H. Paus Johannes Paulus II - 13 maart 1994
Vandaag treffen wij elkaar rond de Eucharistie, die de gehele spirituele rijkdom van de Kerk omvat, zoals Vaticanum II ons herinnert Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 5. Terwijl wij de instelling van de Eucharistie gedenken tijdens de liturgie van Witte Donderdag, zijn wij ons helder bewust van wat Christus ons in een zo verheven sacrament heeft nagelaten: 'Jezus (...) die de zijnen in de wereld bemind had, gaf hun een bewijs van zijn liefde tot het uiterste toe' (Joh. 13, 1). Deze zin van de heilige Johannes bevat in een bepaald opzicht de gehele waarheid van de Eucharistie en deze waarheid vormt tegelijkertijd het hart van de waarheid over de Kerk. Het is alsof de Kerk elke dag wordt geboren uit de Eucharistie, die op verscheidene plekken ter wereld in zulke verschillende omstandigheden en in zulke diverse culturen wordt gevierd, dat de hernieuwing van het eucharistisch mysterie daardoor in een bepaald opzicht een dagelijkse 'schepping' wordt. Dank zij de viering van de Eucharistie wordt de evangelische bewustwording van het volk van God telkens weer verdiept, zowel bij naties met een eeuwenoude christelijke traditie als bij de volken die onlangs deze nieuwe dimensie hebben aanvaard, die altijd en overal aan de mensheid wordt gegeven door het mysterie van de Vleeswording van het Woord en van de Verlossing door zijn dood aan het Kruis en zijn Opstanding. Het Triduüm leidt ons binnen in dit mysterie op een manier die uniek is voor het gehele liturgische jaar. De liturgie van de instelling van de Eucharistie anticipeert op een bijzondere manier op Pasen, hetgeen wordt voortgezet op Goede Vrijdag en de Paaswake tot de zondag en het octaaf van de Opstanding.
Nu de viering van dit grote mysterie van het geloof nadert, dierbare Broeders in het priesterambt, komt u vandaag rond uw bisschoppen samen, in de kathedralen van uw diocesane Kerken, om de instelling van zowel het Sacrament van het priesterambt als van het Sacrament van de Eucharistie opnieuw te beleven. De bisschop van Rome viert deze liturgie omringd door het presbyterium van Zijn Kerk, net zoals mijn broeders in het bisschopsambt dat doen met hun priesters in hun diocesane gemeenschappen.
Daarom schrijf ik u vandaag. Ik zou graag van de gelegenheid gebruik maken om een speciaal woord tot u te richten, zodat allen samen de grote gave, die Christus ons geschonken heeft, kunnen vieren. Voor ons priesters is het priesterambt de buitengewone gave, een bijzondere oproep om deel te hebben aan het mysterie van Christus, die ons de verheven mogelijkheid gegeven heeft om te spreken en te handelen in zijn naam. Elke keer als wij de Eucharistie vieren, wordt deze mogelijkheid werkelijkheid. Wij handelen 'in persona Christi', wanneer wij, op het moment van de consecratie, de woorden spreken: 'Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt (...). Dit is de beker van het nieuwe altijddurende Verbond, dit is mijn bloed dat voor u en alle mensen wordt vergoten tot vergeving van de zonden. Blijft dit doen om mij te gedenken.' Wij doen dat werkelijk, in alle nederigheid en met een grote dankbaarheid. Men zou kunnen zeggen dat deze verheven, en tegelijkertijd bescheiden, handeling van onze dagelijkse missie als priesters de uiterste grenzen van ons mens-zijn raakt. Wij hebben deel aan het mysterie van de Vleeswording van het Woord, 'de eerstgeborene van heel de schepping' (Kol. 1, 15), die aan de Vader in de Eucharistie de gehele schepping geeft, de oude en de toekomstige wereld en voor alles de huidige wereld waarin hij met ons is, waar hij aanwezig is door ons en waar hij, door onze bemiddeling, aan de Vader het offer van de Verlossing brengt. Wij hebben deel aan het mysterie van Christus, 'de eerste die van de dood is opgestaan' (Kol. 1, 18), die door zijn Pasen, de wereld onophoudelijk verandert en haar dichter bij de 'openbaring van Gods kinderen' brengt (Rom. 8, 19). De gehele werkelijkheid wordt dus zo in al haar facetten openbaar in ons eucharistisch ambt, dat tegelijkertijd openstaat voor alle concrete, persoonlijke behoeften, voor al het lijden, de verwachtingen, voor vreugde en verdriet, al naar gelang de intenties van de gelovigen voor de heilige Mis. Wij ontvangen deze intenties in de geest van de liefde, waardoor alle menselijke problemen in het perspectief van de universele verlossing worden geplaatst.
