
H. Paus Johannes Paulus II - 18 mei 1985
"Ik heb u geschreven, jonge mensen, dat gij sterk zijt. Gods Woord woont in U en gij hebt de boze overwonnen". (1 Joh. 2, 14)
Deze woorden van Johannes heb ik letterlijk overgenomen uit de H. Paus Johannes Paulus II - Apostolische Brief
Dilecti amici - Bereid tot verantwoording
Aan de jongeren in de wereld ter gelegenheid van het Internationale Jaar van de Jeugd
(31 maart 1985) gericht heb. Zoals Petrus wilde ik hen klaar maken om de hoop, die zij in zich dragen, te rechtvaardigen. Vgl. 1 Pt. 3, 15
Het is diezelfde boodschap van hoop, dierbare jongeren, die ik deze avond met jullie zou willen delen. Dit ogenblik van ontmoeting is een genade voor jullie en voor mij. De ervaring van de jeugd is een unieke rijkdom. De Kerk kijkt niet alleen met sympathie en met hoop naar jullie, bewust van het feit dat de toekomst van jullie afhangt; maar dóór jullie ziet zij zichzelf en haar opdracht in de wereld. Jullie aanwezigheid is voor mij als een geweldig verjaardagsgeschenk. Ik dank jullie voor het vertrouwen waarmee jullie ingegaan zijn op deze uitnodiging van jullie bisschoppen, mijn Broeders in het episcopaat.
Jullie leggen onder andere de nadruk op de "uitsluitingen" in jullie maatschappij: de onmogelijkheid om een baan te vinden die aangepast is aan jullie bekwaamheden, en dat hoewel de uitoefening van een beroep van essentieel belang is om te leven en om meer mens te worden: het is een mensenrecht. Sommige jongeren voelen zich miskend, afgehouden van verantwoordelijkheden, beroofd van de mogelijkheid om een behoorlijk leven te leiden en zich te ontplooien. Jullie komen op als woordvoerders voor degenen rond jullie die in de marge van de maatschappij leven, en moeten toezien hoe zij in hun menselijke waardigheid worden vernederd. Afgezien van de eigenlijke uitsluiting is er ook nog zoveel schadelijke en zelfs verwoestende verdeeldheid in de gezinnen, tussen echtgenoten, tussen ouders en kinderen, tussen vrienden, buren, collega's, tussen verschillende generaties en sociale groepen van eenzelfde land! Daarbij komen nog andere vormen van ellende die, onbewust of aanvaard, toch heel gevaarlijk zijn, zoals de geestelijke armoede in onze consumptiemaatschappij. De dingen die jullie met scherpzinnige blik en bezwaard gemoed ontdekken, zal ik niet tegenspreken. Eerlijkheid is geboden. De profeten Jesaja en Jeremia, en nog zoveel andere, hebben de kwalen en onrechtvaardigheden van hun tijd krachtdadig aan de kaak gesteld. Ik zal jullie zelfs aanzetten om nog verder te kijken en jullie hart open te stellen voor noden die nog veel dramatischer en groter zijn, en die miljoenen mannen en vrouwen in de wereld treffen.
Ja, jullie kunnen terecht vragen aan de vorige generaties, zoals ik gezegd heb in mijn H. Paus Johannes Paulus II - Apostolische Brief
Dilecti amici - Bereid tot verantwoording
Aan de jongeren in de wereld ter gelegenheid van het Internationale Jaar van de Jeugd
(31 maart 1985): "Waarom is het zover gekomen? Waarom zijn we beland in een situatie die de mensheid op geheel de aardbol bedreigt? Welke zijn de oorzaken van de onrechtvaardigheid die onze blikken kwetst? Waarom zijn er zoveel mensen die omkomen van honger? Zoveel miljoenen vluchtelingen aan de grenzen? Zoveel situaties waarin de spot wordt gedreven met de elementairste mensenrechten? Waarom zoveel gevangenen, zoveel concentratiekampen, zoveel systematisch geweld, zoveel moorden op onschuldigen, zoveel mishandelden, zoveel martelingen, zoveel kwellingen van het menselijk lichaam en geweten? Bovendien is er nog het feit dat jonge mensen talrijke onschuldige slachtoffers op hun geweten hebben." H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Aan de jongeren in de wereld ter gelegenheid van het Internationale Jaar van de Jeugd, Dilecti amici - Bereid tot verantwoording (31 mrt 1985), 15 Hier kunnen we werkelijk van "uitgeslotenen" spreken.
