Paus Benedictus XVI - 12 juni 2011
Dierbare broeders en zusters!
Wij vieren vandaag het grote hoogfeest van Pinksteren. Ja, in zekere zin, zijn alle liturgische hoogfeesten van de Kerk groot, maar dat van Pinksteren is het op een bijzondere manier, omdat het na een verloop van vijftig dagen de voltooiing aangeeft van het Paasgebeuren, van de dood en verrijzenis van de Heer Jezus, door de gave van de Geest van de Verrezene. De Kerk heeft ons de dagen voor Pinksteren met haar gebed voorbereid om door herhaalde en intense aanroeping van God, de vernieuwde uitstorting van de Heilige Geest te verkrijgen. Zo heeft de Kerk opnieuw beleefd wat bij haar oorsprong gebeurd is, toen de apostelen in het cenakel van Jeruzalem “eensgezind volharden in het gebed samen met de vrouwen, met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broeders” (Hand. 1, 14). Zij waren bijeen in de nederige en vertrouwende verwachting dat de belofte van de Vader zich zou voltrekken, die hun door Jezus was meegedeeld: “gij zult over enkele dagen gedoopt worden met de heilige Geest ... gij zult kracht ontvangen van de heilige Geest die over u komt” (Hand. 1, 5.8).
In de Pinksterliturgie, stemt met het verhaal uit de Handelingen van de Apostelen over het ontstaan van de Kerk Vgl. Hand. 2, 1-11 , Psalm 104 overeen, een lofzang van heel de schepping die de Schepper Geest verheft die alles met wijsheid gemaakt heeft: “Hoe veel is het wat Gij gedaan hebt, Heer, de aarde is vol van uw schepsels ... De roem van de Heer blijve eeuwig bestaan, Hij vinde zijn vreugde in al zijn schepsels” (Ps. 104, 24.31). Wat de Kerk ons wil zeggen, is dit: De Geest, Schepper van alle dingen en de Heilige Geest die Christus vanuit de Vader heeft laten neerdalen over de gemeenschap van de leerlingen, zijn één en dezelfde: schepping en verlossing horen elkander toe en vormen ten diepste één enkel mysterie van liefde en heil. De Heilige Geest is voor alles Schepper Geest en dus is Pinksteren ook het feest van de schepping. Voor ons, christenen, is de wereld de vrucht van een daad van liefde van God, die alles gemaakt heeft en waarover Hij zich verheugt omdat “het goed is”, “zeer goed is”, zoals het scheppingsverhaal zegt Vgl. Gen. 1, 1-31 . God is niet de totaal Andere, onbeschrijflijk en onbekend. God openbaart zich, Hij heeft een gelaat, God is rede, God is wil, God is liefde, God is schoonheid. Het geloof in de Schepper Geest en het geloof in de Geest die de verrezen Christus aan de apostelen en ieder van ons heeft gegeven, zijn dus onafscheidelijk verenigd.
De tweede lezing en het Evangelie van vandaag tonen ons deze band. De Heilige Geest is Degene die ons in Christus de Heer laat erkennen en de geloofsbelijdenis van de Kerk uitspreken: “Jezus is de Heer” (1 Kor. 12, 3). Heer is de titel die in het Oude Testament aan God wordt toegekend, de titel die bij het lezen van de Bijbel de plaats innam van Zijn onuitspreekbare Naam. Het Credo van de Kerk is niets anders dan de ontwikkeling van wat door deze eenvoudige uitspraak gezegd worden: “Jezus is de Heer”. Over deze geloofsbelijdenis zegt de heilige Paulus ons dat het precies om het woord en het werk van de Geest gaat. Indien wij in de Heilige Geest willen zijn, moeten wij ons bij dit Credo aansluiten. Door het ons eigen te maken, door het als ons woord te aanvaarden, krijgen wij toegang tot het werk van de Heilige Geest. De uitdrukking “Jezus is de Heer” kan in de twee richtingen gelezen worden. Zij betekent: Jezus is God en tegelijk: God is Jezus. De Heilige Geest verduidelijkt deze wederkerigheid: Jezus heeft een Goddelijke waardigheid en God heeft het menselijk gelaat van Jezus. God toont zich in Jezus en Hij geeft ons de waarheid over onszelf. Zich door dit woord ten diepste laten verhelderen, dat is het gebeuren van Pinksteren. Door het 1e Concilie van Constantinopel
Credo van Nicea - Constantinopel
(31 juli 381) te bidden, treden wij binnen in het mysterie van het eerste Pinksteren: na de wanorde van Babel, van stemmen die tegen elkaar in roepen, heeft een radicale omvorming plaats: de veelheid wordt een veelzijdige eenheid, door de één makende kracht van de Waarheid groeit het begrip. In het 1e Concilie van Constantinopel
Credo van Nicea - Constantinopel
(31 juli 381) dat ons uit alle hoeken der aarde verenigt en dat er door de Heilige Geest voor zorgt dat wij elkaar zelfs in de verscheidenheid van talen verstaan door het geloof, de hoop en de liefde, vormt zich de nieuwe Kerkgemeenschap van God.