Dierbare broeders in het priesterambt, ons ambt geeft vorm aan een nieuw leven in ons en rondom ons. De Eucharistie evangeliseert onze omgeving en sterkt ons in de hoop dat de woorden van Christus niet voorbij zullen gaan Vgl. Lc. 21, 33 . Zijn woorden zullen niet voorbij gaan, want zij zijn gebaseerd op het Offer aan het Kruis: wij zijn speciale getuigen en bevoorrechte dienaars van het voortbestaan van deze waarheid en van de goddelijke liefde.
Wij kunnen ons dus verheugen wanneer de mensen de noodzaak van de nieuwe Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997) voelen of wanneer zij de encycliek H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Veritatis Splendor
Over kerkelijke moraalleer
(6 augustus 1993) ter hand nemen om erin te lezen. Dit alles sterkt ons in de overtuiging dat onze bediening van het Evangelie vruchtbaar wordt door de Eucharistie. Tijdens het Laatste Avondmaal zei Christus tot zijn leerlingen: 'Ik noem u geen dienaars meer...; maar u heb ik vrienden genoemd. Niet gij hebt Mij uitgekozen, maar Ik u en Ik heb u tot taak gegeven op tocht te gaan en vruchten voort te brengen, die blijvend mogen zijn' (Joh. 15, 15-16). Wat een enorme rijkdom schenkt de Kerk ons tijdens het Triduüm, en in het bijzonder vandaag, Witte Donderdag, in de liturgie van de wijding van het chrisma! Mijn woorden zijn slechts een gedeeltelijke weerspiegeling van hetgeen een ieder van u ongetwijfeld aan gevoelens ervaart. En deze brief voor Witte Donderdag kan er misschien voor zorgen dat de verscheidene vormen die de gave van Christus aanneemt in talrijke harten voor de heerlijkheid van het grote 'mysterie van het geloof', worden verzameld in een betekenisvol delen van wat het priesterschap is en altijd in de Kerk zal blijven. Moge dan onze vereniging rond het altaar al diegenen omarmen die in zich het onuitwisbare teken van dit sacrament dragen, waardoor wij onze broeders in gedachten brengen die op een of andere manier van het heilig ambt verwijderd zijn. Ik vertrouw erop dat deze gedachtenis een ieder van ons nog intenser de grootsheid van de gave, die het priesterschap van Christus is, doet beleven.
Vandaag zou ik u, dierbare broeders, de H. Paus Johannes Paulus II - Brief
Gratissimam sane
Brief aan de Gezinnen - Bij gelegenheid van het Internationaal Jaar van het Gezin
(2 februari 1994) willen toevertrouwen, die ik aan de gezinnen heb gericht, in het Jaar dat aan het gezin is gewijd. Het heeft zo moeten zijn dat de Verenigde Naties 1994 uitgeroepen hebben tot het internationale Jaar van het Gezin. De Kerk heeft de blik gericht op het mysterie van de Heilige Familie te Nazareth en neemt deel aan dit initiatief en beschouwt het als een bijzondere gelegenheid om 'het evangelie van het gezin' te verkondigen. Christus heeft dit uitgedragen door zijn verborgen leven in de heilige Familie te Nazareth. Dit evangelie is verder verkondigd door de apostolische Kerk, zoals duidelijk blijkt uit het Nieuwe Testament; later heeft de post-apostolische Kerk ervan getuigd, waardoor wij hebben geleerd het gezin als 'ecclesia domestica' te beschouwen. In onze eigen eeuw brengt de Kerk 'het evangelie van het gezin' via talrijke priesters, pastoors, biechtvaders, bisschoppen en in het bijzonder via de Opvolger van Petrus. Bijna al mijn voorgangers hebben een belangrijk deel van hun magisterium gewijd aan het gezin. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft bovendien zijn liefde geuit voor de instelling van het gezin door de pastorale constitutie Gaudium et Spes, waarin opnieuw de noodzaak werd uitgesproken de waardigheid van het huwelijk en van de familie in de hedendaagse wereld hoog te houden.