Hoe het ook zij: blijf niet passief, en met een gevoel van machteloosheid en nutteloosheid. Het is van belang dat men zich de vraag durft stellen: "Wat moeten we doen?" En eerst moeten we het licht zoeken, de redenen tot hoop aantonen. Ik ben hier vanavond gekomen om jullie te zeggen: "Richt u dan op en heft uw hoofden omhoog, want uw verlossing komt nabij." (Lc. 21, 28) Naast de schaduwzijde is er een zone van licht. De dageraad is al aangebroken. Redding is op komst.
De positieve tekens van dit licht, van dit heil, die zich tegen de vormen van uitsluiting opstellen, kunnen jullie nu al zien. Velen onder onze tijdgenoten koesteren in hun hart rijkdommen van schoonheid, het vermogen tot goedheid en openheid omdat, zelfs als ze het niet beseffen, hun menselijk hart naar Gods evenbeeld geschapen is. Tekens van liefde, verzoening en zelfopoffering, opgewekt door de Heilige Geest, verschijnen overal. Maar ik wil me niet tevreden stellen met deze tekens. Ik wil jullie de Boodschap van God, die licht is zonder duisternis, openbaren of opnieuw in herinnering brengen. De Heer zendt mij naar jullie om te getuigen van deze Boodschap die Hij toevertrouwd heeft aan Petrus en aan de Twaalf Apostelen, opdat alle naties haar zouden leren kennen.
De goedheid die we aflezen op het gezicht en in het hart van Christus is de weerspiegeling van de Goedheid van de Vader. Hij is gekomen in de nacht: ' Hij is het ware Licht dat iedere mens verlicht" Vgl. Joh. 1, 9 .
Hij is terechtgekomen in onverschilligheid; Hij is niet ontvangen door de zijnen; maar Hij heeft bemind en Hij heeft ons geleerd te beminnen: "Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden" (Joh. 15, 13). Hij is zich bewust geworden, en Hij heeft aangekondigd dat Hij zou "verworpen" worden door zijn generatie, door de Oudsten en de leiders van zijn volk Vgl. Mc. 8, 31 Vgl. Lc. 17, 25 . Vervolgens heeft hij vrijwillig de meest radicale uitsluiting en de vernedering van het kruis ondergaan, en dit uit gehoorzaamheid aan zijn Vader en uit liefde voor zijn broeders. Hij is uit de wereld der levenden weggerukt Vgl. Jes. 53, 8 , maar God heeft Hem doen herleven, heeft Hem doen verrijzen.
Hij is de steen die de bouwers hadden "verworpen", maar die de hoeksteen geworden is Vgl. Mt. 21, 42 Vgl. Hand. 4, 11 en het heil kan in niemand anders worden gevonden. Elke vernederde en uitgestotene op aarde kijkt uit naar Hem in de hoop, in Hem, overeind geholpen te worden en verzoening te vinden.
Hij is gekomen om met zijn bloed, door zijn offer, het verbond tussen God en de mensen te bezegelen, waartoe allen worden uitgenodigd door het geloof en het doopsel. Hij heeft tegelijkertijd de muur van haat gesloopt die de mensen verdeelde en de niet-joden uitsloot "van de verbonden waaraan de belofte verbonden was, zonder hoop" Vgl. Ef. 2, 12-14 . Dit verbond is geen gewone vriendschappelijke houding. Het is de adoptie van de Zoon door zijn Vader die ook onze Vader is. Hijzelf, de Zoon, "heeft aan allen, die hem aanvaardden, het vermogen gegeven kinderen van God te worden" (Joh. 1, 12). In Hem nemen wij, die onszelf bestempelen als verstoken van menselijke participatie, deel aan het leven zelf van God, aan de goddelijke natuur.
Deze Christus, dierbare vrienden, is onder ons aanwezig: "Ziet, Ik ben met u alle dagen" (Mt. 28, 20). Met hem worden we nooit van God weggestoten. "Wie tot Mij komt, zal ik niet buitenwerpen" (Joh. 6, 37). Zijn aards bestaan heeft Hij volledig gewijd aan het opvangen van degenen die anderen beschouwden als uitgestotenen: melaatsen, bezetenen, tollenaars, zondaars, Samaritanen, heidenen. Tot aan het laatste oordeel identificeert Hij zich met de "uitgestotenen" die behoeftig zijn: hongerigen, zieken, gevangenen.
