
Joseph Kardinaal Ratzinger - 31 mei 2004
Gedurende de laatste jaren zijn de kwesties aangaande vrouwen op nieuwe wijzen benaderd. Ten eerste is er een tendens sterk de nadruk te leggen op de ondergeschikte positie van de vrouw met als doel het opwekken van een vijandige houding: om zichzelf te kunnen zijn moet de vrouw vijand van de man zijn. Geconfronteerd met machtsmisbruik, moet de vrouw reageren door naar macht te streven. Dit proces leidt tot rivaliteit tussen man en vrouw, waarbij de identiteit en de rol van de een worden benadrukt ten nadele van de ander. Dit leidt tot een schadelijke verwarring met betrekking tot de menselijke persoon, die op de eerste plaats funest is voor de structuur van het gezin.
Een tweede tendens volgt in het kielzog van de eerste. Om te voorkomen dat een van de twee geslachten het andere overheerst, is er een neiging de verschillen te ontkennen en die te beschouwen als niet meer dan het gevolg van historische en culturele omstandigheden. Hierbij wordt het lichamelijke verschil, het geslacht, geminimaliseerd, terwijl het zuiver culturele element, gender genoemd, volledig benadrukt en als het allerbelangrijkste beschouwd wordt. Het verhullen van de verschillen, de dualiteit, van de geslachten heeft op verschillende niveaus bijzonder grote gevolgen. Deze theorie van de menselijke persoon, bedoeld om de gelijkstelling van de vrouw te bevorderen en haar te bevrijden van biologisch determinisme, heeft in de praktijk ideologieën doen ontstaan die bijvoorbeeld het gezin ter discussie stellen, wat betreft de natuurlijke structuur van twee ouders - moeder en vader - en die homoseksualiteit en heteroseksualiteit gelijk gesteld hebben, in een nieuw model van polymorfe seksualiteit.
Hoewel de directe wortels van deze tweede tendens te vinden zijn in de beschouwingen over de rol van de vrouw, moet de diepere oorzaak gezocht worden in de menselijke poging zich te bevrijden van het eigen biologische gegeven. Pauselijke Raad voor het Gezin, Gezin, familie en "De facto verbintenissen" (26 juli 2000), 8. Over de complexe vraag aangaande gender Volgens dit perspectief heeft de menselijke natuur geen eigenschappen in absolute zin: alle mensen kunnen en moeten zich naar eigen goeddunken vormen, omdat ze vrij zijn van elke voorbestemming op grond van hun essentiële gesteldheid. Dit perspectief heeft vele gevolgen. Op de eerste plaats wordt hierdoor de idee versterkt dat de bevrijding van de vrouw kritiek op de Heilige Schrift inhoudt, die een patriarchale opvatting van God zou overleveren, gevoed door een cultuur die wezenlijk gedomineerd wordt door de man. Ten tweede is het volgens deze tendens niet van belang en zonder betekenis dat de Zoon van God de menselijke natuur heeft aangenomen als man.
Op grond van deze fundamentele teksten kunnen we enige van de belangrijkste elementen van de Bijbelse kijk op de mens onder woorden brengen. Op de allereerste plaats moet worden benadrukt dat de mens een persoon is: "De mens is een persoon, de man en de vrouw in gelijke mate, want beiden zijn geschapen naar het beeld en de gelijkenis van de persoonlijke God." H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Over de waardigheid en de roeping van de vrouw, Mulieris Dignitatem (15 aug 1988), 6 De gelijke waardigheid van de personen wordt gerealiseerd in lichamelijke, psychologische en ontologische complementariteit, waarbij een harmonieuze verhouding van 'eenheid in de twee' ontstaat. Alleen de zonde en de 'zondige structuren' die verankerd zijn in de cultuur hebben deze verhouding tot potentiële conflictsituatie gemaakt. De bijbelse antropologie geeft aan dat problemen met betrekking tot geslachtelijke verschillen, zowel in het openbare leven als in het persoonlijke vlak, benaderd moeten worden vanuit een relationele houding en niet met gevoelens van concurrentie of wraak.
Bovendien moet het belang en de betekenis benadrukt worden van het seksuele verschil, als een diep in man en vrouw gegrifte werkelijkheid. "Seksualiteit karakteriseert man en vrouw niet alleen op het lichamelijke niveau, maar ook psychologisch en geestelijk, en tekent zo iedere uitdrukkingsvorm." Congregatie Katholieke Vorming (seminaries en universiteiten), Schets voor een seksuele opvoeding, Educatieve richtlijnen over de menselijke liefde (1 nov 1983), 4 Seksualiteit kan niet worden teruggebracht tot alleen maar een onbelangrijk biologisch feit, maar is "een fundamentele component van de persoonlijkheid, en vormt een van de manieren van 'zijn', van zich uiten, van het in contact treden met anderen, van gevoel, van het uitdrukking geven aan en beleven van menselijke liefde". Congregatie Katholieke Vorming (seminaries en universiteiten), Schets voor een seksuele opvoeding, Educatieve richtlijnen over de menselijke liefde (1 nov 1983), 4 Dit vermogen tot liefhebben - afspiegeling en beeld van God, die liefde is - wordt ook duidelijk gemaakt in het bruidskarakter van het lichaam, waarin de mannelijkheid of de vrouwelijkheid van de persoon tot uitdrukking komt.
De menselijke dimensie van geslachtelijkheid kan niet gescheiden worden van de theologische dimensie. Het menselijk wezen, als eenheid van ziel en lichaam, wordt daarom vanaf het begin gekenmerkt door de verhouding met de ander. Deze verhouding is nog steeds goed, maar tegelijkertijd ook veranderd. Ze is goed omdat ze oorspronkelijk goed is, zoals God heeft verklaard bij de schepping. Ze is echter veranderd door de disharmonie tussen God en de mensheid ten gevolge van de zonde. Deze verandering beantwoordt niet aan het oorspronkelijke plan van God voor man en vrouw, en ook niet met de waarheid aangaande de verhouding tussen de geslachten. We moeten dus concluderen dat de verhouding goed is, maar wel gewond, en behoefte heeft aan genezing.
Welke wegen tot genezing zijn er? Als we de problemen in de verhouding tussen de geslachten alleen beschouwen en analyseren in het licht van de door zonde gekenmerkte situatie, dan keren we noodzakelijkerwijs terug tot de hierboven genoemde fouten. De logica van de zonde moet doorbroken worden en er moet een weg gevonden worden die deze verwijdert uit het hart van de zondige mensheid. Hier wordt duidelijk naar verwezen in het derde hoofdstuk van Genesis als God een Redder belooft, waarbij de "vrouw" en haar "kroost" betrokken zijn Vgl. Gen. 3, 15 . Aan deze belofte zal een lange voorbereiding in de geschiedenis vooraf gaan, voor de vervulling komt.