De Bisschoppensynode van 1980 staat aan het begin van de apostolische exhortatie H. Paus Johannes Paulus II - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Familiaris Consortio
Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd
(22 november 1981), dat beschouwd kan worden als de magna charta van de pastoraal voor het gezin. De moeilijkheden van de hedendaagse wereld en die van het gezin in het bijzonder, die Paus Paulus VI in de encycliek H. Paus Paulus VI - Encycliek
Humanae Vitae
Het menselijk leven en geboorteregelingen
(25 juli 1968) moedig heeft aangesneden, vroegen om een totaaloverzicht over de menselijke familie en over de Ecclesia domestica in de samenleving van deze tijd. De H. Paus Johannes Paulus II - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Familiaris Consortio
Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd
(22 november 1981) stelde zich ten doel precies dit te doen. Het was nodig om nieuwe methoden op het gebied van pastorale activiteiten te ontplooien voor de behoeften van het hedendaagse gezin. Samengevat zou men kunnen zeggen dat onze zorg voor het gezin - en in het bijzonder voor de echtgenoten, de kinderen, de jongeren en de volwassenen - van ons, priesters en biechtvaders, voor alles de ontdekking en de constante bevordering van het lekenapostolaat op dit gebied vraagt. De pastoraal van het gezin - dit weet ik uit eigen ervaring - vormt in een bepaald opzicht de kern van de activiteiten van priesters op alle niveaus. H. Paus Johannes Paulus II - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Familiaris Consortio
Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd
(22 november 1981) spreekt over dit alles. In de H. Paus Johannes Paulus II - Brief
Gratissimam sane
Brief aan de Gezinnen - Bij gelegenheid van het Internationaal Jaar van het Gezin
(2 februari 1994) wordt niets anders gedaan dan dit stuk erfgoed van de post-conciliaire Kerk opnieuw te bekijken en te actualiseren. Ik hoop dat deze H. Paus Johannes Paulus II - Brief
Gratissimam sane
Brief aan de Gezinnen - Bij gelegenheid van het Internationaal Jaar van het Gezin
(2 februari 1994) in de Kerk en buiten de Kerk kan helpen en dat de brief, dierbare priesters, van dienst kan zijn in uw pastorale ambtsuitoefening bij de gezinnen. Hij is een beetje te vergelijken met de H. Paus Johannes Paulus II - Apostolische Brief
Dilecti amici - Bereid tot verantwoording
Aan de jongeren in de wereld ter gelegenheid van het Internationale Jaar van de Jeugd
(31 maart 1985) uit 1985, die bij de jongeren in alle delen van de wereld veel belangrijke apostolische en pastorale initiatieven losmaakte. Deze beweging komt tot uiting in de Dag voor de Jeugd, die wordt gevierd in de parochies, in de bisdommen en op het niveau van de gehele Kerk -zoals de dag die onlangs in H. Paus Johannes Paulus II - Boodschap
Wereldjongerendag Denver 1993
(15 augustus 1992) is gehouden. Deze H. Paus Johannes Paulus II - Brief
Gratissimam sane
Brief aan de Gezinnen - Bij gelegenheid van het Internationaal Jaar van het Gezin
(2 februari 1994) is breder. De problematiek van het gezin is in feite universeel en complexer. Bij de voorbereiding van deze brief heb ik mij er andermaal van overtuigd dat het leergezag van Vaticanum II en in het bijzonder van de pastorale constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Gaudium et Spes
