
Paus Pius XII - 20 november 1947
Onnodig te zeggen, hoezeer dergelijke verleidelijke dwalingen in tegenspraak zijn met de waarheden, die wij boven reeds hebben vastgesteld, toen wij spraken over de rang, die de priester in het mystieke Lichaam van Jezus Christus inneemt. Wij menen echter hieraan te moeten herinneren: de priester neemt de plaats van het volk in, alleen maar omdat hij de persoon vertegenwoordigt van onze Heer Jezus Christus, voor zover deze het Hoofd is van alle ledematen en zichzelf voor hen offert. Hij gaat dus naar het altaar als bedienaar van Christus en staat beneden Hem maar boven het volk. Vgl. H. Robertus Bellarminus, De Missa. II, cap. 4. Het volk daarentegen vertegenwoordigt onder geen enkel opzicht de persoon van de goddelijke Verlosser en is geen middelaar tussen zichzelf en God, en kan dus op geen enkele wijze priesterlijke macht bezitten.