Paus Benedictus XVI - 8 december 2011
Het begin van een nieuw jaar - een geschenk van God aan de mensheid - zet me ertoe aan om aan allen, van harte en met groot vertrouwen, mijn beste wensen over te maken: moge de tijd die voor ons ligt concreet gekenmerkt worden door rechtvaardigheid en vrede.
Met welke ingesteldheid zien we het nieuwe jaar tegemoet? In Psalm 130 vinden we een heel mooi beeld. De psalmist zegt dat de gelovige mens op de Heer wacht, “meer nog dan de wachters die uitkijken naar de ochtend” (Ps. 130, 6); hij ziet met vaste hoop uit naar de morgen, want hij weet dat die licht, barmhartigheid en heil zal brengen. Die verwachting is ontsproten aan de ervaring van het uitverkoren volk, dat erkent dat God hen leert om de wereld te zien zoals hij is en niet te bezwijken voor tegenspoed. Ik nodig jullie uit om naar het jaar 2012 te kijken met deze ingesteldheid van hoopvol vertrouwen. Het is waar dat in het jaar dat nu ten einde loopt, het gevoel van frustratie is toegenomen als gevolg van de crisis die de samenleving en de wereld van de arbeid en de economie treft; een crisis waarvan de wortels vooral van culturele en antropologische aard zijn. Het is bijna alsof een donkere sluier onze tijd in duisternis heeft gehuld en niet toelaat het daglicht duidelijk te herkennen.
In deze duisternis houdt het hart van de mens nochtans niet op het morgenrood, waarover de psalmist spreekt, te verwachten. Die verwachting leeft uitgesproken bij de jongeren, en daarom gaan mijn gedachten naar hen en naar de bijdrage die zij kunnen en moeten leveren aan de samenleving. Daarom zou ik deze boodschap voor de 45e Wereldvrededag willen wijden aan het thema van de opvoeding: Jongeren opvoeden tot rechtvaardigheid en vrede, in de overtuiging dat zij, met hun enthousiasme en gedreven door hun idealisme, nieuwe hoop in de wereld kunnen brengen.
Mijn boodschap richt zich ook tot de ouders, tot de gezinnen, tot iedereen aan wie opvoeding en vorming toevertrouwd zijn, alsook tot hen die verantwoordelijkheid dragen in de diverse domeinen van het religieuze, maatschappelijke, politieke, economische en culturele leven en in de media. Aandacht hebben voor de wereld van de jongeren, bekwaam zijn om naar hen te luisteren en hun inbreng te waarderen, is niet alleen een uitgelezen kans, maar een fundamentele opgave voor de hele samenleving in de uitbouw van een toekomst van rechtvaardigheid en vrede.
Het gaat erom jonge mensen de smaak voor de positieve waarde van het leven bij te brengen door in hen het verlangen te wekken om zich in te zetten in dienst van het Goede. Dat is een opgave die ons aller persoonlijke engagement vereist.
De zorgen die vele jongeren de laatste tijd in verschillende regio’s in de wereld hebben geuit, drukken de wens uit om met gerechtvaardigde hoop naar de toekomst te kunnen kijken. En er zijn vandaag heel wat aspecten waarover ze zich ernstig zorgen maken: ze verlangen naar een opleiding die hen grondiger voorbereidt op de confrontatie met de werkelijkheid; ze zien hoe moeilijk het is om een gezin te vormen en vast werk te vinden; ze vragen zich af of ze effectief een bijdrage zullen kunnen leveren aan de politiek, de cultuur en de economie, om zo mee te bouwen aan een samenleving met een menselijker en meer solidair gezicht.
Het is belangrijk dat wat bij de jongeren gist en het idealisme dat eraan ten grondslag ligt, in alle geledingen van de samenleving de aandacht krijgen die ze verdienen. De Kerk kijkt vol hoop naar de jongeren, ze heeft vertrouwen in hen en moedigt hen aan op zoek te gaan naar de waarheid, het algemeen welzijn te behartigen en open te staan voor de wereld rondom hen, met ogen die in staat zijn om “nieuwe dingen” (Jes. 42, 9)(Jes. 48, 6) te zien!