Over de Kerk in de wereld van deze tijd
(7 december 1965) werkelijk een rijke bron van christelijk denken en leven is. Ik hoop dat deze brief, geïnspireerd door het conciliaire onderricht, u niet minder dan alle gezinnen van goede wil waaraan hij is gericht, van dienst kan zijn. Om deze tekst op de juiste manier te benaderen is het goed om ons te wenden naar een passage uit de Handelingen van de apostelen waarin staat dat de eerste gemeenten zich ernstig toelegden 'op de leer der apostelen, trouw aan het gemeenschappelijke leven en ijverig in het breken van het brood en in het gebed' (Hand. 2, 42). De H. Paus Johannes Paulus II - Brief
Gratissimam sane
Brief aan de Gezinnen - Bij gelegenheid van het Internationaal Jaar van het Gezin
(2 februari 1994) is niet zozeer een leerstellige verhandeling, dan wel een voorbereiding en een aansporing tot gebed met de gezinnen en voor de gezinnen. Zo kunt u, dierbare broeders, beginnen met en verder ontwikkelen van de pastoraal en het apostolaat voor de gezinnen in uw parochiële gemeenschappen. Als u de vraag gesteld wordt: 'Hoe kunnen wij de doelstellingen van het Jaar van het Gezin bereiken?', dan toont de aansporing tot gebed, waarover de brief spreekt, u in feite de meest eenvoudig te volgen richting. Jezus heeft tot zijn leerlingen gezegd: 'Los van Mij kunt gij niets' (Joh. 15, 5). Het is dus duidelijk dat wij moeten doen 'zoals Hij'; dat wil zeggen dat wij moeten knielen en bidden. 'Want waar er twee of drie verenigd zijn in mijn Naam, daar ben Ik in hun midden' (Mt. 18, 20). Deze woorden van Christus moeten in concrete initiatieven in alle gemeenschappen worden vertaald. Een goed pastoraal programma kan eruit worden afgeleid; een rijk programma, zelfs wanneer slechts weinig middelen beschikbaar zijn.
Er zijn in de wereld zoveel gezinnen die bidden! De kinderen bidden, deze kinderen aan wie het Koninkrijk der hemelen allereerst toebehoort Vgl. Mt. 18, 2-5 . Dank zij hen bidden hun moeders en ook hun vaders, waardoor zij soms de religieuze praktijk hervinden, waarvan zij waren vervreemd. Gebeurt dat niet vaak ter gelegenheid van de eerste communie? En valt het ons niet op dat bij bedevaarten naar heilige plaatsen de 'spirituele temperatuur' bij de jongeren - en niet alleen bij de jongeren -stijgt? De zeer oude bedevaartroutes in het Oosten en het Westen, of die nu leiden naar Jeruzalem, Rome, Santiago de Compostela of naar de bedevaartsoorden rond Maria in Lourdes, Fatima, Jasna Gora en vele andere, zijn in de loop der eeuwen wegen voor grote aantallen gelovigen, en zeker ook voor talrijke gezinnen, geworden om de Kerk te ontdekken. Het Jaar van het Gezin moet dus deze ervaring bevestigen, verbreden en verrijken. Dat alle pastors en alle verantwoordelijke instanties voor de gezinspastoraal hier op mogen toezien, in overeenstemming met de Pauselijke Raad voor het Gezin, waaraan dit gebied op het niveau van de universele Kerk is toevertrouwd. U weet waarschijnlijk dat op 26 december 1993 de voorzitter van deze Raad in Nazareth het Jaar van het Gezin op de feestdag van de Heilige Familie heeft geopend.
