
Paus Benedictus XVI - 8 december 2011
Opvoeding is het meest fascinerende en moeilijkste avontuur in het leven. Opvoeden – van het Latijnse educere – wil zeggen iemand naar buiten leiden, weg uit zichzelf, om hem binnen te leiden in de werkelijkheid, naar een volheid die hem doet groeien. Dit proces wordt gevoed door de ontmoeting van twee vrijheden, die van de volwassene en die van de jongere. Dit vraagt verantwoordelijkheid vanwege de leerling, die open moet staan om zich te laten leiden naar de kennis van de werkelijkheid, en van de opvoeder, die bereid moet zijn om zichzelf te geven. Daarvoor zijn meer dan ooit authentieke getuigen nodig, mensen die niet alleen regels en informatie doorgeven; getuigen, die verder kunnen kijken dan de anderen, omdat hun leven zoveel breder is. Een getuige is iemand die allereerst zelf voorleeft wat hij een ander voorhoudt.
Waar zijn de plaatsen waar een echte opvoeding tot vrede en tot rechtvaardigheid rijpt? Op de eerste plaats is dat het gezin, want de ouders zijn de eerste opvoeders. Het gezin is de kiemcel van de samenleving. “In het gezin leren de kinderen de menselijke en christelijke waarden, die een constructief en vreedzaam samenleven mogelijk maken, kennen. In het gezin leert men solidariteit tussen de generaties, respect voor regels, vergeving en aanvaarding van de ander”. Paus Benedictus XVI, Toespraak, Tot de bestuurders van de regio Latium en van de stad en de provincie Rome (14 jan 2011), 3 Het is de eerste school waarin men opgevoed wordt tot rechtvaardigheid en tot vrede.
We leven in een wereld waarin het gezin en ook het leven zelf voortdurend bedreigd en niet zelden verbrijzeld worden. Arbeidsvoorwaarden die vaak nauwelijks verenigbaar zijn met familiale verantwoordelijkheden, zorgen om de toekomst, het opgejaagde levensritme, migraties op zoek naar geschikte middelen om in het levensonderhoud te voorzien – als het al niet gaat om puur overleven – maken het uiteindelijk erg moeilijk om een voor de kinderen bijzonder kostbaar goed te verzekeren: de aanwezigheid van de ouders. Die aanwezigheid maakt het mogelijk om op een almaar diepgaandere manier samen op weg te gaan om zo de ervaring en de met de jaren verworven zekerheden door te kunnen geven. En die overdracht wordt pas mogelijk dankzij de tijd die ouders en kinderen samen doorbrengen. Ik zou de ouders willen aansporen om de moed niet te verliezen! Mogen zij met het voorbeeld van hun eigen leven hun kinderen aanmoedigen om hun hoop vooral op God te stellen. Van Hem alleen immers gaan echte rechtvaardigheid en echte vrede uit.
Ik zou me ook tot de verantwoordelijken van instellingen met een opvoedingsopdracht willen richten: dat zij met een groot verantwoordelijkheidsgevoel erover zouden waken dat in alle omstandigheden de waardigheid van elke persoon geëerbiedigd wordt en recht wordt gedaan. Dat zij ervoor zorgen dat elke jongere zijn persoonlijke roeping zou kunnen ontdekken, door hem zo te begeleiden dat de talenten die de Heer hem heeft toevertrouwd vrucht mogen dragen. Dat zij de gezinnen ook de verzekering bieden dat hun kinderen een vormingstraject kunnen afleggen dat niet in tegenspraak is met hun geweten en hun religieuze principes.
Moge elke opvoedingsinstantie een plek zijn waar men open staat voor het transcendente en voor de anderen; een plaats van dialoog, van samenhorigheid en luisterenbereidheid, waar de jongere met zijn eigen mogelijkheden en zijn innerlijke rijkdom tot zijn recht kan komen en zijn medemensen echt leert hoogachten. Een plek ook waar jongeren kunnen leren proeven van de vreugde die ontspringt daar waar men elke dag opnieuw leeft in naastenliefde en medeleven met de naaste en in de actieve deelname aan de uitbouw van een menselijker en broederlijker samenleving. Vervolgens richt ik me tot de politieke verantwoordelijken en roep hen op gezinnen en opvoedingsinstellingen concreet te helpen om hun recht en hun plicht tot opvoeden uit te oefenen. Aangepaste ondersteuning van het moeder- en vaderschap mag nooit ontbreken. Mogen de politici ervoor instaan dat niemand de toegang tot scholing geweigerd wordt en dat de gezinnen in alle vrijheid de opvoedingsinstellingen kunnen kiezen die ze als de best geschikte beschouwen voor het welzijn van hun kinderen. Mogen ze zich daadwerkelijk inzetten voor de hereniging van gezinnen die verdeeld zijn geraakt om in hun levensonderhoud te voorzien. Mogen ze de jongeren een helder beeld van de politiek bieden, als een echte dienst aan het algemeen welzijn.
Bovendien kan ik niet anders dan ook de wereld van de media op te roepen om haar bijdrage in de opvoeding te leveren. In de huidige samenleving spelen de massacommunicatiemiddelen een bijzondere rol: ze informeren niet alleen, maar ze bewerken ook de geest van hen tot wie ze zich richten, en ze kunnen bijgevolg aanzienlijk bijdragen tot de opvoeding van de jongeren. Het is belangrijk voor ogen te houden dat er een erg nauwe band bestaat tussen opvoeding en communicatie: opvoeding gebeurt immers bij middel van communicatie, die de vorming van een mens positief of negatief beïnvloedt.
Ook de jongeren moeten de moed hebben om op de eerste plaats zelf te beleven wat ze van hun omgeving vragen. Er rust een grote verantwoordelijkheid op hun schouders: mogen ze de kracht hebben om hun vrijheid op een goede en verantwoordelijke manier te gebruiken. Zij zijn zelf ook verantwoordelijk voor hun opvoeding en vorming tot rechtvaardigheid en vrede!