Hij vraagt ons te geloven en te beminnen. Ons te laten overstromen door de liefde van God die in onze harten verspreid is door deze levende God, de Vader van alle levenden. Volwassen worden in het leven zoals in het geloof betekent: in staat zijn zichzelf te verwezenlijken als zoon, als dochter van zijn of haar vader, van onze Vader die in de hemelen is.
Christus aanschouwt elke mens met liefde. Hij aanschouwt elk van u, zoals de rijke jongeman met het rechtschapen geweten, begerig naar eeuwig leven: "Jezus keek hem liefdevol aan" (Mc. 10, 21).
Dit boeiende werk zal al jullie energie opeisen. Jullie zullen deelnemen aan de strijd "voor de waardigheid van de zonen van God", zoals jullie kardinaal Cardijn gezegd heeft. Het zal jullie werk zijn, maar tegelijkertijd het werk van God in jullie, door jullie. Het zal een onophoudelijke verovering zijn en tegelijkertijd een gave van God, dus een genade die moet gevraagd worden in het gebed. Bidden betekent niet God naar onze hand zetten. Het betekent zich in Zijn plan laten opnemen, het plan dat Jezus ons heeft aangetoond in het Onze Vader. Het is van kapitaal belang zich steeds op dat gebed te beroepen wanneer men de wereld wil veranderen volgens het plan van God.
Inderdaad, de woorden "Onze Vader... geef ons heden ons dagelijks brood" impliceren de vraag dat elkeen, hier en overal in de wereld, voldoende zou mogen eten en beschikken over wat nodig is om een menswaardig leven te leiden. Ze impliceren ook dat men zich voorbereidt om daar zelf voor te werken, om een betere productie mogelijk te maken, een betere verdeling en een beter gebruik van wat de natuur voortbrengt. Ze impliceren een strijd voor werk voor iedereen, opdat de mens waardig zijn brood zou kunnen verdienen. Ze impliceren tenslotte dat we onszelf bevragen over de zin die we geven aan winst, aan geld, aan verdeling, aan ons werk op school, aan vrije tijd, aan mogelijkheden tot creativiteit.
De woorden "Onze Vader... vergeef ons onze schulden", betekenen dat we aan God onze eigen verzoening met Hem vragen, die we ons niet zelf kunnen verschaffen. Ze betekenen ook dat we al onze energie gebruiken om de anderen te begrijpen, te vergeven, om bewerkers van de vrede te zijn, om niemand uit te sluiten. De woorden "Onze Vader... leid ons niet in bekoring", betekenen dat we aan God de scherpzinnigheid en de kracht vragen om de valstrikken te ontlopen waarmee onze maatschappij de zwakkeren uitbuit, en waarmee de Boze onze zwakheden en hartstochten bespeelt: beloften van onmiddellijk genot, bandeloze seksualiteit, alle soorten van drugs, artificiële gadgets, dure modevormen, geestdodend lawaai, illusie- en evasieverkopers, alle moderne idolen die ons egoïsme in al zijn vormen in stand houden.
Een Christen van de tweede eeuw schreef reeds: "Het vlees haat de ziel en strijdt ertegen, zonder dat zij het ooit kwaad heeft berokkend, maar omdat ze het belet te genieten van de geneugten des levens." Apostolische Vader, Brief aan Diognetus Met "vlees" bedoelde hij niet het lichaam zelf, dat de wonderbaarlijke uitdrukking is van de menselijke persoon, maar de ingesteldheid van de zwakke en zondige mens. De christen kent de bekoringen van de "wereld", hij moet ze onderscheiden, ertegen vechten, het goede kiezen, ten koste van opofferingen en altijd met het gebed. De woorden "Onze Vader... verlos ons van het kwaad" betekenen: vechten in en rond zichzelf tegen datgene wat het geloof dreigt te verwoesten: onverschilligheid, systematische twijfel, scepticisme, alsof het geluk en de grootheid van de mens erin bestonden zich los te maken van God. Ze betekenen: vechten tegen de wanhoop en de levensmoeheid, alsof het leven geen zin meer had. Ze betekenen: vechten tegen de afwijkingen van de liefde, de verleiding van geweld en haat, dat gerechtvaardigd wordt als middel om de wereld, maar niet de harten, op een doeltreffende manier te veranderen. Kortom, ze betekenen: vechten tegen de leugen en tegen de vader van de leugen: "Ik schrijf u, jonge mensen," zei de heilige Johannes, "dat gij de Boze overwonnen hebt" (Joh. 2, 13).