'Zij legden zich ernstig toe op de leer der apostelen, bleven trouw aan het gemeenschappelijke leven en ijverig in het breken van het brood en in het gebed' (Hand. 2, 42). Volgens de constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964) is de Kerk het 'huis Gods' Vgl. 1 Tim. 3, 15
, waarin zijn eigen familie woont, de woonstede van God in de Geest Vgl. Ef. 2, 19-22
, 'Gods woning onder de mensen' (Openb. 21, 3)' 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 6. Om de Kerk te beschrijven herinnert het Concilie, naast talrijke andere Bijbelse beelden, dus aan het beeld van 'het Huis Gods'. Bovendien is dit beeld in een bepaald opzicht in alle andere opgenomen. Het komt tot uitdrukking in de paulinische analogie van het Lichaam van Christus Vgl. 1 Kor. 12, 13
Vgl. Rom. 12, 5
, waarnaar Pius XII verwees in zijn historische encycliek Paus Pius XII - Encycliek
Mystici Corporis Christi
Over het mystieke lichaam van Christus en over de vereniging die wij daarin bezitten met Christus
(29 juni 1943). Het komt ook tot uitdrukking in de kenmerken van het volk Gods, waarnaar het Concilie verwees. Het Jaar van het gezin is voor ons allen een oproep om van de Kerk nog meer een huis te maken 'waar de familie van God woont'. Dit is een oproep, een uitnodiging, die buitengewoon vruchtbaar kan blijken te zijn voor de evangelisatie van de huidige wereld. Zoals ik heb geschreven in de H. Paus Johannes Paulus II - Brief
Gratissimam sane
Brief aan de Gezinnen - Bij gelegenheid van het Internationaal Jaar van het Gezin
(2 februari 1994), is de fundamentele dimensie van het menselijk bestaan, gevormd door het gezin, van verschillende kanten ernstig bedreigd door de hedendaagse beschaving Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Brief, Brief aan de Gezinnen - Bij gelegenheid van het Internationaal Jaar van het Gezin, Gratissimam sane (2 feb 1994), 13. En toch vormt dit aspect van het menselijk leven, het 'familie-zijn', een groot goed voor de mens. De Kerk wil de mens van dienst zijn. Het Jaar van het Gezin is een belangrijke gelegenheid om het 'familie-zijn' van de Kerk in haar verschillende geledingen te hernieuwen.
Dierbare broeders in het priesterambt, ieder van u zal in het gebed zeker het noodzakelijke licht vinden om te begrijpen hoe dit alles in werking moet worden gezet. U, in uw parochies en op de verschillende gebieden van het evangelische werk; de bisschoppen in hun diocees, de Heilige Stoel door de Romeinse Curie volgens de constitutie H. Paus Johannes Paulus II - Apostolische Constitutie
Pastor Bonus
Over de hervorming van de Romeinse Curie
(28 juni 1988). De Kerk legt zich, volgens de wil van Christus, erop toe steeds meer een 'familie' te worden en de Heilige Stoel maakt zich sterk een dergelijke ontwikkeling te bevorderen. De bisschoppen, die voor een bezoek Ad Limina Apostolorum komen, zijn zich hiervan goed bewust. Het bezoek, dat zij zowel bij de Paus als bij de verschillende curie-departementen afleggen -waarbij alles dat door het Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) is voorgeschreven, wordt geëerbiedigd - verliest wel steeds meer zijn oude juridische en bestuurlijke karakter. Er blijkt steeds meer sprake te zijn van een sfeer van een 'uitwisseling van gaven', volgens het onderricht van de constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964) Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 13. Mijn broeders in het bisschopsambt getuigen hier vaak van tijdens onze ontmoetingen. Bij deze gelegenheid zou ik het Congregatie voor de Clerus
Directorium over de dienst en het leven van priesters (31 maart 1994) willen noemen, dat door de Congregatie voor de Clerus is voorbereid en dat zal worden aangeboden aan de bisschoppen, de priesterraden en aan alle priesters. Dit zal zeker een nuttige bijdrage leveren aan de hernieuwing van hun leven en hun ambt.
