zij alleen zijn door goddelijke roeping binnengeleid in de verheven bediening, waardoor zij tot de heilige altaren bestemd zijn en als het ware goddelijke werktuigen worden, waardoor men deel krijgt aan het hemelse en bovennatuurlijke leven in de vereniging met het mystieke Lichaam. Bovendien, zoals wij juist gezegd hebben, zij alleen zijn getekend met dat onuitwisbare merkteken, waardoor zij gelijkvormig worden aan Christus-priester, en hun handen alleen zijn gewijd, "opdat al wat zij zegenen gezegend is en al wat zij wijden gewijd is en geheiligd in de naam van onze Heer Jezus Christus". Congregatie voor de Riten, Cæremoniale Episcoporum (17 aug 1886). De ordinatione presbyteri, in manuum unctione Tot hen derhalve moeten allen gaan, die in Christus willen leven, want van hen zullen zij kracht en voedsel voor het geestelijk leven verkrijgen; van hen zullen zij het heilzame geneesmiddel ontvangen, dat hen zal genezen en versterken om gelukkig te kunnen opstaan uit het verderf en de ondergang van de ondeugden; door hen eindelijk zal hun huisgezin met een zegen worden gewijd en zal de laatste ademtocht van dit sterfelijk leven gericht worden op de intrede in de eeuwige zaligheid.
d. * Conclusie.
Omdat dus de heilige Liturgie vooral door de priesters in naam van de Kerk wordt voltrokken, moet de organisatie, de regeling en de vorm er van noodzakelijk afhangen van het gezag van de Kerk. Dit is niet alleen een consequentie uit de natuur zelf van de christelijke eredienst, maar wordt ook bevestigd door de getuigenissen van de geschiedenis.
2. Bovendien vordert het nauwe verband tussen Liturgie en dogma hetzelfde. De regel van het geloven bepaalt de regel voor het bidden, meer dan de regel van het bidden de regel voor het geloven bepaalt.
Daar is nog een ander bewijs voor dit onomstootbaar recht van de kerkelijke hiërarchie. De heilige Liturgie heeft namelijk zeer nauwe banden met die beginselen van de leer, die door de Kerk worden voorgehouden als punten van de volkomen zekere waarheid, en bijgevolg moet zij zich aanpassen aan de voorschriften van het katholieke geloof, die door het hoogste leergezag zijn uitgevaardigd om de zuiverheid van de door God geopenbaarde godsdienst te beschermen.
Naar aanleiding hiervan moeten wij, dunkt ons, een zaak in het juiste licht stellen, die u, eerbiedwaardige broeders, naar wij menen, wel niet onbekend zal zijn. Wij bedoelen de dwaling en de valse voorstelling van hen, die zich de mening hebben gevormd, als ware de heilige Liturgie een soort van proefneming voor het dogma. Zij bedoelen dat namelijk in deze zin: als een of andere leer van die aard, doordat zij in de Liturgie staat, vruchten van godsvrucht en heiligheid heeft voortgebracht, dan moet de Kerk die leer goedkeuren, en zo niet, dan moet zij ze afkeuren. Vandaar de bekende spreuk: "De regel van het bidden is de regel voor het geloven."
Maar zo leert, zo beveelt de Kerk het niet. De eredienst, die zij aan de algoede, allerhoogste God brengt, is, zoals Augustinus kort en duidelijk zegt, een voortdurende belijdenis van het katholieke geloof en een beoefening van de hoop en de liefde: "God moet geëerd worden", zo verzekert hij, "door het geloof, de hoop en de liefde." H. Augustinus, Enchiridion ad Laurentium de fide et spe et caritate. cap. 3 In de heilige Liturgie belijden wij uitdrukkelijk en openlijk het katholieke geloof, niet alleen door de viering van de heilige geheimen, door de voltrekking van het offer en door de toediening van de sacramenten, maar ook door het reciteren of zingen van het "symbolum" (de geloofsbelijdenis), dat het kenteken en als het ware het wachtwoord van de christenen is; zo ook door de lezing van andere documenten en door de lezing van de heilige Schriften, die onder ingeving van de Heilige Geest geschreven zijn. De hele Liturgie bevat dus het katholieke geloof, voor zover zij openlijk getuigt voor het geloof van de Kerk.
Vandaar, telkens als het ging over de vaststelling van een door God geopenbaarde waarheid, hebben de pausen en de concilies bij hun onderzoeken van de "theologische kenbronnen" niet zelden ook uit dit onderdeel van de gewijde wetenschap bewijsplaatsen gehaald. Zo deed bijvoorbeeld onze voorganger Pius IX, z.g., toen hij de onbevlekte ontvangenis van de Maagd Maria definieerde. En ongeveer op dezelfde wijze hebben de Kerk en de heilige Vaders, als er discussies plaats hadden over een of andere in twijfel getrokken of betwiste waarheid, niet verzuimd, ook uit de eerbiedwaardige, van oudsher overgeleverde riten licht te putten. Vandaar de bekende en eerbiedwaardige spreuk: "De regel van het bidden stelle de regel voor het geloven vast." De gratia Dei "Indiculus". De Liturgie derhalve bepaalt noch vormt in absolute zin en door eigen kracht het katholiek geloof. Veeleer is het zo: daar zij ook een belijdenis van de geopenbaarde waarheden is, een belijdenis staande onder het hoogste leergezag van de Kerk, kan zij bewijzen en getuigenissen aan de hand doen - en wel van geen geringe waarde - om een of ander bijzonder punt van de katholieke leer te beslissen. Als wij echter in het algemeen en in absolute zin de verhoudingen tussen het geloof en de heilige Liturgie willen onderscheiden en bepalen, dan kan met volle recht gezegd worden: "De regel van het geloven moet de regel voor het gebed vaststellen." Hetzelfde moet men zeggen, als het gaat over de andere goddelijke deugden: "In het geloof, in de hoop en in de liefde bidden wij altijd in voortdurend verlangen." H. Augustinus, Brieven, Epistulae. 130, ad Probam,18.

Document

Naam: MEDIATOR DEI ET HOMINUM
Over de Heilige Liturgie
Soort: Paus Pius XII - Encycliek
Auteur: Paus Pius XII
Datum: 20 november 1947
Copyrights: © 1961, Ecclesia Docens 0156, uitg Gooi & Sticht, Hilversum
Vert.: F.A.J. van Nimwegen CssR
Bewerkt: 14 oktober 2020

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
Trefwoordenlijst voor dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2025, Stg. InterKerk, Schiedam, test