Maar hoe kunnen we hem overwinnen ? De leerling waarvan Jezus hield, zei daarbij: "Omdat gij de Vader kent." De woorden "Onze Vader... geheiligd zij Uw naam Uw rijk kome Uw wil geschiede op aarde als in de hemel," betekenen: zichzelf openstellen voor de wil van God, al onze krachten te zijner beschikking stellen opdat een mensheid zou ontstaan die bevrijd is van valse goden en verzoend met de Bron van waarachtig leven in de Liefde. Ze betekenen: alle mensen nu reeds beschouwen als zonen van dezelfde vader, als onze broeders.
Voor God is geen enkele mens "uitschot" Dat de mens dus ook geen andere uitsluit! Het is een genade te bidden voor de bekering van het hart der mensen. En het is een gevecht dat geleverd moet worden, niet tegen de mensen, maar tegen de macht van het kwaad, tegen de Boze.
Dit was ook de vraag van de rijke jongeman uit het Evangelie. Later zal Jezus aan zijn apostelen zeggen: "Ik ben de Weg" (Joh. 14, 6). Tegen de jongeman begon hij als volgt: "Gij kent de geboden," (Mc. 10, 19), de geboden die handelen over het vermijden van alle kwaad dat men zijn naaste kan berokkenen en over het respect dat men hem verschuldigd is. Het is die morele code welke men, in de eerste plaats, moet eerbiedigen. Hij staat ingeprent in het geweten van elke mens, in het goed gevormde en rechtschapen geweten, zoals hij ook geschreven stond in de wet die Mozes doorgegeven heeft, en, beter nog, in het Evangelie dat alles samenvat in het gebod van de liefde: "Alles wat gij wilt dat de mensen voor u doen, doet dat ook voor hen" (Mt. 7, 12). Christus vraagt jullie, dierbare vrienden, hoever het staat met jullie morele waardenschaal, met jullie geweten. Wees gewetensvol. Zoek daarom de waarheid. En wees werkelijk vrij, dit wil zeggen: in staat gebruik te maken van jullie vrijheid volgens de waarheid, volgens wat jullie waarachtig goed is, het waarachtig goed van de anderen.
Maar waarschijnlijk willen jullie, zoals de jongeman uit het Evangelie, meer doen dan alleen maar de geboden onderhouden. Op dat moment zegt Christus jullie: "Geef uw bezittingen aan de armen en volg mij." Niet iedereen zal dit letterlijk en radicaal kunnen navolgen, maar Jezus geeft ons een aanwijzing die algemeen geldend is. Hij nodigt jullie uit de Gave van God te begrijpen en jullie leven in het teken van die gave te stellen, de onvoorwaardelijke gave aan God en aan de anderen. Zij die geroepen zijn tot het priesterschap, tot het charisma van het religieuze leven, begrijpen dit maar al te goed. En aan hen zeg ik: "Onderdruk die roeping niet. Laat haar zich ontwikkelen tot ze haar rijpheid bereikt. De Heer zoekt dergelijke werkkrachten voor zijn overvloedige oogst."
Maar ik denk ook aan alle andere jonge christenen die hier aanwezig zijn. Jullie zijn op een leeftijd gekomen waar zich in jullie een levensproject vormt. Dit levensproject is ook een roeping, de christelijke roeping van de gedoopte en gevormde leek, waartoe God jullie roept, het project dat God met jullie heeft, dat wat jullie uit vrije keuze kunnen worden voor jezelf, voor de mensen, voor God. Denk aan jullie levensproject als aan een roeping van God, als aan een dienst. Voor deze dienst is het belangrijk de talenten te ontwikkelen die God jullie toevertrouwd heeft, en die jullie geërfd hebben van jullie ouders, jullie familiale opvoeding, de cultuur van jullie volk. Aanvaard de vorming die de school jullie biedt, en de persoonlijke ervaring die voortspruit uit de arbeid. Integreer stilaan al wat het contact met de natuur, de inwijding in de grote menselijke realisaties, de omgang met anderen in kameraadschap en vriendschap jullie toelaat te ontdekken op het gebied van waarheid, goedheid en schoonheid, evenals de ervaring van bepaalde vormen van lijden. Dat alles vormt jullie persoonlijkheid en jullie roeping, verrijkt door de gaven van de Heilige Geest. Als God jullie toestaat zo te groeien naar volwassenheid in wijsheid en genade, is dat dan niet opdat jullie tot de beschaving van liefde jullie steentje zouden bijdragen?