In de liturgie van vandaag voelen wij nog een andere band aan. De Heilige Geest is Schepper, Hij is tegelijk Geest van Jezus Christus, maar zodanig dat Vader, Zoon en Heilige Geest één enige God zijn. En in het licht van de eerste lezing kunnen wij eraan toevoegen: de Heilige Geest bezielt de Kerk. Zij komt niet voort uit de wil van de mens, uit het denken, uit de handigheid van de mens of uit zijn groot organisatievermogen, want moest het zo zijn, dan was ze reeds lang vergaan zoals al wat menselijk is, voorbijgaat. De Kerk is daarentegen het Lichaam van Christus, bezield door de Heilige Geest. De beelden van wind en vuur, die de heilige Lucas gebruikt om de komst van de Heilige Geest weer te geven Vgl. Hand. 2, 2-3 , doen aan de Sinaï denken, waar God zich aan het volk van Israël geopenbaard heeft en Zijn verbond heeft toegezegd; “de Sinaï was geheel in rook gehuld – lezen we in het boek Exodus – omdat Jahwe in vuur was nedergedaald” (Hand. 19, 18). Inderdaad, Israël vierde de vijftigste dag na Pasen, na de herdenking van de vlucht uit Egypte, het feest van de Sinaï, het feest van het Verbond. Wanneer de heilige Lucas over vurige tongen spreekt om de Heilige Geest weer te geven, denken we terug aan het oude Verbond, gebaseerd op de Wet die Israël op de Sinaï kreeg. Zo wordt het Pinkstergebeuren voorgesteld als een nieuwe Sinaï, als de gave van een nieuw Verbond dat het Verbond met Israël uitbreidt tot alle volken der aarde, dat alle grenzen van de oude Wet laat wegvallen en verschijnt Zijn heiligste en onveranderlijke Hart, de liefde namelijk die precies de Heilige Geest meedeelt en verspreidt, de liefde die alles omvat.
Tegelijk verruimt, opent de Wet zich en wordt zij eenvoudiger: het is het Nieuwe Verbond dat de Geest “schrijft” in het hart van hen die in Christus geloven. De uitbreiding van het Verbond tot alle volken der aarde wordt door de heilige Lucas voorgesteld door middel van een opsomming van volken die aanzien hadden in die tijd Vgl. Hand. 2, 9-11 . Door iets heel belangrijks wordt ons zo meegedeeld dat de Kerk vanaf het eerste ogenblik katholiek is, dat haar universaliteit niet de vrucht is van een opeenvolgende toevoeging van verschillende gemeenschappen. Vanaf het eerste ogenblik heeft de Heilige Geest haar namelijk geschapen als de Kerk van alle volken; zij omvat de hele wereld, overstijgt alle grenzen van ras, klasse, natie: zij slaat alle grenzen neer en verenigt de mensen in de belijdenis van de drie-ene God. Vanaf het begin is de Kerk één, katholiek en apostolisch: het is haar ware natuur en zij moet als dusdanig erkend worden. Zij is heilig, niet dank zij de bekwaamheid van haar leden, maar omdat God zelf haar altijd met Zijn Geest schept, zuivert en heiligt.
Amen!