Opvoeding is het meest fascinerende en moeilijkste avontuur in het leven. Opvoeden – van het Latijnse educere – wil zeggen iemand naar buiten leiden, weg uit zichzelf, om hem binnen te leiden in de werkelijkheid, naar een volheid die hem doet groeien. Dit proces wordt gevoed door de ontmoeting van twee vrijheden, die van de volwassene en die van de jongere. Dit vraagt verantwoordelijkheid vanwege de leerling, die open moet staan om zich te laten leiden naar de kennis van de werkelijkheid, en van de opvoeder, die bereid moet zijn om zichzelf te geven. Daarvoor zijn meer dan ooit authentieke getuigen nodig, mensen die niet alleen regels en informatie doorgeven; getuigen, die verder kunnen kijken dan de anderen, omdat hun leven zoveel breder is. Een getuige is iemand die allereerst zelf voorleeft wat hij een ander voorhoudt.
Waar zijn de plaatsen waar een echte opvoeding tot vrede en tot rechtvaardigheid rijpt? Op de eerste plaats is dat het gezin, want de ouders zijn de eerste opvoeders. Het gezin is de kiemcel van de samenleving. “In het gezin leren de kinderen de menselijke en christelijke waarden, die een constructief en vreedzaam samenleven mogelijk maken, kennen. In het gezin leert men solidariteit tussen de generaties, respect voor regels, vergeving en aanvaarding van de ander”. Paus Benedictus XVI, Toespraak, Tot de bestuurders van de regio Latium en van de stad en de provincie Rome (14 jan 2011), 3 Het is de eerste school waarin men opgevoed wordt tot rechtvaardigheid en tot vrede.
We leven in een wereld waarin het gezin en ook het leven zelf voortdurend bedreigd en niet zelden verbrijzeld worden. Arbeidsvoorwaarden die vaak nauwelijks verenigbaar zijn met familiale verantwoordelijkheden, zorgen om de toekomst, het opgejaagde levensritme, migraties op zoek naar geschikte middelen om in het levensonderhoud te voorzien – als het al niet gaat om puur overleven – maken het uiteindelijk erg moeilijk om een voor de kinderen bijzonder kostbaar goed te verzekeren: de aanwezigheid van de ouders. Die aanwezigheid maakt het mogelijk om op een almaar diepgaandere manier samen op weg te gaan om zo de ervaring en de met de jaren verworven zekerheden door te kunnen geven. En die overdracht wordt pas mogelijk dankzij de tijd die ouders en kinderen samen doorbrengen. Ik zou de ouders willen aansporen om de moed niet te verliezen! Mogen zij met het voorbeeld van hun eigen leven hun kinderen aanmoedigen om hun hoop vooral op God te stellen. Van Hem alleen immers gaan echte rechtvaardigheid en echte vrede uit.
Ik zou me ook tot de verantwoordelijken van instellingen met een opvoedingsopdracht willen richten: dat zij met een groot verantwoordelijkheidsgevoel erover zouden waken dat in alle omstandigheden de waardigheid van elke persoon geëerbiedigd wordt en recht wordt gedaan. Dat zij ervoor zorgen dat elke jongere zijn persoonlijke roeping zou kunnen ontdekken, door hem zo te begeleiden dat de talenten die de Heer hem heeft toevertrouwd vrucht mogen dragen. Dat zij de gezinnen ook de verzekering bieden dat hun kinderen een vormingstraject kunnen afleggen dat niet in tegenspraak is met hun geweten en hun religieuze principes.