De oproep tot gebed met de gezinnen en voor de gezinnen raakt eenieder van u, dierbare broeders, op een heel persoonlijke manier. Wij hebben ons leven aan onze ouders te danken en wij zijn hen dan ook permanent dankbaarheid verschuldigd. Of zij nu nog in leven zijn of reeds de eeuwigheid zijn binnengegaan, wij zijn met hen verenigd door een nauwe band die de tijd niet kan verbreken. Als wij aan God onze roeping te danken hebben, dan moeten wij het belangrijke aandeel daarin, waarvoor zij verantwoordelijk zijn, ook erkennen. Voor de ouders vormt de beslissing van een van hun zonen om zich te wijden aan het priesterambt een behoorlijk offer, in het bijzonder in missiegebieden. Dat gold ook voor onze eigen ouders, maar zij hebben God hun gevoelens geofferd, waarbij zij zich lieten leiden door een diep geloof. Vervolgens hebben zij ons begeleid met hun gebed, zoals Maria dat deed bij Jezus toen hij zijn thuis in Nazareth verliet en vertrok om zijn messiaanse missie te vervullen.
Wat een ervaring was de dag van onze eerste heilige Mis voor ieder van ons, en tegelijkertijd voor onze ouders, onze broers en zussen en voor onze dierbaren! En hoe belangrijk was die viering niet voor onze parochies en voor de omgeving waarin wij waren opgegroeid! Elke nieuwe roeping maakt de parochie bewust van de vruchtbaarheid van haar spirituele moederschap. Hoe vaker dit gebeurt, hoe sterker de aanmoediging is die ervan uitgaat voor anderen. Iedere priester kan van zichzelf zeggen: 'Ik heb een verplichting ten opzichte van God en de mensen.' Talrijke mensen hebben ons begeleid met hun gedachten en door hun gebed, zoals ook talrijke mensen met hun gedachten en door hun gebed mijn ambt op de Stoel van Petrus begeleiden. Deze brede solidariteit van gebed is voor mij een krachtgevende bron. Ja, de mensen leggen hun vertrouwen in onze roeping ten dienste aan God. De Kerk bidt voortdurend voor de nieuwe priesterroepingen, zij verheugt zich over het groeiende aantal roepingen, zij betreurt het gebrek aan roepingen op sommige plaatsen, en zij lijdt aan het gebrek aan grootmoedigheid bij talrijke personen. Op deze dag vernieuwen wij elk jaar onze beloften, verbonden aan het Sacrament van het Priesterschap. De reikwijdte van deze beloften is groot. Het gaat om ons woord dat aan Christus zelf is gegeven. Trouw aan deze roeping bouwt de Kerk op. Elke vorm van ontrouw daarentegen wordt een pijnlijke wond in het mystieke Lichaam van Christus. Terwijl wij bijeenkomen om het mysterie van de Eucharistie en van het priesterambt te aanschouwen, roepen wij dus de Hogepriester aan, die - zoals de Schrift zegt - aan ons gelijk is geworden Vgl. Heb. 2, 17 opdat het ook ons gegeven zou zijn om gelovig te blijven. Laten wij in de geest van deze 'sacramentele broederschap' voor elkaar bidden, de priesters voor de priesters! Dat Witte Donderdag voor ons een hernieuwde oproep wordt om samen te werken aan de genade van het sacrament van het priesterschap! Laten wij bidden voor onze spirituele families, voor de personen die aan ons ambt zijn toevertrouwd. Laten wij speciaal bidden voor hen die in het bijzonder rekenen op ons gebed en dat nodig hebben: dat door de trouw aan het gebed Christus steeds meer het leven van onze zielen wordt!
O, groot sacrament van het geloof, o, heilig priesterschap van de Verlosser van de wereld! Wat zijn wij u, Christus, dankbaar, dat u ons heeft toegelaten tot de communie met u, die van ons één gemeenschap met u heeft gemaakt, u, die ons toestaat uw vreedzaam offer te vieren en overal dienaars van goddelijke mysteries te zijn: op het altaar, bij de biecht, op de preekstoel, bij bezoeken aan zieken en gevangenen, in leslokalen, op leerstoelen aan universiteiten, op de kantoren waar wij werken! Wees geprezen, Zeer Heilige Eucharistie! Ik groet u, Kerk van God, die een priestervolk zijt Vgl. 1 Pt. 2, 9 , verlost door het kostbare bloed van Christus.
Het Vaticaan, 13 maart 1994,
vierde zondag in de Vastentijd, in het zestiende jaar van mijn Pontificaat. Johannes Paulus II.