MEDIATOR DEI ET HOMINUMOver de Heilige Liturgie
(Soort document: Paus Pius XII - Encycliek)
Paus Pius XII -
20 november 1947
Men moet het liturgisch jaar dus beschouwen als een prachtige lofzang, die het gezin van de christenen door Jezus, onze blijvende Middelaar, richt tot de hemelse Vader. Maar het vraagt van ons ook een ijverig en welgeordend streven om onze goddelijke Verlosser dagelijks meer en meer te kennen en te loven, alsmede een edelmoedig en krachtig pogen en een onvermoeid oefenen om Zijn mysteries na te volgen, om Zijn lijdensweg bereidwillig op te gaan en zo ten slotte te delen in Zijn glorie en Zijn eeuwige zaligheid.
3. Door de historische Christus tot de verheerlijkte Christus.
Uit al, wat wij tot hiertoe uiteengezet hebben, blijkt duidelijk, eerwaarde broeders, hoever sommige hedendaagse schrijvers van de oorspronkelijke en ware opvatting van de Liturgie afwijken. Misleid door een schijn van hogere mystiek, durven zij beweren, dat men niet moet letten op de historische Christus, maar op de "pneumatische of verheerlijkte" Christus. Zij schrikken daarbij niet terug voor de verzekering, dat er in het godvruchtig leven van de christenen een zekere verandering is ingevoerd, waardoor Christus als het ware is onttroond, doordat men namelijk de verheerlijkte Christus, die leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen en die zetelt aan de rechterhand van de Vader, heeft verborgen en in Zijn plaats de Christus van het leven hier op aarde is gaan stellen. Sommigen gaan daarom zelfs zo ver, dat zij de voorstellingen van de goddelijke Verlosser, zoals Hij lijdt op het kruis, uit de kerken verwijderd zouden willen zien.
Maar deze valse verzinsels staan lijnrecht tegenover de gezonde traditionele leer. "Gij gelooft in de Christus, geboren in het vlees," aldus de H. Augustinus, "en gij zult vinden de Christus, geboren uit God, God bij God."
H. Augustinus, Enarrationes in Psalmos. 123, n. 2 De heilige Liturgie stelt ons de gehele Christus voor ogen in al de toestanden van Zijn leven, d.w.z. de Christus, die het Woord is van de eeuwige Vader; die uit de maagdelijke Moeder van God geboren wordt; die ons de waarheid leert, zieken geneest, bedroefden vertroost; die lijdt en sterft; die vervolgens zegeviert over de dood en verrijst; die heerst in de glorie van de hemel en ons de Geest, de Helper zendt; die ten slotte voor altijd leeft in Zijn Kerk: "
Jezus Christus is dezelfde; gisteren en heden en in eeuwigheid." (
Hebr. 13, 8) Bovendien, de Liturgie stelt ons Christus voor niet alleen als een voorbeeld om na te volgen, maar ook als een leermeester om gaarne naar te luisteren, als een herder om te volgen, als middelaar ter zaligheid, als beginsel van onze heiligheid en als mystiek Hoofd, waarvan wij de ledematen zijn, die leven van Zijn leven.
4. Lofspraak op het geheim van het kruis.
En omdat Zijn bitter lijden het voornaamste mysterie vormt, waar ons heil uit voortkomt, is het volgens de eisen van het katholiek geloof, dat mysterie in het helderste licht te plaatsen. Het is immers als het ware het middelpunt van de eredienst, daar het eucharistisch offer het dagelijks opnieuw voorstelt en hernieuwt en daar alle sacramenten in zeer nauw verband staan met het kruis.
H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. III q. 49 et q 62, art. 5
5. Door de kring van de mysteries blijft Christus in de Kerk, want de mysteries van Christus zijn oorzaken van heil, toonbeelden van volmaaktheid, bronnen van genade door de verdiensten van de Zaligmaker.
Het liturgisch jaar, dat door de godsvrucht van de Kerk gevoed en begeleid wordt, is dus niet een koude en niets uitwerkende voorstelling van gebeurtenissen, die tot het verleden behoren, of een simpele of loutere herinnering aan dingen uit een vroegere tijd. Het is veeleer Christus zelf, die in Zijn Kerk altijd blijft leven; die de weg van Zijn onmetelijke barmhartigheid vervolgt, welke Hij in dit sterfelijk leven, toen Hij al weldoende rondging Vgl. Hand. 10, 38
, begonnen is, met de liefdevolle bedoeling, de zielen van de mensen in contact te brengen met Zijn mysteries en door deze in zekere zin te doen leven. Die mysteries blijven ongetwijfeld voortdurend tegenwoordig en krachtdadig, niet op de vage en nevelachtige wijze, waarvan sommige nieuwere schrijvers oppervlakkig spreken, maar op die, welke de katholieke leer ons mededeelt. Immers, volgens het gevoelen van de leraren van de Kerk zijn die mysteries tegelijk heerlijke voorbeelden van christelijke volmaaktheid en tegelijk bronnen van goddelijke genade door de verdiensten en voorbeden van Christus en duren zij met hun uitwerking in ons voort, daar zij alle, elk overeenkomstig zijn aard, op hun wijze oorzaak van ons heil zijn. Daar komt nog iets bij. Terwijl onze liefdevolle Moeder de Kerk ons de mysteries van onze Verlosser ter beschouwing voorstelt, smeekt zij door haar gebeden de genaden af, die voor haar kinderen nodig zijn om door de kracht van Christus zo sterk mogelijk van de geest van die mysteries doordrongen te worden. Door Zijn inwerking en kracht kunnen wij met medewerking van onze wil ons de levenskracht eigen maken, zoals de takken uit de boom en de ledematen uit het hoofd, en kunnen wij ons langzamerhand door krachtige inspanning omvormen "tot de mannenmaat van de volmaakte Christus." (Ef. 4, 13)
© 1961, Ecclesia Docens 0156, uitg Gooi & Sticht, Hilversum
Vert.: F.A.J. van Nimwegen CssR