Moge elke opvoedingsinstantie een plek zijn waar men open staat voor het transcendente en voor de anderen; een plaats van dialoog, van samenhorigheid en luisterenbereidheid, waar de jongere met zijn eigen mogelijkheden en zijn innerlijke rijkdom tot zijn recht kan komen en zijn medemensen echt leert hoogachten. Een plek ook waar jongeren kunnen leren proeven van de vreugde die ontspringt daar waar men elke dag opnieuw leeft in naastenliefde en medeleven met de naaste en in de actieve deelname aan de uitbouw van een menselijker en broederlijker samenleving. Vervolgens richt ik me tot de politieke verantwoordelijken en roep hen op gezinnen en opvoedingsinstellingen concreet te helpen om hun recht en hun plicht tot opvoeden uit te oefenen. Aangepaste ondersteuning van het moeder- en vaderschap mag nooit ontbreken. Mogen de politici ervoor instaan dat niemand de toegang tot scholing geweigerd wordt en dat de gezinnen in alle vrijheid de opvoedingsinstellingen kunnen kiezen die ze als de best geschikte beschouwen voor het welzijn van hun kinderen. Mogen ze zich daadwerkelijk inzetten voor de hereniging van gezinnen die verdeeld zijn geraakt om in hun levensonderhoud te voorzien. Mogen ze de jongeren een helder beeld van de politiek bieden, als een echte dienst aan het algemeen welzijn.
Bovendien kan ik niet anders dan ook de wereld van de media op te roepen om haar bijdrage in de opvoeding te leveren. In de huidige samenleving spelen de massacommunicatiemiddelen een bijzondere rol: ze informeren niet alleen, maar ze bewerken ook de geest van hen tot wie ze zich richten, en ze kunnen bijgevolg aanzienlijk bijdragen tot de opvoeding van de jongeren. Het is belangrijk voor ogen te houden dat er een erg nauwe band bestaat tussen opvoeding en communicatie: opvoeding gebeurt immers bij middel van communicatie, die de vorming van een mens positief of negatief beïnvloedt.
Ook de jongeren moeten de moed hebben om op de eerste plaats zelf te beleven wat ze van hun omgeving vragen. Er rust een grote verantwoordelijkheid op hun schouders: mogen ze de kracht hebben om hun vrijheid op een goede en verantwoordelijke manier te gebruiken. Zij zijn zelf ook verantwoordelijk voor hun opvoeding en vorming tot rechtvaardigheid en vrede!
Sint-Augustinus vroeg zich af: “Quid enim fortius desiderat anima quam veritatem? – Waarnaar verlangt de menselijke ziel nog sterker dan naar de waarheid?” H. Augustinus, In Iohannis Evangelium Tractatus. 26, 5 Het menselijk gezicht van een samenleving hangt sterk af van de mate waarin de opvoeding bijdraagt om deze niet te verdringen vraag levendig te houden. De opvoeding heeft immers te maken met de globale vorming van de mens, met inbegrip van de morele en spirituele dimensie van zijn bestaan, met het oog op zijn uiteindelijke bestemming en op het welzijn van de samenleving waartoe hij behoort. Daarom moet men, om tot waarheid op te voeden, allereerst weten wat de mens is, moet men zijn natuur kennen. Terwijl hij de hem omringende werkelijkheid in ogenschouw neemt, bedenkt de Psalmist: “Als ik de hemelkoepel zie, door uw vingers gevormd, als ik maan en sterren zie, door U daar aangebracht: wat is de mens, dat U aan hem denkt, en het mensenkind, dat U voor hem zorgt?” (Ps. 8, 4-5). Dat is de fundamentele vraag die men zich moet stellen: wie is de mens? De mens is een wezen dat in zijn hart een dorst naar oneindigheid draagt, een dorst naar waarheid – geen deelwaarheid, maar een waarheid die de zin van het leven kan verklaren - want hij werd naar Gods beeld en op hem gelijkend geschapen. Het leven dankbaar erkennen als een onschatbaar geschenk leidt zo tot de ontdekking van de eigen innerlijke waardigheid en de onaantastbaarheid van elke persoon. Daarom bestaat de eerste opvoeding erin in de mens het beeld van de Schepper te leren herkennen en bijgevolg een diep respect te koesteren voor elk menselijk wezen en de anderen te helpen om hun leven uit te bouwen in overeenstemming met deze hoogste waardigheid. Men mag nooit vergeten dat “de ware ontwikkeling van de mens de gehele persoon in al zijn dimensies betreft” Paus Benedictus XVI, Encycliek, Liefde in Waarheid - Over de integrale ontwikkeling van de mens in liefde en waarheid, Caritas in Veritate (29 juni 2009), 11 Vgl. H. Paus Paulus VI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de Evangelisatie in de Moderne Wereld, Evangelii Nuntiandi (8 dec 1975), 14, met inbegrip van zijn transcendente dimensie, en dat de persoon niet mag opgeofferd worden om een specifiek goed te bereiken, zij het van economische of sociale, individuele of gemeenschappelijke aard.