Ik denk aan de liefde van verloofden en gehuwden die, voor de meesten onder jullie, de grote gebeurtenis van het leven zal zijn. Bereid jullie voor op deze huwelijksliefde, op dit sacrament. Het is een goddelijk plan. Degradeer er de schoonheid niet van. Ik denk ook aan alle broederlijke gebaren van gastvrijheid, delen, geven en vergiffenis, die jullie samen zullen stellen in een steeds groeiende solidariteit, en die jullie dikwijls nu reeds tonen. Want het is vandaag dat jullie handen en harten bouwen aan een nieuwe wereld in liefde.
Op deze wijze de krachten van het leven en van de liefde opwekken en hoop doen ontwaken is een meeslepende onderneming. Het is echter ook een veeleisende taak. "De weg die naar het leven voert is smal," zei Jezus. (Mt. 7, 14) Jullie hebben geestelijk voedsel en steun nodig. Om de wereld te veranderen wordt er van jullie gevraagd anders te gaan leven. Niet leven aan de oppervlakte van jullie zelf, en als een prooi voor de vele verleidingen van onze consumptiemaatschappij, maar leven met diepgang. Neem de tijd voor het gebed, voor bezinning, voor stilte, om voor jullie eigen waarheid geboren te worden in een authentieke relatie met God en met de anderen.
Jullie zullen ook een echte solidariteit van gelovigen moeten beleven. Op school, op het werk en gedurende de vrije tijd zijn sommigen onder jullie al geconfronteerd geweest met de pijnlijke ervaring van het isolement; sommigen werden bespot of uitgestoten omwille van hun geloof. In elk geval voelen ze zich breekbaar. Het is onmogelijk te leven en te groeien in het geloof zonder de steun van een groep, van een christelijke gemeenschap. Ik weet dat hier bij jullie talrijke gebedsgroepen bestaan, groepen die zich bezighouden met catechese, bezinning over de Bijbel, samen delen, katholieke actie, werken van barmhartigheid en andere vormen van christelijk engagement. Op die manier bereiden jullie zich voor op de gezamenlijke opbouw van een betere wereld.
Deze groepen kunnen onmogelijk een afgesloten bestaan leiden. Ze moeten zich uitbreiden naar andere jongeren toe, zoals vanavond, zoals tijdens de internationale ontmoeting die we op Palmzondag in Rome meegemaakt hebben. Ze moeten zich openstellen voor de andere leden van het volk van God: de parochie, met haar zondagse eucharistische bijeenkomst, is hiervoor de aangewezen plaats. Daar is het mogelijk ons te herenigen met de Bron, de universele katholieke Kerk, gesticht door de Apostelen. Zij begeleidt ons onophoudelijk om ons het Evangelie van Christus door te geven, zijn Geest en zijn vergiffenis, het sacrament van zijn Lichaam en zijn Bloed, opdat we werkelijk één kunnen worden met Hem. Buiten deze Kerk wordt een groep gelovigen gemakkelijk onvruchtbaar of partijdig. Sta niet stil bij de rimpels van de Kerk; daarvoor zijn wij allemaal verantwoordelijk. Ga in haar ook niet uitsluitend de weerspiegeling van jezelf zoeken. Zij is het sacrament van een genade die van elders komt; zij is het efficiënte teken van Jezus Christus.
Ik heb op deze manier tot jullie gesproken, dierbare jongeren, omdat gij sterk zijt. "Gods woord woont in u en gij hebt de boze overwonnen" Vgl. Joh. 2, 14 . Zoals het veld zich laat bezaaien, laat zo ook jullie hart zich openstellen voor het Woord van Waarheid en Hoop dat God tot jullie richt! Zoals de regen het zaad doet kiemen, laat zo ook jullie gebed, vanaf morgen, dit Woord levend houden en weerklinken! Zoals de zaaier geduldig wacht op wasdom, laat zo ook, overmorgen, met het volle vertrouwen der kinderen van God, de Geest toe uw groei naar vrijheid te leiden!
Zoals de landbouwer zich inzet tijdens de oogst, laat zo ook jullie verstand en jullie hart aanwezig en actief zijn, overal waar mannen en vrouwen het hoofd oprichten en samen aan de slag gaan om een hernieuwde wereld te scheppen, volgens het hart van God. Met jullie bisschoppen vraag ik jullie in ruime mate deel te nemen aan het leven van jullie Kerk. Wees de jongeren van deze Kerk om in onze wereld getuigen te zijn van de jeugd van God!