Alleen in zijn relatie met God begrijpt de mens ook de betekenis van zijn eigen vrijheid. En het is de taak van de opvoeding tot echte vrijheid op te leiden. Die bestaat niet in het ontbreken van verbondenheid of in de heerschappij van de willekeur en zij is niet de verabsolutering van het “ik”. De mens die zichzelf verabsoluteert, die denkt dat hij van niets of niemand afhankelijk is en alles kan doen wat hij wil, spreekt uiteindelijk de waarheid van zijn eigen bestaan tegen en verliest zijn vrijheid. De mens is integendeel een relationeel wezen, dat leeft in relatie met de anderen en vooral met God. Echte vrijheid kan nooit bereikt worden door zich van God te verwijderen.
De vrijheid is een kostbare, maar delicate waarde; ze kan misverstaan en misbruikt worden.
“Een bijzonder bedreigende hindernis voor het opvoedingswerk vandaag vormt in onze samenleving en cultuur de massieve aanwezigheid van het relativisme, dat niets als definitief erkent en alleen het eigen ik met zijn begeertes als ultieme maatstaf laat gelden en onder het mom van vrijheid voor iedereen een gevangenis wordt, omdat het de mensen uit elkaar haalt en iedereen reduceert tot iemand die zich in zijn eigen “ik” opsluit. Binnen zulk een relativistische horizon is echte opvoeding daardoor niet mogelijk: zonder het licht van de waarheid ziet elk mens zich immers vroeg of laat veroordeeld om te twijfelen zowel aan de kwaliteit van zijn eigen leven en van de relaties die het mee vormgeven, als aan de waarde van zijn inzet om samen met anderen iets op te bouwen." Paus Benedictus XVI, Toespraak, Bij de opening van het pastoraal congres voor het Diocees Rome in de pauselijke basiliek St. Jan van Lateranen over het thema "Gezin en christelijke gemeenschap: vorming van de persoon en doorgeven van het geloof", Antropologische grondslag van het gezin (6 juni 2005), 7
Om zijn vrijheid uit te oefenen, moet de mens bijgevolg de relativistische horizon oversteken en de waarheid over zichzelf en de waarheid omtrent goed en kwaad leren kennen. In de diepte van zijn geweten ontdekt de mens een wet, die hij niet zelf uitvaardigt, maar waaraan hij integendeel gehoor moet geven en waarvan de stem hem oproept om lief te hebben, om het goede te doen en het kwade te laten, en om de verantwoordelijkheid op te nemen voor het goede dat hij doet en het kwaad dat hij begaat. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 16 Daarom is de uitoefening van de vrijheid fundamenteel verbonden met de morele natuurwet, die een universeel karakter heeft. Ze geeft uitdrukking aan de waardigheid van elk mens, vormt de basis voor zijn fundamentele rechten en plichten, en bijgevolg en in laatste instantie, voor het samenleven van mensen in rechtvaardigheid en vrede.
Het juiste gebruik van de vrijheid staat dus centraal in de bevordering van de rechtvaardigheid en de vrede, die respect voor zichzelf en voor de andere vereisen, zelfs als die sterk afwijkt van de eigen bestaans- en levenswijze. Die basishouding brengt de elementen voort zonder dewelke vrede en rechtvaardigheid loze woorden blijven: wederzijds vertrouwen, het vermogen om een constructieve dialoog te voeren, de mogelijkheid tot vergeving – die we zo vaak voor onszelf willen bekomen, maar o zo moeilijk zelf schenken – wederzijdse liefde, het meevoelen met de zwaksten en de bereidheid offers te brengen.
In onze wereld, waarin de waarde van de persoon, zijn waardigheid en zijn rechten – voorbij alle intentieverklaringen – ernstig bedreigd worden door de algemeen verspreide tendens om uitsluitend rekening te houden met criteria van nuttigheid, winst en materieel bezit, is het belangrijk het begrip rechtvaardigheid niet los te snijden van zijn transcendentale wortels. Rechtvaardigheid is immers niet zomaar een menselijke overeenkomst; wat rechtvaardig is, wordt in oorsprong niet bepaald door een positieve wet, maar door de diepe identiteit van de mens. Het is de integrale visie op de mens die ons in staat stelt niet te vervallen in een contractuele visie op rechtvaardigheid, maar ook, dankzij haar, de horizon van de solidariteit en de liefde te openen. Vgl. Paus Benedictus XVI, Toespraak, Tot de vergadering van de Duitse Bondsdag - Gebouw van de Reichstag, Berlijn, Het luisterend hart - Reflecties op de onderbouwing van het recht (22 sept 2011)
We kunnen niet ontkennen dat bepaalde stromingen in de moderne cultuur, steunend op rationalistische en individualistische principes uit de economie, het begrip rechtvaardigheid hebben vervreemd tot in zijn transcendente wortels door het te scheiden van de naastenliefde en de solidariteit:
“De aardse stad wordt niet alleen vooruitgeholpen door betrekkingen op grond van rechten en plichten, maar allereerst en vooral op grond van relaties die worden getekend door belangeloze vrijgevigheid, barmhartigheid en samenhorigheid. De naastenliefde openbaart, ook in de menselijke relaties, altijd de liefde van God; die verleent aan iedere inzet voor rechtvaardigheid in de wereld een theologische en heilbrengende waarde.” Paus Benedictus XVI, Encycliek, Liefde in Waarheid - Over de integrale ontwikkeling van de mens in liefde en waarheid, Caritas in Veritate (29 juni 2009), 6
“Gelukkig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden” (Mt. 5, 6). Zij zullen verzadigd worden omdat ze hongeren en dorsten naar een juiste relatie met God, met zichzelf, met hun medemens en met de hele schepping.
De vrede is echter niet alleen een geschenk dat men ontvangt, maar ook altijd een werk dat moet worden opgebouwd. Om echte vredestichters te zijn, moeten we onszelf opvoeden tot mededogen, solidariteit, samenwerking en broederlijkheid. We moeten actief aanwezig zijn in de samenleving, waakzaam blijven om het geweten van de mensen wakker te schudden voor nationale en internationale vraagstukken en voor het belang van het zoeken naar geschikte modaliteiten voor de herverdeling van de rijkdom, voor het bevorderen van de groei, voor de ontwikkelingssamenwerking en de vreedzame oplossing van conflicten. "Gelukkig die vrede brengen, want zij zullen kinderen van God genoemd worden", zegt Jezus in de Bergrede (Mt. 5, 9).
Vrede voor allen is de vrucht van de rechtvaardigheid voor iedereen. Niemand kan zich onttrekken aan de wezenlijke plicht om de rechtvaardigheid te bevorderen volgens zijn eigen bekwaamheden en verantwoordelijkheden. Ik nodig in het bijzonder de jongeren uit, om met de sterke gehechtheid aan idealen die hen eigen is, met geduld en standvastigheid op zoek te blijven gaan naar rechtvaardigheid en vrede en om de smaak voor wat rechtvaardig en waar is te cultiveren, zelfs als dit offers zou kunnen vragen en de bereidheid om tegen de stroom in te zwemmen.
Met de moeilijke uitdaging voor ogen om de wegen van de rechtvaardigheid en de vrede te bewandelen, kunnen we in de bekoring komen om ons met de psalmist af te vragen: “Ik sla mijn ogen op naar de bergen: van welke berg komt mijn hulp?” (Ps. 121, 1). Tot u allen, in het bijzonder tot de jongeren, zou ik met nadruk willen zeggen:
“Het zijn niet de ideologieën die de wereld zullen redden, maar alleen een terugkeer tot de levende God, die onze Schepper is, die garant staat voor onze vrijheid, voor wat werkelijk goed en waar is… de terugkeer, zonder enige terughoudendheid, tot God, die de maat is van wat rechtvaardig is en die tegelijk eeuwige liefde is. En wat anders zou ons kunnen redden dan alleen de liefde?” Paus Benedictus XVI, Toespraak, Avondwake Wereld Jongeren Dagen Keulen 2005, Meditatie (20 aug 2005), 6
De liefde vindt vreugde in de waarheid, ze is de kracht die ons in staat stelt ons in te zetten voor de waarheid, de gerechtigheid en de vrede, want ze verdraagt alles, gelooft alles, hoopt alles en verduurt alles Vgl. 1 Kor. 13, 1-13 .
Dierbare jonge mensen, jullie zijn een kostbaar geschenk voor de samenleving. Laat je niet ontmoedigen als jullie met moeilijkheden te kampen hebben. Verlaat je niet op valse oplossingen, die vaak de eenvoudigste weg lijken om problemen te boven te komen. Wees niet bang je in te zetten, je in te spannen en offers te brengen, te kiezen voor wegen die trouw en volharding, eenvoud en toewijding vergen. Vertrouw op je jeugd en je diepe verlangens naar geluk, waarheid, schoonheid en oprechte liefde die jullie ervaren! Beleef intens deze periode in je leven die zo rijk en vol van enthousiasme is.
Wees je ervan bewust dat jullie zelf een inspirerend voorbeeld zijn voor de volwassenen. En hoe meer jullie je inspannen om een einde te maken aan onrecht en corruptie, en hoe meer jullie verlangen naar een betere toekomst en je engageren om die waar te maken, des te meer zullen jullie een echt voorbeeld zijn. Wees je bewust van je mogelijkheden en sluit je nooit op in jezelf, maar probeer te werken aan een mooiere toekomst voor iedereen. Jullie zijn nooit alleen. De Kerk heeft vertrouwen in jullie, ze gaat met jullie mee, moedigt jullie aan en wil jullie graag haar meest kostbare geschenk aanbieden: de mogelijkheid om je ogen op te slaan naar God, om Jezus te ontmoeten, Hij die rechtvaardigheid en vrede is.
Aan u allen, mannen en vrouwen, die de zaak van de vrede sterk ter harte nemen: de vrede is niet iets wat al verworven is, maar een doel dat wij allen en ieder van ons moeten nastreven. Laten we met nog meer hoop naar de toekomst kijken. Laten we elkaar bemoedigen op onze tocht. Laten we samenwerken om onze wereld een menselijker en broederlijker gezicht te geven. En laten we ons samen verantwoordelijk voelen voor de huidige en de komende jonge generaties, vooral door hen op te voeden tot vredelievende mensen en vredestichters. Vanuit dit besef stuur ik u deze overwegingen en richt ik mijn oproep tot u: laten we onze geestelijke, morele en materiële krachten verenigen om “de jongeren tot rechtvaardigheid en vrede op te voeden”.
Vaticaan, 8 december 2011
Benedictus PP XVI